Plan: | Marken 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0852.BPKMA013-va02 |
In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle bestemmingen starten met een toelichting waarin een bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd.
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden.
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij aangehouden moet worden.
Specifieke gebruiksregels
Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Indien nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke.
Afwijking van de bouw- en gebruiksregels
In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt. Indien van toepassing wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder, leidingbeheerder, wegbeheerder en dergelijke.
Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde 1. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.
Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor een dergelijke wijziging bestaan aparte procedureregels. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel. Dit laatste geldt wanneer het meerdere bestemmingen betreft.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik wordt met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of dat het gebruik ervan wordt beƫindigd, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
In verband met de ligging van een Natura 2000-gebied in het plangebied is de specifieke overgangsregeling met betrekking tot Natura 2000-gebieden uit het Bro overgenomen.
In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria.
Beschermd dorpsgezicht
Bij het toepassen van binnenplanse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden en het verlenen van omgevingsvergunningen moet rekening worden gehouden met de waarden van het beschermd dorpsgezicht. De waarden van het beschermd dorpsgezicht staan beschreven in bijlage 1.
Het bebouwingsbeeld
Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar:
De woonsituatie
Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu.
De verkeersveiligheid
Op een groot deel van Marken zijn de wegen alleen beschikbaar voor bestemmingsverkeer. Toeristen en bezoekers kunnen (betaald) parkeren op het parkeerterrein aan de Kruisbaakweg. Doordat de meeste wegen alleen beschikbaar zijn voor bestemmingsverkeer zijn deze wegen relatief rustig en daardoor is de verkeersveiligheid hoog op Marken. Om de verkeersveiligheid te behouden moet bij functies waarbij het verkeer toeneemt een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd.
Milieusituatie
Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
De landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals de verkaveling van het kleipolderlandschap en de waarden van het beschermd dorpsgezicht met onder andere de karakteristieke werven en kenmerkende bebouwing maakt deel uit van de identiteit van Marken. Bij de afweging van het begrip landschappelijke en cultuurhistorische waarden is het in stand houden van deze waarden steeds onderdeel van het toetsingskader.
Natuurlijke waarden
De natuurlijke waarden die aan het gebied worden toegekend, zijn de waarden die een relatie hebben met de aanwezige geologische, bodemkundige en biologische elementen. De bescherming van de natuurlijke waarden is een afweging die bij iedere ontwikkeling wordt gemaakt. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zijn de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader.
Gebruiksmogelijkheden
In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.
Op 31 juli 2012 is het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-Oost van de gemeente Waterland en stadsdeel Amsterdam-Noord vastgesteld (zie bijlage 5 van de regels). In de regels wordt verwezen naar de criteria voor wijzigingsplannen zoals deze zijn opgenomen in het Afsprakenkader.