direct naar inhoud van 4.4 Waterparagraaf
Plan: Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008026-e001

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Bestaand watersysteem
4.4.1.1 Gebiedskenmerken

Het plangebied is volledig gesitueerd in het stroomgebied van de Oude Leij -De Donge, en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebiedvan het waterschap Brabantse Delta. De Landgoederenzone is ongeveer 404 ha groot, en bestaat overwegend uit bos, sport- en recreatiegebieden, agrarisch landschappelijke gebieden, gebieden met natuurwaarden als ook landgoederen met bebouwbaar oppervlak. De hoogteligging van het plangebied varieert van circa 9,00 m + NAP in het uiterste westen langs de Oude Leij tot ruim 14,00 m + NAP in het oosten langs de Gilzerbaan en in het bosgebied de Oude Warande.

4.4.1.2 Bodem en grondwater

De bodems in het plangebied en omgeving zijn gevormd in pleistocene dekzandgronden, die behoren tot het oorspronkelijke hoogterras van de Maas en Rijn. Deze dekzanden bestaan over het algemeen uit fijne tot matig fijne zanden, maar bevatten ook lagen met grof zand en grind. Met name de bovenste meters van het grondpakket bestaan overwegend uit leemhoudend matig fijn zand, diepere lagen bestaan veelal uit grover materiaal. Het leemgehalte van de bovengrond varieert sterk. Plaatselijk kunnen, op verschillende diepten, storende dikkere leemlagen voorkomen. In de oorspronkelijke beekdalen, zoals die van de Donge/Oude Leij, heeft in het verleden enige veenvorming plaatsgevonden. Op de hogere delen zijn veld- en laarpodzolgronden, gooreerdgronden en enkeerdgronden aanwezig.

De stad Tilburg, en dus ook het plangebied, is grotendeels gesitueerd in een infiltratiegebied, een hoger gelegen relatief droog gebied, waar hemelwater in een natuurlijke situatie in de bodem trekt (infiltreert) en in de ondergrond terechtkomt. Dit infiltratiegebied maakt deel uit van het grondwatersysteem "Drunense Duinen". In dit systeem bevindt zich een grondwaterscheiding die in noord-zuid richting dwars door de stad loopt. In het gebied ten westen van deze grondwaterscheiding, waarbinnen het plangebied is gesitueerd, stroomt het freatisch grondwater globaal in westelijke richting, naar het dal van de Donge/Oude Leij. Door deze grondwaterstroming en optredende kwel langs de beken aan de westkant van de stad, is in het beekdal van de Donge/Oude Leij sprake van vrij natte omstandigheden. Lokale stroming van het freatisch grondwater vindt eveneens plaats in de richting van de Drassige Driehoek in het noorden van het plangebied en naar lokale waterpartijen. Dergelijke vrij natte gebieden zijn minder geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Door een afname van de hoeveelheid infiltratiewater door verstedelijking is ook in natte gebieden in toenemende mate sprake van verdroging.

4.4.1.3 Grondwaterbeschermingsgebieden

Een belangrijk deel van het plangebied ligt binnen de begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied behorend bij het waterwingebied Gilzerbaan.

Strikt gezien vanuit het Provinciale Milieuverordening, heeft het plan te maken met drie gedifferentieerde zones:

  • het plangebied valt net buiten het waterwingebied zelf;
  • het zuidwestelijke deel van het plangebied overlapt het 25 jaarszone een oppervlakte van ongeveer 40 Ha;
  • de rest van het plan valt grotendeels binnen dit de boringsvrije zone.

Het waterwingebied is in eigendom en beheer bij de Brabant Water. Voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit zijn diverse wettelijke regelingen van toepassing, waarin voorwaarden zijn gesteld aan activiteiten op of in de bodem, teneinde een algemeen beschermingsniveau voor bodem en grondwater te realiseren. Ook is hier van toepassing de "Verordening grondwaterbeschermingsgebieden provincie Noord-Brabant" en / of de bovengenoemde Provinciale Milieuverordening, van kracht vanaf juni 2004

4.4.1.4 Oppervlaktewater

Het belangrijkste natuurlijke oppervlaktewater in het plangebied wordt gevormd door een beek aan de westgrens van het plangebied. Ten noorden van de Bredaseweg heet deze beek De Donge, ten zuiden van deze weg Oude Leij. De Donge/Oude Leij heeft de functie viswater en de deelfunctie "ecologische verbindingszone" gekregen. Tevens de deelfunctie beekherstel. Het peil wordt kunstmatig beheerd door middel van verschillende stuwen langs het hele tracé.

Bij de functie ‘viswater’ is de toekenning gebaseerd op de Europese richtlijn viswater 78/659/EEG. De functie is toegekend aan:

  • een aantal waterlopen met een functie ‘waternatuur’: beken en kreken;
  • een aantal andere waterlopen die als de belangrijkste verbinding (hoofdmigratieroutes) fungeren of moeten gaan fungeren;
  • tussen waterlopen of systemen van waterlopen met één van de bovengenoemde functies onderling, of;
  • tussen deze systemen en de rijkswateren.

