direct naar inhoud van Artikel 21 Water
Plan: Buitengebied De Voorste Stroom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Functie

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van watergangen;
  • d. recreatief medegebruik.
21.1.2 Functie-aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de voor 'Water' aangewezen gronden mede bestemd voor één of meerdere landschapselementen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-helofytenfilter' zijn de voor 'Water' aangewezen gronden mede bestemd voor een helofytenfilter en waterbassins.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de voor 'Water' aangewezen gronden mede bestemd voor recreatieve voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

21.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 21.1.1 toegelaten functies.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Mogelijkheden tot stellen nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
21.4 Ontheffing van de bouwregels
21.4.1 Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 21.4.2, ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 21.2.2 met betrekking tot het bouwen van gebouwen, voor zover het gronden met de functie-aanduiding 'recreatie' betreft en de gebouwen ten behoeve van die functie worden opgericht, zulks tot een maximale bouwhoogte van 15 m.
  • b. het bepaalde in 21.2.3 met betrekking tot de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • c. het bepaalde in 21.2.3 met betrekking tot de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een maximale bouwhoogte van 20 m.
21.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 21.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen van natuur en landschap niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • e. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.