direct naar inhoud van Artikel 15 Gemengd - Schaapskooi
Plan: Landelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPLandelijkgebied-VG01

Artikel 15 Gemengd - Schaapskooi

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor Gemengd - Schaapskooi aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bezoekers- en educatiecentrum;
  • b. cultuurhistorische doeleinden;
  • c. museum;
  • d. ondersteunende horeca;
  • e. detailhandel;
  • f. agrarisch gebruik;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 15.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

15.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:

a Horeca

Voor horeca geldt het volgende:

  • 1. het mag enkel horeca betreffen die ondersteunend is aan de overige functies binnen de bestemming Gemengd - Schaapskooi;
  • 2. horeca is toegestaan waar kleinere etenswaren, in hoofdzaak maaltijden en/of (alcoholvrije en alcoholische) dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een snackbar, cafetaria, broodjeszaak, automatiek, lunchroom en ijssalon, en waarvan de exploitatie ook in de avonduren plaatsvindt zoals een café, restaurant.
  • 3. het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals feesten en partijen is niet toegestaan.
b Detailhandel

Voor detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten alsmede om het verstrekken van foldermateriaal e.d. ten behoeve van het toeristisch informatiepunt.
  • 2. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 3. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

15.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 675 m².

15.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m.
15.2.4 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt maximaal:
    • 1. 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van een overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 6 m.
15.2.5 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens een vergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een door de aanvrager over te leggen landschappelijk inpassingsplan.
15.4 specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 15.1.2 onder b;
  • c. woondoeleinden;
  • d. een seksinrichting.
15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 4 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

15.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
15.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
  • a. De in 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.
  • b. De aanvraag om omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een deskundigenrapport dat ingaat op cultuurhistorische waarden, de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de gewenste/ noodzakelijke werken en werkzaamheden.
  • c. Het bevoegd kan één of meerdere voorwaarden verbinden aan de in 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning teneinde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over de verlening van de omgevingsvergunning en de daaraan gekoppelde voorwaarden wint zij schriftelijk advies in bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. Hierbij wordt mede betrokken of de kosten van waardedaling en renovatie in verhouding staan met de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw.