direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Marken 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPKMA013-va02

Artikel 3 Agrarisch

Link naar de toelichting van 'Agrarisch'

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik uitsluitend op de wijze van veehouderij;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wonen - uitgesloten', in welk geval het wonen niet is toegestaan;
  • d. cultuurgrond;
  • e. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • f. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open veenweidelandschap;
  • i. het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. extensief dagrecreatief medegebruik, waaronder rustpunten;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • m. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • n. openbare fiets- en wandelpaden;
  • o. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • p. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  • q. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, en overkappingen;
  • r. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  • s. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt:

  • a. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 3.1 onder b en c genoemde agrarische bedrijven gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. in afwijking van het gestelde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' de bestaande gebouwen ten behoeve van de volkstuinen toegestaan; er mogen geen nieuwe gebouwen ten behoeve van de volkstuinen worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het gestelde onder b mogen melkstallen of schuilgelegenheden buiten de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' worden gebouwd, waarbij ten hoogste één melkstal of één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
  • e. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf gebouwd;
  • f. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per agrarisch bedrijf, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel bedraagt ten minste 10,00 m;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel bedraagt ten minste 20,00 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen en overkappingen achter de voorgevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • i. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden ten minste 2,00 m achter de gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • j. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   11,50  
Melkstal of schuilgelegenheid   50 m²   -   -   15   60   3,00  
Bedrijfswoning   600 m³   -   6,00   30*   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning *   -   40 m²   3,00   -   60   6,00  

* indien op een bouwperceel een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bleken 1' is aangegeven, geldt dat bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, met uitzondering van bestaande bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van die aanduiding mogen worden gebouwd.

  • k. in afwijking van het bepaalde onder j. geldt dat de agrarische bedrijfsgebouwen op Marken moeten voldoen aan de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins worden uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag een paardrijbak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';
  • d. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7,00 m;
  • g. de bouwhoogte van voedersilo's bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 5,00 m;
  • i. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder j in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot respectievelijk tot ten hoogste 6,00 m en 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of maatregelen ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder j in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 7,00 m bedraagt;
  • c. de dakhellingsregeling niet van toepassing is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Afwijking ten behoeve van kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat ten behoeve van kleinschalig kamperen één gebouw voor sanitaire voorzieningen wordt gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van het gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte van het gebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw ten hoogste 6,00 bedraagt;
  • d. tevens de in 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen is verleend.
3.3.4 Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken, zwembaden en/of tennisbanen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.5.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een biomassa-/mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen installatie;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van mest en/of landbouwproducten;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en ter plaatse van rustpunten;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid in een bedrijfswoning, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van de teelt van bloembollen;
  • l. het aanleggen van dammen, tenzij de aanleg plaatsvindt in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • m. de aanleg van wegen, paden en verhardingen anders dan kavelpaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of de ontsluiting van bebouwde percelen;
  • n. het gebruik van gronden voor het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in meer dan de eigen bedrijfsbehoefte;
  • o. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';
  • p. het gebruik van gronden ten behoeve van het creëren en/of innemen van een ligplaats voor woonschepen en vaartuigen;
  • q. het ankeren van woonschepen of vaartuigen;
  • r. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren en/of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van het maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak met uitzondering van boerengolf en kleinschalig kamperen;
  • b. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 400 m² aan gebouwen dan wel ten hoogste 30% van de bestaande bebouwingsmogelijkheden of 30% van de (onbebouwde) gronden van het bouwvlak bedraagt;
  • d. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, zoals genoemd in zie bijlage 5;
  • e. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de gegeven bebouwingsmogelijkheden blijven. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Kleinschalig toeristisch overnachten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder d en i in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:

  • a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder f en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;
  • c. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder i in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om met inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde bedrijfswoning, waarbij de maximale afstand van de bedrijfswoning tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, een zwembad of een tennisbaan, mits:

  • a. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd, waarbij het zwembad of de tennisbaan uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan zoveel mogelijk recht achter de voorgevel van (het hoofd)gebouw(en) wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • e. geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak, een zwembad en/of een tennisbaan worden aangebracht;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen;
  • b. het deels of geheel dempen, het verbreden, het baggeren en/of vergraven van waterlopen;
  • c. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in de eigen bedrijfsbehoefte;
  • d. het ophogen en afgraven van gronden;
  • e. het aanleggen van fiets- en/of wandelpaden;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. het aanbrengen van terreinverhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bleken 1'.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, noch aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap. De omgevingsvergunning bedoeld onder 3.6.1 onder a wordt daarbij slechts verleend mits het karakteristieke verkavelingspatroon, dat is de onregelmatige blokverkaveling op Marken, niet onevenredig worden aangetast. De omgevingsvergunning bedoeld onder 3.6.1 onder c wordt niet verleend in de gebieden, zoals weergegeven in bijlage 4.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'bouwvlak', mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, zoals genoemd in zie bijlage 5;
  • c. zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid en duurzaamheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.2 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfs- of milieutechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, de situering van het bouwvlak te wijzigen;
  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, zoals genoemd in zie bijlage 5;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur - 4' ten behoeve van de natuurontwikkeling, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, zoals genoemd in zie bijlage 5;
  • c. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. in de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie wordt ondergebracht;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.5 Wijziging naar drie woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van 3 woningen, mits:

  • a. deze wijziging wordt uitsluitend toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';
  • b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid gericht moet zijn op bebouwing die door bouwvorm en situering een stedenbouwkundig geheel vormt en tevens rekening houdt met het bebouwingsbeeld in de omgeving dat overheerst wordt door kleinschalige bebouwing afgedekt met kappen;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van de bestaande aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.