direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden
Plan: Buitengebied Sint-Oedenrode
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0846.BP2011BUIOUBUGEB11-va01

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
    • 2. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    • 3. 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – intensieve veehouderij begrensd' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 4. 'intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 5. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij geiten en schapen' en 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij begrensd geiten en schapen' tevens een intensieve geiten en schapenhouderij is toegestaan;
    • 6. 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht' tevens het persoonsgebonden overgangswrecht als bedoeld in artikel 35.3 van toepassing is;
  • c. Vrijkomende Agrarische Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – vab';
  • d. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen';
  • e. een sleufsilo buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - sleufsilo';
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • h. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  • i. mestbewerking voor het eigen bedrijf;
  • j. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • k. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • l. een wijngaard ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – wijngaard';
  • m. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - streekbelevingscentrum' tevens een streekbelevingscentrum is toegestaan;
  • n. een minigolfterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – minigolf';
  • o. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    • 1. leefgebied dassen ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied dassen';
    • 2. leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels';
  • p. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    • 1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied';
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle akkers ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
    • 3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
    • 4. waardevolle beekdalen ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal';
  • q. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  • s. waterbassins binnen een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin';
  • t. groenvoorzieningen;
  • u. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.Indien toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.3 is binnen het agrarisch bouwvlak tevens bebouwing ten behoeve van een plattelandswoning toegestaan.
  • b. Nieuwe bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat bestaande bedrijfsbebouwing (die in gebruik is voor statische opslag) eerst wordt aangewend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
  • c. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
  • d. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de as van de weg waaraan gebouwen worden gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      • 60 m in geval van de Rijksweg 50;
      • 30 m voor een interlokale weg, de Sonseweg of de Nijnselseweg;
      • 25 m voor overige verharde en onverharde wegen dan wel spoorwegen;
    • 2. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
  • e. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  • f. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij geiten en schapen' geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.
  • g. Woonboerderijen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
  • h. Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.
  • i. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • j. Teeltondersteunende kassen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak.
  • k. Bedrijfswoningen mogen niet worden uitgebreid met bedrijfsgebouwen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
  • c. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' is geen uitbreiding van gebouwen voor dierplaatsen toegestaan.
4.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' buiten het bouwvlakgelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
4.2.4 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Nieuwe teeltondersteunende kassen of uitbreiding van teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  • b. Bestaande teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende bepalingen:
    • 1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' worden gerealiseerd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)', met dien verstande dat de bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 2 m.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  • d. De oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • e. Permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mogen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker' uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  • f. Overige permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken zijn niet toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
4.2.6 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande (woon)boerderijen geheel als bedrijfswoning mag worden gebruikt.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • f. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  • g. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º
  • h. Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – persoonsgebonden overgangsrecht' is het persoonsgebonden overgangsrecht uit lid 35.3 van toepassing.
4.2.7 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van sleufsilo's en keerwanden mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangeduid.
  • b. De bouwhoogte van stapmolens mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De bouwhoogte van licht- en antennemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. De bouwhoogte van torensilo's en mestsilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf.
  • f. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • h. De bouwhoogte van overige permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • i. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Paardenbakken, sleufsilo's en keerwanden zijn niet toegestaan.
  • b. De oppervlakte aan hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 3 ha per bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha per bedrijf.
  • c. Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van niet meer dan 250 m van het bouwvlak, voor zover de kortste afstand tussen TOV en bouwvlak groter is dan 250 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  • d. De bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • f. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van overige teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, mag in een gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' niet meer bedragen dan 3 m
  • g. De bouwhoogte van boomteelthekken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat boomteelthekken niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal', tenzij er een differentiatievlak voor teeltondersteunende voorzieningen is aangegeven.
  • h. De bouwhoogte van erfafscheidingen en lichtmasten mogen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ respectievelijk 3 m en 9 m bedragen
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • b. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 10 m.
  • c. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • d. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mits:

  • a. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
4.3.3 Bouwen schuilgelegenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. Lid 4.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    • 2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    • 3. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    • 4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    • 5. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    • 6. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    • 7. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    • 8. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
  • b. Lid 4.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    • 2. Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt.
    • 3. De afstand tot het aansluitende bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 m.
    • 4. De afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
    • 5. De oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m².
    • 6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    • 7. Van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven.
    • 8. De onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden per aaneengesloten eigendom bedraagt ten minste 100 m.
    • 9. De afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter.
    • 10. De schuilgelegenheden worden landschappelijk ingepast.
4.3.4 Bouwen intensieve veehouderij begrensd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - intensieve veehouderij begrensd' waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De afwijking is uitsluitend toegestaan voor zover milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing neemt uitsluitend toe voor zover noodzakelijk vanuit oogpunt van dierenwelzijn.
  • c. Het aantal dierplaatsen neemt niet toe.
  • d. Luchtwassers en luchtkanalen worden binnen de contouren van de bestaande bebouwing gerealiseerd.
4.3.5 Kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestzakken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of mestzakken buiten het bouwvlak, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is aantoonbaar niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak deze voorzieningen te realiseren.
  • b. De kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestzakken worden direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of mestzakken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • d. De afwijking is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • e. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • g. De afwijking kan slechts worden toegepast als de totale gezamelijke oppervlakte van de kleinschalige voorzieningen als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 32 lid b, 32 lid c, 32 lid d niet meer dan 1.000 m2 bedraagt.
  • h. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.3.6 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.
  • c. De hogere goothoogte is uitsluitend toegestaan aan de naar het erf gekeerde zijde.
4.3.7 Hogere goot- en bouwhoogte kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 voor het toestaan van een hogere goot- en bouwhoogte van glastuinbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De verhoging van de goot- en bouwhoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
4.3.8 Bouw teeltondersteunde kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 voor het bouwen van nieuwe teeltondersteunende kassen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  • b. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering, waarbij de noodzaak dient te worden aangetoond middels een agrarisch deskundige (AAB).
  • c. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m².
  • d. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
  • e. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.
4.3.9 Bouwhoogte teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor permanente teeltondersteunende voorzieningen en tijdelijk hoge teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3.10 Nieuwe bouwwerken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf.
  • b. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  • c. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere woonunit(s).
  • d. De huisvesting vindt maximaal plaats voor een periode van ten hoogste 8 maanden.
  • e. Na afloop van de in sub d genoemde periode dienen de woonunits te worden verwijderd.
  • f. De totale oppervlakte aan woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 250 m².
  • g. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  • h. De bouwhoogte van woonunits mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • i. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • j. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • k. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
  • l. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.3.11 Vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van vervangende nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk binnen de bestaande bebouwing deze nevenfuncties te realiseren.
  • b. De totale oppervlakte aan bebouwing mag niet worden vergroot.
  • c. De nieuwbouw is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.
  • d. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. De nieuwbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • f. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.3.12 Afstandsmaat hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.9 sub c voor het toestaan dat de afstand van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot het bouwvlak meer bedraagt dan de afstand als opgenomen in artikel 4.2.9 sub c. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Noodzaak is aangetoond vanuiteen doelmatige agrarische bedrijfsvoering (waarbij toetsing plaatsvindt door de AAB);
  • b. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van gebiedswaarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties, met uitzondering van nevenfuncties genoemd in de bestemmingsomschrijving.
  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  • c. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, tenzij als zodanig aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen'; ;
  • d. Het gebruiken of laten gebruiken van meer dan één bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • e. Het gebruiken of laten gebruiken van voorzieningen voor opslag en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf.
  • f. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf.
  • g. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten, behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van het eigen bedrijf.
  • h. Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
  • i. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een tennisbaan.
  • j. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van paardenbakken.
  • k. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  • l. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 3 maanden binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  • m. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • n. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf of op een afstand groter dan 250 m van een bouwvlak van bijbehorend bedrijf ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzover de kortste afstand tussen TOV en bouwvlak groter is dan 250 m.
  • o. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  • p. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 1,5 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen de gebiedsaanduiding "waardevol beekdal" en "cultuurhistorisch waardevolle akker".
  • q. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de brutovloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 50 m².
  • b. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  • e. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  • g. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
4.4.3 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

4.4.4 Nevenfuncties

Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan in de vorm van productiegebonden detailhandel en statische opslag binnen bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 50 m² voor productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' productiegebonden detailhandel is toegestaan tot een oppervlakte van 100 m².
  • b. 1.000 m² voor statische opslag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentraties' statische opslag is toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².
4.4.5 (Kikker)poelen

Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m²en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

4.4.6 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt ten behoeve van:

  • a. hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 8 maanden per jaar;
  • b. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode van maximaal 3 maanden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  • c. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf;
  • d. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 3 ha per bedrijf, mits de kortste afstand van de rand van de hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gelijk aan of kleiner is dan 250 m” en geen sprake is van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker';
  • e. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 1,5 ha per bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
4.4.7 Streekbelevingscentrum

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - streekbelevingscentrum' mogen de gronden tevens worden gebruikt voor een streekbelevingscentrum, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte ten behoeve van detailhandel in streekproducten niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • b. ten behoeve van ondersteunende horeca een oppervlakte voor de horecalocaliteit met een maximum van 100 m2 is toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak van het aantal werknemers aangetoond dient te worden met een advies van de AAB.
  • b. De huisvesting heeft uitsluitend betrekking op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest.
  • c. De huisvesting vindt plaats in één of meerdere bedrijfsgebouw(en).
  • d. De totale oppervlakte in gebruik ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders, in bestaande bedrijfsgebouwen en woonunits gezamenlijk, mag niet meer bedragen dan 500 m².
  • e. De huisvesting vindt maximaal gedurende 8 maanden plaats.
  • f. De huisvesting vindt plaats in binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing.
  • g. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • h. Het gebruik mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
4.5.2 Nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het toestaan van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische functie op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  • b. Nevenfuncties mogen uitsluitend worden uitgeoefend binnen het bouwvlak.
  • c. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied', met uitzondering van statische opslag, agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven.
  • d. In aansluiting op het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de overige agrarische bedrijven de volgende nevenfuncties toegestaan:
    • 1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m².
    • 2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, maatschappelijke en culturele voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m².
    • 3. Dagrecreatie tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 750 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m².
    • 4. Niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en voor het overige tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m².
    • 5. Ondersteunende horeca met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m2.
    • 6. Een (boeren)terras bij ondersteunende horeca met een maximale oppervlake van 100 m2.
  • e. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' de totale oppervlakte aan nevenfuncties, exclusief statische opslag, mag niet meer bedragen dan 1.200 m² en voor het overige niet meer mag bedragen dan 800 m².
  • f. Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  • g. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  • i. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • j. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4.5.3 Gebruik voormalige agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

bedrijfsbebouwing', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
  • b. De veehouderij binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer.
  • d. De activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
  • e. Er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
4.5.4 Afwijken bewerken agrarische producten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het bewerken van agrarische producten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De activiteit past qua aard en omvang in de omgeving.
  • b. Het te bewerken product is afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf danwel van de in de directe omgeving gelegen agrarische bedrijven.
  • c. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  • d. De omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • e. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. Mestbewerking ten behoeve van andere agrarische bedrijven is niet toegestaan.
4.5.5 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 voor het toestaan van een grotere oppervlakte van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De totale oppervlakte die voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de woning en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning.
  • b. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel.
  • e. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven.
  • g. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
4.5.6 Buitenopslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  • b. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • c. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

'Awg' Aardkundig waardevol gebied

'Chwa' Cultuurhistorisch waardevolle akker

'Chwg' Cultuurhistorisch waardevol gebied

'Lgd' Leefgebied dassen

'Wb' Waardevol beekdal

'Lgs' Leefgebied struweelvogels'

Aanduiding

Werken en werkzaamheden  
Awg   Chwa   Chwg   Lgd   Wb   Lgs  
1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, m.u.v. waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte van 1,5 m of indien een ontgrondingvergunning is vereist   OV   OV   OV   OV   OV   -  
2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, m.u.v. de vervanging van ondergrondse leidingen   OV   OV   OV   OV   -   -  
3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling en/of bronnering   OV   -   -   OV   OV   -  
4. het verlagen van de grondwaterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren   OV   -   OV   OV   OV   -  
6. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden   -   -   -   -   -   -  
7. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden   -   NVT   NVT   NVT   NVT   NVT  
8. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie   -   OV   OV   OV   OV   OV  
9. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie   -   OV   -   -   NT   -  
10. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie   -   OV   OV   -   OV   -  
11. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur   -   -   -   OV   OV   -  
12. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen   OV   OV   OV   OV   OV   OV  
13. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel   -   OV   OV   OV   -   OV  
14. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur   -   -   -   -   OV-   -  

OV = omgevingsvergunning vereist

NT = niet toegestaan

NVT = niet van toepassing

- = toegestaan zonder omgevingsvergunning

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • d. het aanleggen en/of wijzigen van (kikker)poelen, zoals genoemd in lid 4.4.5, betreffen.
4.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. Voor wat betreft de verdere afwegingsaspecten en beoordelingscriteria geldt de 'Tabel ingrepen / effect BP Buitengebied' (bijlage).
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
  • b. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • c. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • d. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  • g. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vergroting niet toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan met 15% tot maximaal 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
    • 3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie vergroting toegestaan tot 1,5 ha, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;
    • 3. De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.
  • f. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.
  • g. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    • 1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    • 2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    • 3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
    • 4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    • 5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet worden gerealiseerd.
    • 6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
    • 8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
    • 9. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.3 Vergroting bouwvlak overige agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,7 ha.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag, indien het geldende bouwvlak ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds meer bedraagt dan 1,7 ha, het bouwvlak worden vergroot met maximaal 15%.
  • c. Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  • d. Voor glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt dat uitbreiding van het bouwvlak is toegestaan tot 3,5 ha, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan netto glas niet meer mag bedragen dan 3 ha;
    • 2. de aanduiding 'glastuinbouw' niet mag worden uitgebreid binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'.
  • e. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
    • 1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    • 2. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
    • 3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
    • 4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    • 5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak moet worden gerealiseerd.
    • 6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 7. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
    • 8. De wijziging is niet mogelijk ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
    • 9. Wijziging is niet mogelijk binnen de EHS en binnen 10 m van het hart van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied (zoekgebied evz + natuurontwikkelingsgebied)'.
4.7.4 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen' uit te breiden of een nieuwe aanduiding aan te brengen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk binnen het bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  • b. De aanduiding dient aansluitend aan het bouwvlak te liggen.
  • c. De oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' mag maximaal 1,5 ha bedragen.
  • d. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waardevol beekdal' en ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle akker'.
  • e. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.
  • f. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • g. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • h. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • i. Ten minste 10% van het gebied wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  • j. De wijziging leidt niet tot een oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen groter dan 1,5 ha per bedrijf.
  • k. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • l. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • m. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
4.7.5 Uitbreiden of aanbrengen aanduiding ten behoeve van waterbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – waterbassin' uit te breiden of een nieuwe aanduiding aan te brengen ten behoeve van een waterbassin indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak een waterbassin te realiseren of uit te breiden of binnen een gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' een waterbassin uit te breiden.
  • b. De oppervlakte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 1.500 m².
  • c. De bouwhoogte van het waterbassin mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De waterbassins dienen zodanig afgeschermd te zijn, dat ze vanaf openbaar gebied niet toegankelijk zijn voor derden.
  • e. Het uitbreiden of aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' dient plaats te vinden aansluitend aan de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' of het bestaande bouwvlak.
  • f. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • g. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • h. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • i. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • j. Per bouwvlak is aansluitend maximaal één aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin' toegestaan.
  • k. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt verwijderd en de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' wordt opgenomen, indien verwijderd indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

4.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vab' wordt verwijderd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of de ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden bedrijf en niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf.
  • b. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' of 'intensieve kwekerij' mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' of op een duurzame locatie ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten':
    • 1. is wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet mogelijk;
    • 2. wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' overgenomen in het wijzigingsplan.
  • d. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • e. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
  • f. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • g. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • h. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij' deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden.

