Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Someren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0847.BP02011002-VS02

Artikel 3 Agrarisch

 
Toelichting
De bestemming ‘Agrarisch’ is van toepassing op een groot gedeelte van het buitengebied. Er is binnen deze bestemming geen sprake van bijzondere landschappelijke of andere waarden. Agrarisch grondgebruik, al dan niet bedrijfsmatig, staat hier voorop. Op basis van de flexibiliteitbepalingen (afwijking en wijziging) zijn er diverse ontwikkelingsmogelijkheden. Deze zijn afhankelijk van de concrete locatie. De aanvaardbaarheid van ontwikkelingen op een bepaalde locatie wordt mede beoordeeld op basis van het beeldkwaliteitplan.
Voor de locaties waar een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend, geldt de afzonderlijke bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’.
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
  2. Groenvoorzieningen
  3. Infiltratie
  4. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
  5. Extensief recreatief medegebruik
  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- paardenbak’ is een paardenbak toegestaan.
  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- overige voorzieningen’ zijn ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het aangrenzende agrarisch bedrijf met de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ toegestaan zoals mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen.
3.2 Bouwregels

1. Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden. De hoogte mag maximaal 2,50m¹ zijn. Niet toegestaan zijn overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen.
2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- paardenbak’ mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals een omheining en lichtmasten, worden gebouwd. Voor lichtmasten geldt een maximale hoogte van 6m¹, voor andere bouwwerken is dit 2m¹.
3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- overige voorzieningen’ mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd , zoals mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen met een hoogte van maximaal 2,5m¹.
 
3.3. Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het realiseren van een paardenbak, indien in een bestemmingsvlak hiervoor geen of onvoldoende ruimte is. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. De paardenbak wordt gesitueerd binnen of direct grenzend aan het bestemmingsvlak in combinatie waarmee de paardenbak wordt gerealiseerd.
  2. De afstand tot de woningen van derden bedraagt tenminste 30m¹.
  3. De oppervlakte is maximaal 800m².
  4. Er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals een omheining en lichtmasten. Voor lichtmasten geldt een maximale hoogte van 6m¹, voor andere bouwwerken is dit 2m¹.
3.3.2. Schuilgelegenheid voor dieren
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren die hobbymatig worden gehouden. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. Van deze bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt als het gaat om een locatie binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, Agrarisch met waarden- Abiotische waarden’ en Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’. Schuilgelegenheden mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming agrarisch gebied, niet zijnde open gebied of EHS
  2. De locatie moet gelegen zijn buiten de EHS en buiten het zoekgebied ecologische verbindingszone.
  3. Vestiging van schuilgelegenheden in het open gebied of EHS is in principe toch mogelijk als zij in een kernrandzone of bebouwingsconcentratie liggen of hemelsbreed op een maximale afstand van 250 meter tot de bebouwde kom liggen.
  4. Het moet gaan om een solitair gelegen perceel, dat wil zeggen een perceel dat niet aansluit op het huisperceel/ bestemmingsvlak van de aanvrager. In dat geval dient een schuilgelegenheid binnen het bestemmingsvlak te worden gerealiseerd.
  5. De oppervlakte van het perceel moet minstens 2500m² zijn.
  6. De schuilgelegenheid dient te worden gerealiseerd in een van de hoeken van het perceelbij voorkeur aansluitend bij bestaande groen opstanden.
  7. De vergunning kan alleen worden verleend aan de zakelijk gerechtigde op het perceel en alleen indien hij niet beschikt over een vergunning voor een schuilgelegenheid elders.
  8. De schuilgelegenheid is primair bedoeld om de dieren beschutting te bieden tegen weersomstandigheden. Om die reden dient de schuilgelegenheid tenminste aan één zijde open te zijn zodat de dieren vrij kunnen in- en uitlopen.
  9. Binnenopslag en/ of stalling van voertuigen of ander materieel is niet toegestaan met uitzondering van opslag in beperkte mate van veevoer en hooi en stro. Buitenopslag is uitgesloten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en / of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik en zijn dus verboden: het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden erfbeplanting te verwijderen waarvan de aanleg in het kader van een vergunningverlening verplicht is gesteld.
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
 
3.5.1 Uitzondering
Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:
  1. Werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  2. Werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van in werkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden


3.6.1 Wijziging in ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ (vormverandering zonder uitbreiding van een bestemmingsvlak)

De bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’, ten behoeve van een vormverandering zonder uitbreiding van een bestemmingsvlak ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’. In combinatie hiermee wordt de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ in dezelfde omvang gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch’. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden.
  1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
  2. De mogelijkheid tot vormverandering geldt niet voor bestemmingsvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij begrensd’ die gelegen zijn in een gebied met de aanduiding ‘extensiveringsgebied’.
3.6.2 Wijziging in ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ ( vormverandering en vergroting van een bestemmingsvlak)
De bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’, ten behoeve van een vormverandering in combinatie met vergroting van een bestemmingsvlak ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vergroting en vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
  2. Als het gaat om de uitbreiding van een intensieve veehouderij in het verwevingsgebied, kan deze bevoegdheid alleen worden gebruikt, als is aangetoond dat er sprake is van een duurzame locatie.
  3. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, 10% van het bestemmingsvlak- conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.
  4. De grootte van het bestemmingsvlak overtreft de maximaal toegestane oppervlakte, zoals hierna aangegeven, niet.
  • Intensieve veehouderij: maximaal 1,5 ha;
  • Niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij: maximaal 1,5 ha;
  • Agrarisch bedrijf, glastuinbouw, solitair gelegen: maximaal 3 ha.
  1. Deze mogelijkheid geldt niet voor bestemmingsvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij begrensd’ die gelegen zijn in een gebied met de aanduiding‘ Reconstructiewetzone- extensiveringsgebied’.

3.6.3 Wijziging in ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ ( differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen)
De bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’ (sa-tov) voor het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen anders dan kassen. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. Het differentiatievlak sluit direct aan op een bestemmingsvlak "Agrarisch- Agrarisch bedrijf".
  2. De oppervlakte van het differentiatievlak is maximaal 4 hectare.
  3. De teeltondersteunende voorzieningen zijn ook op langere termijn noodzakelijk uit een oogpunt van de agrarische bedrijfsvoering. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
  4. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, een en ander conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.
3.6.4 Wijziging in ‘Wonen’ ( vormverandering en vergroting van een bestemmingsvlak ‘Wonen’)
De bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Wonen’ in verband met een uitbreiding en/of de vormverandering van een bestemmingsvlak ‘Wonen’. In combinatie hiermee kan de bestemming ‘Wonen’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch’. Hierbij geldende volgende specifieke randvoorwaarden:
De wijziging is nodig om een ontwikkeling die plaatsvindt binnen de bouwregels van de bestemming ‘Wonen’ m.b.t. maatvoering en afstanden, te kunnen realiseren;
 
3.6.5 Wijziging in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ (ontwikkeling landschapselementen of nieuwe natuur)
De bestemming kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ of een combinatie van deze ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur en/of nieuwe landschapselementen.
 
3.6.6 Wijziging ten behoeve van minicamping
De bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’, ‘Bedrijf’, ‘Horeca ‘ of Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van een bestemmingsvlak met een van deze bestemmingen om de vestiging van een minicamping mogelijk te maken. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. Het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar kleinschalig kamperen al is toegestaan dan wel in combinatie met de onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan.
  2. Er zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan, waaronder maximaal vijf stacaravans.
  3. De afstand tot woningen van derden dient tenminste 50m¹ te zijn.
  4. De afstand tot de weg dient 20m¹ te zijn.
  5. De afstand tot de perceelsgrens dient 5m¹ te zijn.
  6. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.