Er is één wijziging aangebracht ten opzichte van Waterhuishoudingplan 2, van 1998, door de toekenning van de functie viswater aan de Donge, ten zuiden van het Wilhelminakanaal. Hiervoor geldt als overweging dat in de afgelopen jaren door aangepast onderhoud en inrichting, onder meer binnen het stedelijk gebied van Tilburg, de kans op succesvolle vismigratie aanzienlijk is toegenomen.

Het overige oppervlaktewater in het plangebied bestaat uit een aantal verspreid in het gebied gelegen vijvers en poelen. De vijvers hebben met name een landschappelijke functies, doch het water kan ook worden gebruikt voor de beregening van omliggende gazons. Afstroming van hemelwater verloopt deels direct naar het rioolstelsel, deels in de richting van het beekdal. Zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer in het plangebied valt onder verantwoording van waterschap Brabantse Delta.

4.4.1.5 Riolering

In de bestaande situatie is voor een deel van het plangebied drie drukrioolstelsels aanwezig, voor de afvoer van vuilwater van de solitair staande bebouwing en sportaccommodaties. De twee oostelijk gelegen drukrioolstelsels hebben een lozingspunt op de oostelijke grens van het plangebied. Het noordwestelijk gelegen drukrioolsysteem heeft een lozingspunt buiten het plangebied in de wijk Witbrant West. Al het afvalwater stroomt onder vrij verval af naar de zuiveringinstallatie Tilburg, in beheer van het waterschap De Dommel. Het plangebied is in de bestaande situatie volledig gerioleerd.

4.4.1.6 Functies

Waterschappen Brabantse Delta alsook De Dommel voeren een zodanig beleid dat oppervlaktewateren aan alle kwalitatieve en kwantitatieve eisen voldoen om zijn functies te vervullen. Deze eisen zijn gesteld aan het betreffende oppervlaktewater, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen.

In het Provinciaal Waterhuishoudingplan zijn daarop, na integrale belangenafwegingen, door de provincie waterhuishoudkundige functies toegekend. Dit vooruitlopend op de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) waarin wateren dienen te zijn onderverdeeld naar typologie. Hierbij zal aquatische ecologie een prominent item zijn.

Het beleid van beide waterschappen is in grote lijnen weergegeven in de Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005 en in werking is sinds 17 september 2005), en in de Keur waterkeringen en oppervlaktewateren waterschap Brabantse Delta (d.d. 29 juni 2005).

Uit de Keurkaarten van Brabantse Delta blijkt dat vrijwel het gehele plangebied is aangeduid als Keurbeschermingsgebied. Dit Keurbeschermingsgebied is groter dan het plangebied zelf en strekt zich in noordelijke-, noordwestelijke- en zuidelijk richting verder uit en heeft een geschatte totale oppervlakte van ongeveer 1205 ha.

4.4.2 Duurzaam stedelijk water

Bij toekomstige ontwikkelingen dient de omgang met regenwater te passen binnen de beleidsuitgangspunten zoals die omschreven zijn in het gemeentelijke waterplan (GWP), het Waterstructuurplan (WSP), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en de vierde nota waterhuishouding (NW4). Bij nieuwbouwplannen dienen de mogelijkheden onderzocht te worden of er op een duurzame manier omgegaan kan worden met regenwater.

Mogelijkheden hiervoor zijn:

  • Regenwater opvangen en hergebruiken, bijv. voor toiletspoeling;
  • Regenwater infiltreren in de bodem;
  • Een combinatie van beide mogelijkheden.

In het kader van grote renovaties, stadsvernieuwing en grote bouwplannen wordt het omgaan met het watersysteem structureel duurzaam aangepakt. De mogelijkheden om anders om te gaan met het hemelwater worden verkend en afgewogen. Waar technisch en financieel haalbaar, wordt de afvoer van hemelwater afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel. Deze aanpak is bij elk plan maatwerk.

In het Waterstructuurplan van de gemeente Tilburg (juni 2000) wordt het plangebied grotendeels gekenmerkt als een infiltratiegebied. De stromingsrichting van het (freatische) grondwater verloopt globaal zuidoost - noordwest in de richting van het dal van de Donge / Oude Leij. Een lokaal afwijkende stroming van het freatisch grondwater vindt plaats in de richting van o.a. de Drassige Driehoek in het noorden van het gebied en nabij enkele lokale waterpartijen. De Donge en de waterloop vanuit de Drassige Driehoek zorgen voor de afwatering van het oppervlaktewater. Lokaal zijn geïsoleerde poelen en vijvers aanwezig. Binnen het plangebied wordt als belangrijk speerpunt vermeld het combineren van natuurherstel langs de Donge / Oude Leij en in de Drassige Driehoek met een optimaal waterbeheer. Daarbij wordt onder meer gedacht aan:

  • Versterken van de infiltratie in hoger gelegen gebieden in de omgeving, ter verbeteren van de relatie tussen infiltratie en kwel;
  • Vasthouden van water in deze natte gebieden door waterconservering en retentie en het zoeken naar mogelijkheden voor hergebruik (overtollig water) voor bijvoorbeeld singels en vijvers (doorspoeling; zomers droogvallen), landbouw en overige natuur (verdrogingbestrijding).