  • a. De wijziging naar intensieve veehouderij mag plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' en voor zover het duurzame projectlocaties betreft eveneens ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
  • b. De wijziging is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten'.
  • c. De omvang van het bouwvlak mag mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. De wijziging is noodzakelijk voor (de ontwikkeling van) een reëel agrarisch bedrijf.
  • e. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • g. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke inpassing ook direct aansluitend aan het bouwvlak mag worden gerealiseerd.
  • h. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.9 Wijzigen ten behoeve eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van de eerste agrarische bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  • b. De bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • c. De wijziging kan alleen worden toegepast ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.
  • d. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • f. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een terzake deskundige (AAB).
  • g. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er is geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als vermeld in lid 4.7.10.
  • i. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.7.10 Wijzigen ten behoeve verwijderen aanduiding 'relatie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'relatie', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er dient sprake te zijn van twee reëel agrarische bedrijven.
  • b. Middels een advies van de AAB dient aangetoond te zijn dat er sprake is van twee reëel agrarische bedrijven'.
  • c. Het aantal bedrijfswoningen mag niet toenemen.
  • d. Als door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan een planologische regeling ontstaat die een intensieve veehouderij mogelijk maakt, is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mogelijk binnen een landbouwontwikkelingsgebied.
4.7.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de binnenopslag van statische goederen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De opslag dient zich te beperken tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
  • b. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de groenblauwe mantel niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  • e. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' een maximale oppervlakte van 2.000 m².
  • g. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  • h. Detailhandel is niet toegestaan.
  • i. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • j. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • k. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • l. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • n. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de groenblauwe mantel niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  • b. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing te worden teruggebracht tot 400 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden teruggebracht tot 600 m2, waarbijcultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  • e. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • f. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  • g. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • h. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • i. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • j. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • k. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • l. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • m. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.13 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf' mag binnen de groenblauwe mantel niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  • b. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', waarbij de oppervlakte aan niet-agrarische bedrijfsbebouwing na sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing maximaal 600 m2 mag bedragen.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • e. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlagen) zijn toegestaan, alsmede bedrijven in categorie 3 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 2.
  • f. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • g. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • h. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • i. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • j. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • k. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • l. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • m. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • n. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.
4.7.14 Wijziging naar Sport ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'manege' ten behoeve van de vestiging van een manege met ondersteunende horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • b. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • d. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.
  • e. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • f. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • g. De vestiging van het bedrijf leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • h. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • j. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • k. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m2.
4.7.15 Wijziging naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Maatschappelijk', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 600 m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • e. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m2.
  • f. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • g. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • h. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • i. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • j. De vestiging van de zorgvoorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • k. De vestiging van de zorgvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • l. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • m. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.16 Wijziging naar Natuur ten behoeve van natuurkampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurkampeerterrein' ten behoeve van een natuurkampeerterrein, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het natuurkampeerterrein is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 ha, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied.
  • b. De oppervlakte van het al dan niet aaneengesloten natuurkampeerterrein mag niet meer bedragen dan 1 ha.
  • c. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 40.
  • d. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  • e. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • f. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • g. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • h. De vestiging van het natuurkampeerterrein leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • i. De vestiging van het natuurkampeerterrein mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • j. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • k. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.17 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bebouwingsconcentratie" dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • e. Ondersteunende horeca is na wijziging toegestaan met een oppervlakte voor de horecalocaliteit van niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten brutovloeroppervlak van de hoofdactiviteit met een maximum van 100 m2.
  • f. Kleinschalig kamperen en kleinschalig logeren kunnen als nevenfunctie worden toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32
  • g. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • h. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • i. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • j. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • k. De vestiging van de recreatieve voorziening leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • l. De vestiging van de recreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • n. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.18 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van landschapscamping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een landschapscamping, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed.
  • b. De oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m².
  • c. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60.
  • d. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • e. De oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m2.
  • f. Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen.
  • g. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • h. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • i. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • j. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • k. De vestiging van de landschapscamping leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • l. De vestiging van de landschapscamping mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • n. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.19 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van groepsaccommodatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming 'Recreatie' ten behoeve van een groepsaccommodatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dat de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht dient te worden tot 750 m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • c. Er wordt een bestemmingsvlak en bouwvlak op maat gerealiseerd, rekening houdend met de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • d. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is toegestaan, indien aangetoond wordt dat de bestaande bebouwing ongeschikt is voor de uitoefening van de beoogde functie.
  • e. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
  • f. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • g. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • h. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • i. De vestiging van de groepsaccommodatie leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • j. De vestiging van de groepsaccommodatie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • k. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • l. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.20 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen.
  • b. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  • c. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².
  • d. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  • e. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • f. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.
  • g. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van het LOG Jekschot.
  • h. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • i. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • j. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • k. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • l. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' toegekend.
  • m. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.7.21 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' met de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) voorzover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft ten behoeve van splitsing van de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende tuinen
  • b. Splitsing is alleen toegestaan indien het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.
  • c. De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
  • d. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.
  • e. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de voormalige agrarische bedrijfswoning dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing na splitsing van de voormalige bedrijfswoning teruggebracht te worden tot 100 m2 per woning, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid f of sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die gehandhaafd dienen te blijven.
  • f. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing, mag 25 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  • g. Het bestaande architectonische karakter van de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  • h. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  • i. De woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • j. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', tenzij de locatie is gelegen in een bebouwingsconcentratie of woonconcentratie.
  • k. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • l. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
  • m. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • n. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • o. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • p. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • q. De toename van het aantal woningen dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal en gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • r. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmingsvlak wonen, wordt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' toegekend.