direct naar inhoud van 5.10 Flora en fauna
Plan: Jacobskamp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2010DDNJCBSKM100-OH01

5.10 Flora en fauna

5.10.1 Quickscan flora en fauna 2008

In het kader van de structuurvisie 'Jacobskamp' is globaal onderzoek gedaan naar de effecten van de ontwikkelingen op de natuur in en nabij het plangebied. Er is een quickscan Flora en Fauna (Quickscan Flora en fauna en inventarisatie waardevolle groenstructuren, IJzerman Advies, rapportnummer 2008106, september 2008) verricht naar de effecten op de natuurwaarden in het plangebied, het voorkomen van beschermde soorten en waardevolle groenstructuren. De quickscan is als bijlage 25 toegevoegd aan het bestemmingsplan.

Effecten op natuurwaarden
Het plangebied Jacobskamp ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur of in of nabij een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied ligt zodanig ver verwijderd van Natura-2000 gebieden dat van externe werking geen sprake kan zijn. Vanuit het bestaande provinciale of rijksnatuurbeleid rust er geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Soortenbescherming

  • Flora
    Bij de veldinspectie zijn geen strikt beschermde of bedreigde plantensoorten of resten hiervan aangetroffen. Het gebied is vlakdekkend onderzocht op het voorkomen van strikt beschermde soorten.
  • Amfibieën en vissen
    Het ontbreken van een ontwikkelde waterplantenvegetatie maakt ze ongeschikt als voortplantingslocatie voor strikt beschermde amfibieënsoorten. In de aanwezige sloten zullen algemeen voorkomende amfibieën en vissen voorkomen. Indien de aanleiding daartoe bestaat, wordt hieromtrent nader onderzoek uitgevoerd.
  • Broedvogels
    Bij de inspectie werden onder andere: witte kwikstaart, huismus, merel, houtduif, wilde eend, blauwe reiger, fazant, ekster en gaai waargenomen. Op de planlocatie bevinden zich diverse bomen en struiken. Deze worden in het broedseizoen vrijwel zeker gebruikt door broedende vogels. Mocht het zo zijn dat door de geplande ontwikkelingen de groenstructuren (bomen, struiken of oevervegetaties) in het gebied worden aangetast, dient men rekening te houden met broedvogels. Daarnaast is bekend dat zich direct buiten het plangebied een steenuil bevindt. De mogelijke invloed hiervan is in het onderzoek inventarisatie steenuil nader onderzocht (zie paragraaf 5.10.3).
  • Zoogdieren
    Het is mogelijk dat er een enkel individu van een beschermde soort op de locatie kan worden aangetroffen, zoals egel (Erinaceus europaeus), bunzing (Mustela putorius), mol (Talpa europea), konijn (Oryctolagus cuniculus), veldmuis (Microtus arvalis) en spitsmuizen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- en faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, tabel 1), waarvoor in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer hoeft te worden aangevraagd.


Inventarisatie waardevolle groenstructuren
Alle groenstructuren in het plangebied zijn relatief jong, dat wil zeggen, jonger dan 50 jaar. De begeleidende slootjes naast de houtwallen zijn kenmerkend. Deze hebben meer een functioneel dan ecologisch karakter. Monumentale bomen of historische groenstructuren die vanuit cultuurhistorie behoudenswaardig zijn ontbreken in het plangebied (bron: CHW Brabant).

De hoofdlijnen, die op basis van ecologische kwaliteiten door het gebied getrokken kunnen worden, zijn:

  • de houtwalstructuur, gelegen tussen de westelijke sportvelden en de tennisvelden
  • de sloot, die van noord naar zuid door het oostelijk gedeelte van het plangebied loopt en breder is dan de andere voorkomende sloten.
  • enkele dichtbegroeide, vochtige en moeilijk voor mensen te bereiken bosjes.

Waar mogelijk is het bestaande groen en water in Jacobskamp behouden. Daarbij is bekeken welke groen- of waterelementen historisch structurerend bepalend zijn geweest en welke gecultiveerde elementen aanwezig zijn.

De watergang tussen het woongebied en het nieuwe sportterrein is gerespecteerd,. Deze blijft behouden, wordt verbreed en aangevuld. Dit is een belangrijke historische structuur, die bepalend is geweest voor het vroegere landgebruik van Jacobskamp.

De overige groene elementen zijn voornamelijk gecultiveerd: het is groen dat aangelegd is om een functie te vervullen. De meeste groene elementen hebben een afschermende of windbrekende functie. De afschermende groenstrook tussen het nieuwe woongebied en de achterkanten van de woningen aan de Litserstraat zal in de nieuwe situatie zoveel mogelijk behouden blijven als blijvende afscherming tussen het nieuwe en het oude woongebied. De groensingels rondom de huidige sportvelden zijn als afscherming en windvang aangelegd tijdens de aanleg van de huidige sportvelden. Deze groenstructuren zijn zodanig hoog opgeschoten dat ze moeilijk in een nieuwbouwwijk geïntegreerd kunnen worden. De waarden van dergelijke structuren zijn vaak ook relatief beperkt. Daar waar mogelijk zullen delen van deze structuren opgenomen worden in de groenstroken van de nieuwe wijk.

In het inrichtingsplan openbare ruimte, dat nog grotendeels opgesteld dient te worden, zal exact worden bepaald welke groenstructuren behouden kunnen blijven en welke niet. Daar waar bestaande structuren verdwijnen, komen deze veelal op andere plekken in het gebied weer terug.

Conclusie en advies

  • Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura-2000 of overig beschermd natuurgebied, waarvoor een vergunning Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.
  • In het plangebied zijn geen strikt beschermde soorten of hun verblijfslocaties aangetroffen.
  • Algemeen voorkomende soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, lijst 1). Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door de geplande ontwikkelingen niet in gevaar gebracht. Om te voorkomen dat de aanwezige amfibieën en vissen onnodig schade ondervinden van demping van de sloten, wordt aangeraden om vanuit doodlopende stukken te dempen, zodat er voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig blijven voor de dieren.
  • Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden eventuele kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gekapt en gesloopt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een ter zake kundige te worden uitgevoerd.
  • Ten tijde van de inspectie zijn er geen vaste broedlocaties aangetroffen van uilen, spechten of roofvogels. Oudere bomen dienen voorafgaand aan een eventuele sloop te worden geïnspecteerd op aanwezigheid van deze dieren.

Gezien de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er uit oogpunt van flora- en faunabescherming geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling van Jacobskamp. Wel zal bij de verdere uitwerking en realisering van de plannen rekening worden gehouden met de bovengenoemde aandachtspunten c.q. voorwaarden. Wat betreft de steenuil wordt verwezen naar paragraaf 5.10.3.

5.10.2 Quickscan flora en fauna 2010

Er is een quickscan uitgevoerd naar (strikt) beschermde flora en fauna conform opgenomen in de Flora en faunawet tabellen 2, 3 alsmede vogels (Resultaten quickscan flora en fauna projectgebied Jacobskamp, Ecoresult). Daarnaast is extra aandacht uitgegaan naar aanwezigheid van de Brede Wespenorchis naar aanleiding van de zienswijze ingediend door Natuurgroep Gestel. Het onderzoek is als separate bijlage 26 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Beschermde flora en fauna
Uit het onderzoek volgt dat er geen tabel 2 en 3 soorten zijn aangetroffen. In het onderzoeksgebied is wel een juveniele (eerste jaar) Sperwer aangetroffen rondom het nest van een kraaiachtige. Het kraaiachtige nest leek dit jaar in gebruik te zijn geweest door Sperwer, op basis van (wit) dons op de rand van het nest. Vaste rust- en verblijfplaatsen van Sperwer zijn onder de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Een vervolgonderzoek vanaf maart tot juli 2011 is nodig om te bepalen of het nest inderdaad door de Sperwer in gebruik is.

Overige jaarrond beschermde vogels zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Op basis van dit bezoek is niet uit te sluiten dat het onderzoeksgebied wel gebruikt wordt door andere jaarrond beschermde vogels waaronder Huismus, Kerkuil, Ransuil en Steenuil.

Op 2 verschillende locaties zijn ten minste 27 Brede Wespenorchissen aangetroffen. Vrijwel zeker is dit aantal in het onderzoeksgebied onderschat. Wettelijk gezien heeft dit geen consequenties doordat voor deze plantsoort een vrijstelling geldt in het kader van "Ruimtelijke Ontwikkelingen".

Natuurwaarden
Jacobskamp is redelijk geïsoleerd van de omgeving hetgeen betekent dat het geen onderdeel uitmaakt van een groene verbinding door Den Dungen. Anderzijds is Jacobskamp in relatie tot direct aangrenzende omgeving een relatief groen 'eiland'. Dit kan betekenen een verarming voor flora en fauna indien er in de nieuwe plannen geen 'groen' aangelegd wordt. Het verdient de aanbeveling om huidige 'groen' in het projectgebied te mitigeren in herinrichting. In paragraaf 5.10.1 onder het kopje 'Inventarisatie waardevolle groenstructuren' is hier nader op in gegaan.

5.10.3 Inventarisatie steenuil en broedvogels

In het ontwerpbestemmingsplan is verslag gedaan van het onderzoek "Resultaten inventarisatie voorkomen steenuil in projectgebied Jacobskamp, Ecoresult". Deze inventarisatie vond plaats in april en mei 2010. Begin 2011 (maanden februari t/m juni) heeft dit onderzoek nog een keer plaatsgevonden. In de notitie 'Stand van zaken broedvogelonderzoek Jacobskamp' wordt hiervan verslag gedaan. Deze notitie is als bijlage 27 bij deze toelichting gevoegd.

In de bestaande manage aan de Hooidonksestraat is een steenuil aangetroffen. Voorafgaand aan de geplande activiteiten dient een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden teneinde de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats te blijven garanderen.

In het gebied zijn ca. 10 territoria Huismus aangetroffen op het terrein waar de kassen staan. Ook grenzend aan het onderzoekgebied zijn op verschillende locaties territoria van Huismus aangetroffen. Voorafgaand aan de geplande activiteiten dient een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden teneinde de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust­ en verblijfplaats te blijven garanderen.

Op de locatie van de kassen is 1 territorium Zwarte Roodstaart aangetroffen. De broedplaats van deze soort is niet jaarrond beschermd tenzij zwaarwegende ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. In deze situatie is dit niet het geval. Er is geschikt alternatief habitat in de directe omgeving is aanwezig. Ook komt de gunstige staat van instandhouding – op landelijk niveau – niet in gevaar.

5.10.4 Vleermuisonderzoek

In een vleermuizenonderzoek is bepaald of er in het plangebied vleermuizen aanwezig zijn (Vleermuisonderzoek Jacobskamp, Den Dungen in het kader van de Flora- en faunawet, Regelink ecologie & landschap, 2 november 2010). Het onderzoek is als separate bijlage 28 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Tijdens het onderzoek is één soort vleermuis waargenomen, de gewone dwergvleermuis. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied. Er zijn geen vliegroutes of vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in het plangebied. Het gebied is bovendien door de sterke verlichting ongeschikt voor deze functies. Door de ontwikkeling van het plangebied is geen schade aan de lokale populatie van de gewone dwergvleermuis te verwachten. Voor het uitvoeren van de geplande ingreep is geen ontheffing of verklaring van geen bezwaar in het kader van de Flora- en faunawet nodig.

5.10.5 Algehele conclusie

In de maanden februari t/m juni 2011 heeft een vervolgonderzoek naar broedvogels plaatsgevonden. Voor de steenuil en de huismus dient voorafgaand aan de geplande activiteiten een mitigatieplan opgesteld en uitgevoerd te worden.Indien mitigatie niet mogelijk is dient bepaald te worden of compensatie wel mogelijk is (mag ook buiten plangebied, uitgangspunt blijft ook hier dat de gunstige staat van instandhouding op regionaal niveau niet in het geding komt).

Voor het overige vormen flora en fauna geen belemmeringen voor de geplande ontwikkeling.