Daarnaast kan worden gewezen op het beleid dat door de gemeente, in samenspraak met het waterschap, wordt gehanteerd voor de inrichting van "natte ecologische verbindingszones", zoals beschreven in paragraaf 6.1. De gewenste waterhuishoudkundige situatie voor ‘viswater’ is gekenmerkt door:

Ecologie

De doelstelling richt zich op een bij het watertype behorende natuurlijke visstand. Het bereiken van de gewenste visfauna moet zoveel mogelijk via een natuurlijke ontwikkeling verlopen. Het uitzetten van vis geschiedt terughoudend en, indien onvermijdelijk, bij voorkeur met soorten van inlandse herkomst.

Waterkwaliteit

De kwaliteitsdoelstelling is water voor ‘karperachtigen’. Beide kwaliteitsdoelstellingen zijn op basis van artikel 1c. van de Wet verontreiniging oppervlaktewater, vastgelegd in artikel 5 van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren en de bijbehorende bijlage III. Beide kwaliteitsdoelstellingen gelden niet voor bovenlopen die van natuur een deel van het jaar droogvallen. Voor dergelijke waterlopen ontwikkelen de waterschappen criteria die behoren bij de natuurlijke condities ter plaatse.

Inrichting

De inrichting voorziet in geschikte paaiplaatsen, opgroeigebieden en migratiemogelijkheden. Paai- en opgroeigebieden zijn in voldoende mate aanwezig en zijn zonder barrières bereikbaar. Dankzij uitwisseling tussen de populaties in de verschillende wateren worden de soorten voor uitsterven behoed.

Kwantiteit en beheer

De waterstand en de eventuele stroomsnelheid zijn afgestemd op de vissoorten uit het streefbeeld. De belangrijkste reden voor opname van de zoekgebieden in dit plan, evenals opname in het Streekplan, is het vrijwaren van deze gebieden van mogelijk nadelige ontwikkelingen, zolang nog onzeker is welke gebieden uiteindelijk als bergingsgebied zullen worden ingezet en welke niet.

4.4.3 Watertoets
4.4.3.1 Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21) en kwaliteit en ecologie (KRW).

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Waterplan (1997) en verder uitgewerkt en ruimtelijk vertaald in het Waterstructuurplan (2002). In het Waterplan zijn algemene doelstellingen geformuleerd op de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte. Het Waterstructuurplan koppelt het actieprogramma uit het Waterplan aan ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en geeft hiermee onder andere invulling aan water als ordenend principe. In het waterstructuurplan zijn de volgende hoofddoelstellingen voor het gemeentelijk waterbeleid opgenomen:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

De principes van duurzaam waterbeheer zoals verwoord in het Waterplan en het Waterstructuurplan zijn nog steeds actueel. Ze zijn ook meegenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan 3 dat in 2005 is vastgesteld. In bestaand stedelijk gebied kan het vasthouden van gebiedseigen water een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van het natuurlijk watersysteem. Afkoppelen van het regenwater van de riolering en infiltratie in de bodem leidt tot herstel van de grondwateraanvulling. Het ambitieniveau ligt op ongeveer 5 ha per jaar.

Bij het formuleren van de bovengenoemde gemeentelijke beleidsstukken zijn de waterpartners betrokken. De paragraaf waterhuishouding en riolering is gebaseerd op gemeentelijk waterbeleid, en dan ook impliciet op het rijks-, het provinciale en het regionale beleid. Het concept is eerst voorgelegd aan de waterbeheerders.

4.4.3.2 Proces

De systematiek voor beheerbestemmingsplannen is in het overleg d.d. 13 oktober 2005 afgestemd met waterschap De Dommel en waterschap De Brabantse Delta. In dit overleg is de opbouw en de inhoud van de beheerbestemmingsplannen in zijn algemeenheid besproken. De waterparagraaf voor een beheerbestemmingsplan is omschrijvend. Er is tevens vastgesteld dat elk ontwikkelingsplan een specifieke waterparagraaf behoeft, daar dit maatwerk is. Op 14 maart 2007 zijn aanvullende procesafspraken gemaakt tussen beide waterschappen en gemeente, in het kader van de beheerbestemmingsplannen.

Het plan is voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap Brabantse Delta, via e-mail d.d. 19 november 2008. Daarbij is de opzet van dit beheerbestemmingsplan toegelicht, en de opgestelde waterparagraaf voorgelegd. Brabantse Delta leverden op- en aanmerkingen / een voorlopig wateradvies aan als reactie op het 1e concept. Deze opmerkingen zijn verder zo veel mogelijk verwerkt in de definitieve waterparagraaf en de plankaart. Brabantse Delta stemt voorlopig in met deze waterparagraaf. Dit alles en in het bijzonder hun voorlopig wateradvies, is verwoord in de brief van Brabantse Delta met kenmerk 08U010420, d.d. 23 december 2008. Brabantse Delta (Wateradvies)beroept zich op het wettelijk vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, om haar definitieve wateradvies te formuleren, op basis van een oordeel over het concept ontwerp bestemmingsplan.