direct naar inhoud van Artikel 16 Horeca
Plan: Landelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPLandelijkgebied-VG01

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecadoeleinden;
  • b. een aan huis verbonden beroep;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals opslagruimten en overeenkomstig de in 16.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:

a Staat van horecafuncties

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties:

Afkorting   Aanduiding   Type bedrijf   Adres   bebouwde oppervlakte (m2)  
Sh-1   specifieke vorm van horeca - 1   Restaurant en zalencomplex   Boxtelseweg 15   730  
Sh-2   specifieke vorm van horeca – 2   Restaurant en zalencomplex   Boxtelseweg 24   980  
Sh-3   specifieke vorm van horeca – 3   Restaurant   Rooiseweg 4   200  
Sh-4   specifieke vorm van horeca-4   Café   Heikampen 5   265  

b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

c Bedrijfswoning

Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

16.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 16.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is inclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

16.2.3 Bedrijfswoning

Voor de bedrijfswoning geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 12°;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
16.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. er is maximaal 1 bijgebouw per bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 45 m²;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
16.2.5 Bedrijfsgebouwen

Voor de bedrijfsgebouwen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
16.2.6 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt maximaal:
    • 1. 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van een carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m2;
  • d. de bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat:
    • 1. antennes niet mogen worden gesitueerd voor de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
    • 2. antennes dienen te worden gesitueerd op of aan de woning dan wel op een afstand van maximaal 15 m van de woning;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maxiaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte van een overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 2 m.
16.2.7 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan in de vorm van de bouw van een kelderruimte onder de (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kelderruimte is alleen bedoeld voor huishoudelijke doeleinden;
  • b. de kelderruimte mag slechts één bouwlaag bestaan en alleen worden aangebracht onder de woning;
  • c. de kelderruimte moet worden aangebracht binnen de contouren van de buitengevels van de woning;
  • d. de inhoud van de kelder behoort niet tot de inhoud van de woning en wordt ook niet meegerekend bij 16.2.3 onder c.
16.2.8 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt voor 3/4 deel plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
16.2.9 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens een vergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een door de aanvrager over te leggen landschappelijk inpassingsplan.
16.4 specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. een aan huis verbonden bedrijf.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van afhankelijk wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een daarbij te bepalen periode, afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b en c en toestaan dat een niet voor bewoning bestemd gebouw tijdelijk gebruikt wordt voor woondoeleinden indien:

  • a. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een aantoonbare noodzaak tot mantelzorg van de bewoner. Deze noodzaak dient aangetoond te worden door een door burgemeester en wethouder aangewezen onafhankelijke deskundige;
  • b. onverminderd wordt voldaan aan de regels van het toepasselijke bestemmingsplan;
  • c. het vloeroppervlak dat voor mantelzorg wordt gebruikt, bedraagt maximaal 80 m²;
  • d. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden niet leidt tot onevenredige aantasting van belangen van omwonenden, waaronder begrepen (agrarische) bedrijven.
16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 4 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

16.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 16.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
16.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
  • a. De in 16.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.
  • b. De aanvraag om omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een deskundigenrapport dat ingaat op cultuurhistorische waarden, de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de gewenste/ noodzakelijke werken en werkzaamheden.
  • c. Het bevoegd kan één of meerdere voorwaarden verbinden aan de in 16.6.1 bedoelde omgevingsvergunning teneinde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over de verlening van de omgevingsvergunning en de daaraan gekoppelde voorwaarden wint zij schriftelijk advies in bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. Hierbij wordt mede betrokken of de kosten van waardedaling en renovatie in verhouding staan met de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw.