direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijf
Plan: Buitengebied De Voorste Stroom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Functie

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch loonbedrijf van de milieucategorie 3.1 en met SBI-code 014-1, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • b. een opslaggebouw van de milieucategorie 2 en met SBI-code 52109, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. een hoveniersbedrijf van de milieucategorie 2 en met SBI-code 0112-1, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • d. een composteringsbedrijf van de milieucategorie 3.2 en met SBI-code 9002 zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-composteringsbedrijf';
  • e. een timmerwerkfabriek van de milieucategorie 3.1 en met SBI-code 45-2, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-timmerwerkfabriek';
  • f. een gronddepot van de milieucategorie 3.1 en met SBI-code 45-2, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot';
  • g. een bierbrouwerij van de milieucategorie 4.2 en met SBI-code 1596, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-bierbrouwerij';
  • h. een rioolgemaal met bijbehorende bergingsbakken van de milieucategorie 2 en met SBI-code 9001, zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • i. bouwwerken van algemeen nut.
8.1.2 Functie-aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfswoning';
  • b. 'specifieke vorm van bedrijf-rijbak';
  • c. 'erf';
  • d. 'horeca tot en met horecacategorie 2';
  • e. 'landschapswaarden';
  • f. 'opslag';

zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven waarden en/of functie(s).

8.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen;
  • b. kantoorruimten, tot een maximum van 15m² van het bedrijfsvloeroppervlak per bouwperceel;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zulks tot een maximum van 10m²;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. groen- en speelvoorzieningen;
  • i. objecten voor beeldende kunst;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 8.1.1 en 8.1.2 genoemde functies.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. bestaande bebouwing, welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
  • c. tenzij door middel van een bouwvlak, bouw- of maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven, mag het bestemmingsvlak volledig worden volgebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m.
  • d. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 8.1.1 en 8.1.2 toegelaten functies.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' geldt het bepaalde in 34.3.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mag niet worden gebouwd.
8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
  • b. de gebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 m van de (zijdelingse) perceelsgrenzen.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • f. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 45°, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
8.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, tenzij door middel van (een) aanduiding(en) een ander maximum is aangegeven. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • f. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
8.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduidingen 'erf' en 'bijgebouw'.
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een
    maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij door middel van een
    maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2,tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • f. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de (zijdelingse) perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • g. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
8.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht.
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m.
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
8.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en op het erf niet meer dan 5 m en op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-rijbak' mogen rijbakken voor paarden worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van de desbetreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m, en
    • 2. de inwendige oppervlakte van een rijbak niet meer mag bedragen dan 800 m2 en de buitenwerkse oppervlakte niet meer mag bedragen dan 875 m².
8.2.7 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, eveneens ondergronds mag worden gebouwd, en daarnaast direct aansluitend in- en uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd en
  • b. de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 8.4.2, ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 8.2.2 voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 8.2.2 en 8.2.3 met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte, zulks tot een maximum van 12 m;
  • c. het bepaalde in 8.2.2 met betrekking tot het bebouwingspercentage, zulks tot een maximum van 100%;
  • d. het bepaalde in 8.2.6 ten aanzien van de hoogte van erfafscheidingen in het onbebouwd erf, zulks tot een hoogte van maximaal 2 m;
  • e. het bepaalde in 8.2.6 ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m binnen het bouwvlak en op het erf en tot een hoogte van maximaal 3 m in het onbebouwd erf.
8.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in 8.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming 'Bedrijf', wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken, niet zijnde toegelaten bedrijfswoningen, voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 8.1.3 sub b;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 8.1.3 sub c;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer woonruimten dan wel het gebruik van bedrijfsbebouwing of aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning als zelfstandige of afhankelijke woonruimte;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • g. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • h. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
8.6.1 Ontheffing afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1, ontheffing te verlenen van het bepaalde in 8.5.1 ten behoeve van het gebruik van aan- of uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg en
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast en daarnaast in elk geval maximaal 80 m² beslaat en
  • c. de aanvrager een overeenkomst met de gemeente Tilburg afsluit, waaruit blijkt dat de aanvrager - en zijn rechtverkijgenden - zich verplicht(en) de mantelzorgruimte niet afgesplitst van de woning aan derden te verkopen en waarin ter zake een kwalitatieve verplichting wordt gevestigd als bedoeld in artikel 6 : 252 van het Burgelijk Wetboek, met daaraan gekoppeld een boetebeding en
  • d. de aanvrager in die overeenkomst voorts verklaart, dat als de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en
  • e. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging naar bestemming 'Natuur' of 'Bos'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Bos' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur en/of bos, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS.

8.7.2 Wijziging naar bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk, natuur- en/of landschapscompensatie buiten de EHS, beekherstel, waterberging en/of waterzuivering.