Plan: | Oisterwijk Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 |
Huidige situatie
De niet-agrarische bedrijvigheid in het plangebied is veelzijdig en verspreid over diverse locaties in de hele gemeente. Een overzicht van de aanwezige bedrijven is opgenomen in bijlage 4.
De aard van de bedrijfsactiviteiten is zeer divers. Er komen aan de agrarische sector gerelateerde bedrijven voor, zoals handel in dierlijke voedingsmiddelen en dierenartsenpraktijken. Ook niet aan het buitengebied gebonden bedrijven komen voor, zoals aannemersbedrijven, garagebedrijven en transportbedrijven. Bij de meeste bedrijven is sprake van een bedrijfswoning.
Staat van bedrijfsactiviteiten
Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van deze bedrijven wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 5).
Inschaling van bedrijven
De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling in bijlage 4 blijkt dat bedrijven veelal in categorie 2 vallen. Categorie 2-bedrijven kunnen direct naast of beneden in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
De overige bedrijven zijn ingeschaald in categorie 3.1 of 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven met een hoge milieubelasting (categorie 4 en hoger) komen in het plangebied niet voor.
Huidige situatie horecabedrijven
In het plangebied komen opvallend veel horecagelegenheden voor, zoals cafés, restaurants en hotels. Behalve reguliere horecabedrijven zijn er enkele bijzondere bedrijven zoals de Belvertshoeve, waar horeca gecombineerd wordt met de opvang van jongeren.
Staat van Horeca-activiteiten
Om inzicht te krijgen in de mate van hinder van horecabedrijven wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van Horeca-activiteiten. In de Staat van Horeca-activiteiten worden drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 5.
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gevestigde bedrijven passen over het algemeen in deze inschaling. Uitsluitend de huidige café's zijn aan te merken als categorie 2 bedrijven.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld.
Huidige situatie overige functies
Naast de genoemde (niet-agrarische en horeca)bedrijven komen in het plangebied ook nog andere functies voor. Het gaat onder andere om tuincentra, kantoor, maneges, asielzoekerscentrum, conferentieoord, zorgcentra, sportaccommodaties en dierenpensions.
Toekomstige ontwikkelingen
Voor bestaande niet-agrarische bedrijven geldt dat deze in moeten kunnen spelen op ontwikkelingen in de markt. Dit betekent dat modernisering van de bedrijfsvoering, noodzaak tot huisvesting bij het bedrijf of groei van de activiteiten in de toekomst gewenst kan zijn. Dit resulteert vaak in een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en / of intensivering van productieprocessen. Op basis van het (oude) streekplanbeleid is een uitbreiding van 15% toelaatbaar. Op basis van de Verordening Ruimte is een verdere uitbreiding mogelijk tot 5.000 m2 maar deze verruiming is naar de mening van de gemeente onvoldoende toegesneden op specifieke situaties. Uitbreiding kan ook extra hinder opleveren voor de directe omgeving. Voor wat betreft bedrijfswoningen moet nut en noodzaak worden aangetoond aangezien terughoudendheid met uitbreiding van het aantal woningen in het buitengebied noodzakelijk is. De milieubelasting mag niet verder toenemen.
Naar verwachting neemt de vraag om niet-agrarische bedrijven te vestigen in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen toe.
Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld de (relatief) lage kosten van het vrijkomende pand of een representatieve situering in het landschap.
Aan deze vestiging van niet-agrarische bedrijven zijn voor- en nadelen verbonden. Zo kan de nieuwe functie extra hinder opleveren voor de directe omgeving (verkeersdruk, milieubelasting) en voor natuur en landschap (milieubelasting, verschijningsvorm). Er kunnen naast deze hinder ook voordelen aan de aanwezigheid of vestiging van niet-agrarische bedrijven verbonden zijn. Zo blijft de bebouwing onderhouden en in stand wat, met name in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wenselijk is. Ook kan niet-agrarische bedrijvigheid het economisch draagvlak versterken (meer investeringen in het plangebied, toename van het voorzieningenniveau, toename van werkgelegenheid).
Sectorale bouwstenen voor het beleid
Bestaande niet-agrarische bedrijven moeten kunnen blijven voortbestaan, uitbreidingsruimte krijgen en eventuele wijzigingen in de aard van de bedrijfsactiviteiten kunnen doorvoeren om het voortbestaan van deze bedrijven in de toekomst te garanderen. Verdere ontwikkelingsruimte is mede afhankelijk van de mate waarin het bedrijf hinder veroorzaakt voor zijn omgeving.