direct naar inhoud van Artikel 10 Gemengd - Landgoed
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012005-VS01

Artikel 10 Gemengd - Landgoed

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en instandhouding van een landgoed met bijbehorende voorzieningen zoals wegen, paden, waterlopen en dergelijke;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' uitsluitend voor:
    • 1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden in het algemeen;
    • 2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van abiotische en landschappelijke waarden;
    • 3. waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de onder 1 genoemde doeleinden in het algemeen;
    • 4. dagrecreatief medegebruik voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de eerder genoemde doeleinden of waarden.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bos' uitsluitend voor:
    • 1. bosbouwkundige doeleinden ten behoeve van behoud van duurzaam bos ter plaatse en behoud van de groeiplaats;
    • 2. behoud, herstel en/ of ontwikkeling van natuurwaarden in het algemeen;
    • 3. behoud, herstel en / of ontwikkeling van abiotische en landschappelijke waarden;
    • 4. waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de onder 1 en 2 genoemde doeleinden;
    • 5. dagrecreatief medegebruik, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de eerder genoemde doeleinden of waarden.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend voor:
    • 1. waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de landbouw en natuur;
    • 2. behoud, herstel en/ of ontwikkeling van landschappelijke waarden in de vorm van waardevolle oeverbeplanting en/of landschapselementen;
    • 3. dagrecreatief medegebruik voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de eerder genoemde doeleinden of waarden.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' uitsluitend voor:
    • 1. bewoning met bijbehorend erf;
    • 2. aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in 10.5.2;
    • 3. beplantingen dienende als landschappelijke inpassing, met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen (op eigen erf).
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de in 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de doeleinden die in de bestemmingsomschrijving zijn aangegeven en verder conform de volgende regels.

10.2.2 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'natuur' en ter plaatse van de aanduiding 'bos'

Ter plaatse van de aanduiding 'natuur' en ter plaatse van de aanduiding 'bos' mag niet worden gebouwd.

10.2.3 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'water'
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van deze aanduiding;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 3 m1.
10.2.4 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'wonen'

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mogen woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd conform de volgende bepalingen:

a Woningen
  • 1. woningen dienen in het bouwvlak gebouwd te worden;
  • 2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • 3. de inhoud van één woning is maximaal 1.500 m³;
  • 4. de goot- en bouwhoogte van een woning is maximaal de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • 5. de goot- en bouwhoogte van een woning is minimaal en maximaal de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goot- en bouwhoogte';
  • 6. alle gebouwen worden plat gedekt of voorzien van verborgen zadeldaken met een dakhelling van maximaal 20°;
  • 7. de voorgevel van een woning dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gesitueerd;
  • 8. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3;
b Bijbehorende bouwwerken bij woningen
  • 1. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woning mag maximaal 100 m² zijn;
  • 2. de maximale toegestane goothoogte is 3 m¹;
  • 3. de maximale toegestane bouwhoogte is 5,5 m¹;
  • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2. en 3. mogen bijbehorende bouwwerken uitgevoerd worden met een plat dak met een goot- en bouwhoogte van maximaal 5,5 m¹;
  • 5. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • 6. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • 7. de afstand tot de woning is ten hoogste 15 m1;
  • 8. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • 9. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3.
c Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • 1. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen is 3 m1;
  • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn is maximaal 1,4 m1 en voor het overige maximaal 2 m1.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.4, ten behoeve van het toestaan van een afwijkende maatvoering. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. het uitsluitend de volgende bebouwingsvoorschriften met afwijkende maatvoering betreft:
    • 1. bouwhoogte van woningen en bouwwerken, tot maximaal 12,5 m1;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij woningen, tot maximaal 6,5 m1, mits deze voldoende ondergeschikt blijven aan de woning;
    • 3. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. voor het bouwen van gebouwen op een andere afstand tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
    • 5. voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de kwaliteit van de groenvoorziening en duurzame instandhouding daarvan niet onevenredig worden geschaad;
    • 6. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m1 van de woning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
  • b. de overige afwijkende maatvoering moet ter plaatse noodzakelijk zijn voor een doelmatige perceelsinrichting en/of uitbreiding van of aansluiting op aanwezige bebouwing, met een reeds op deze punten afwijkende maatvoering;
  • c. verkleining van de afstand tot de weg is alleen toegestaan mits er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig blijft;
  • d. de stedenbouwkundige structuur ten opzichte van omringende of direct aangrenzende bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de ruimtelijke eenheid van het landgoed wordt niet werkelijk aangetast;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2 en uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3.
10.3.2 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.4, ten behoeve van overschrijding van de bebouwingsgrenzen. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting is aanwezig;
  • b. er vinden geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaats;
  • c. de wegbeheerder is gehoord;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2 en uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3.
10.3.3 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.4 onder b, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (100 m²) aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 150 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. minimaal 60% van de bijbehorende bouwwerken gesitueerd is binnen het bouwvlak;
  • b. vergroting van de woning en bijbehorende bouwwerken mag binnen de grenzen van het bepaalde onder a gecombineerd worden;
  • c. de overige aanwezige bijbehorende bouwwerken, voor zover die op grond van het bepaalde onder a en b toegelaten maximum aan bijbehorende bouwwerken overschrijden, dienen gesloopt te worden;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2 en uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3.
10.3.4 Schuilgelegenheid voor dieren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren die hobbymatig worden gehouden. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. deze omgevingsvergunning wordt niet verleend indien de schuilhut wordt opgericht ten dienste van een agrarisch bedrijf;
  • b. een schuilhut is ter plaatse van de aanduidingen 'natuur' en 'bos' toegestaan voor zover de noodzaak voor een doelmatige inrichting en beheer als natuur- of bosgebied kan worden aangetoond;
  • c. de schuilgelegenheid dient zodanig gesitueerd te worden, dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke, landschappelijk en cultuurhistorische waarden;
  • d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om een soortgelijke voorziening ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op te richten;
  • e. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten minste 2 m1 en ten hoogste 10 m1 van de perceelsgrens;
  • f. het bouwwerk dient hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden te zijn;
  • g. de schuilhut moet minimaal aan één zijde open zijn;
  • h. de bouwhoogte is maximaal 3 m1;
  • i. de goothoogte is maximaal 2,5 m1;
  • j. de dakhelling is minimaal 20° en maximaal 45°;
  • k. de oppervlakte is maximaal 30 m2;
  • l. binnen- en buitenopslag van goederen en aanverwante zaken is niet toegestaan;
  • m. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap;
  • n. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2 en uit het beeldkwaliteitsplan De Peelkant zoals opgenomen in Bijlage 3.
10.4 Nadere eisen
10.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de volgende bebouwingsaspecten:

  • a. de afstand tot de perceelsgrenzen, voor zover deze minder is dan 10 m1;
  • b. de afstand tot de aanduiding 'water' voor zover deze minder bedraagt dan 4 m1;
  • c. de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd;
  • d. de situering van bebouwing op een perceel, zowel ten opzichte van elkaar, als ten opzichte van ter plaatse aanwezige waardevolle bebouwing of beplanting;
  • e. de afmetingen, dakhelling en/of kapvorm van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.4.2

Nadere eisen ingevolge het bepaalde onder 10.4.1 kunnen uitsluitend gesteld worden

met het oog op de volgende belangen:

  • a. een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing in relatie tot de omringende gebiedsbestemmingen;
  • b. een goede stedenbouwkundige inpassing m.n. in relatie tot de aangrenzende en nabijgelegen bebouwing ingevolge de diverse detailbestemmingen;
  • c. een goede verkeerskundige inpassing ten opzichte van de weg waaraan wordt gebouwd met name in verband met voldoende uitzicht van en/of voldoende parkeerruimte op het bouwperceel.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Algemeen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;
  • c. het gebruik van gronden voor dag- of verblijfsrecreatie tenzij dit expliciet is toegestaan;
  • d. het gebruik van opstallen anders dan de woning voor bewoning;
  • e. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening.
10.5.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is ter plaatse van de aanduiding 'wonen' toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing bij een woning tot een maximum van 150 m²;
  • b. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,5 m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
  • c. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het vellen of rooien van bos;
  • e. het verwijderen van landschapselementen;
  • f. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • g. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt;
  • h. het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zo ver groter dan 200m².
10.6.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.
10.6.3 Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Aanleg landschapselementen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - Landgoed’ te wijzigen ten behoeve van de aanleg van landschapselementen. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient te gaan om aanleg of versterking van een samenhangend netwerk van landschapselementen op lokaal niveau;
  • b. de aanleg van landschapselementen zal in overleg met de direct belanghebbenden, alsmede de aangrenzende grondeigenaren of agrarische bedrijven plaatsvinden, op basis van een voor een samenhangend deelgebied op te stellen inrichtingsplan;
  • c. situering van nieuwe landschapselementen zal zoveel mogelijk plaatsvinden in directe aansluiting op bestaande groenvoorzieningen zoals landschapselementen en wegbeplantingen en/of bestaande waterlopen;
  • d. voor zover het particuliere gronden betreft zal aanleg uitsluitend plaatsvinden op basis van vrijwilligheid;
  • e. aangrenzende gronden, met een agrarische bodemexploitatie, moeten doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.
10.7.2 Aanleg waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd - Landgoed’ te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een waterberging. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient te gaan om het toevoegen van een extra gebruiksmogelijkheid aan de betreffende gronden met een natuur- of agrarische functie, met name in tijden van veel wateraanbod;
  • b. de aanleg van deze waterberging zal in overleg met direct belanghebbenden alsmede de aangrenzende grondeigenaren / agrarische bedrijven plaatsvinden, op basis van een voor het betreffende gebied op te stellen inrichtingsplan;
  • c. aanleg zal uitsluitend plaatsvinden op basis van vrijwilligheid en met instemming van de betreffende grondeigenaren;
  • d. de betreffende en aangrenzende gronden, met een agrarische bodemexploitatie, moeten doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • e. aanwezige natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 32.2.