direct naar inhoud van Artikel 22 Water-Waterstaatkundige doeleinden
Plan: Buitengebied De Voorste Stroom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001

Artikel 22 Water-Waterstaatkundige doeleinden

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Functie

De voor 'Water-Waterstaatkundige doeleinden' aangegeven gebieden zijn bestemd voor:

  • a. water en vaarwegen;
  • b. oevers met beschoeiing;
  • c. aan- en afvoerkanalen en waterwegen;
  • d. zwaaikommen;
  • e. vaarwegmeubilair en -tekens;
  • f. leidingwerken ten behoeve van de functie;
  • g. beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, en sluizen;
  • h. deuren werkplaatsen/ opslagterreinen;
  • i. oeverzones met geplande verruiming van vaarwegen;
  • j. toegangswegen objecten;
  • k. inspectiewegen / paden langs de oever;
  • l. aanlegsteigers;
  • m. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;
  • n. bouwwerken van algemeen nut.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

22.2.2 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, en bouwwerken van algemeen nut.
  • b. De bouwhoogte van beheer- en bedieningsgebouwen, gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de functie vaarwegen, mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
22.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m²;
  • d. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 22.1.1 toegelaten functies.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
22.4 Ontheffing van de bouwregels
22.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 39.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 22.4.2, ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 22.2.4 met betrekking tot de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • b. het bepaalde in 22.2.4 met betrekking tot de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een maximale bouwhoogte van 20 m.
22.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 22.4.1 en genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de vaarwegbeheerder instemt met de te verlenen ontheffing.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.