Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan te wijzigen wat betreft de in navolgend genoemde bestemmingen of onderdelen daarvan, met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen van artikel 14, voorzover relevant.
12.2 Procedure wijziging
Burgemeesters en wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in Artikel 13 gegeven procedure.
12.3 Verandering archeologisch waardevol gebied
Bij deze wijziging gelden de volgende voorwaarden:
-
a. in geval van een nieuwe of te wijzigen dubbelbestemming "archeologisch waardevol gebied" dient er aantoonbaar, op grond van onderzoek sprake te zijn van een nieuw gebied met zodanige archeologische waarden, dat bescherming noodzakelijk is;
-
b. er dient hierover advies ingewonnen te worden bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
12.4 Aanleg landschapselementen
Bij deze wijziging gelden de volgende voorwaarden:
-
a. het dient te gaan om aanleg of versterking van een samenhangend netwerk van landschapselementen op lokaal niveau;
-
b. de aanleg van landschapselementen zal in overleg met de direct belanghebbenden, alsmede de aangrenzende grondeigenaren of agrarische bedrijven plaatsvinden, op basis van een voor een samenhangend deelgebied op te stellen inrichtingsplan;
-
c. situering van nieuwe landschapselementen zal zoveel mogelijk plaatsvinden in directe aansluiting op bestaande groenvoorzieningen zoals landschapselementen en wegbeplantingen en/of bestaande waterlopen;
-
d. voorzover het particuliere gronden betreft zal aanleg uitsluitend plaatsvinden op basis van vrijwilligheid;
-
e. aangrenzende gronden, met een agrarische bodemexploitatie, moeten doelmatig als zodanig geƫxploiteerd kunnen blijven worden.
12.5 Aanleg waterberging
Bij deze wijziging gelden de volgende voorwaarden:
-
a. het dient te gaan om het toevoegen van een extra gebruiksmogelijkheid aan de betreffende gronden met een natuur- of agrarische functie, m.n. in tijden van veel wateraanbod;
-
b. de aanleg van deze waterberging zal in overleg met direct belanghebbenden alsmede de aangrenzende grondeigenaren / agrarische bedrijven plaatsvinden, op basis van een voor het betreffende gebied op te stellen inrichtingsplan;
-
c. aanleg zal uitsluitend plaatsvinden op basis van vrijwilligheid en met instemming van de betreffende grondeigenaren;
-
d. de betreffende en aangrenzende gronden, met een agrarische bodemexploitatie, moeten doelmatig als zodanig geƫxploiteerd kunnen blijven worden;
-
e. aanwezige natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.