direct naar inhoud van 4.2 Bodem en water
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

4.2 Bodem en water

De opbouw en kwaliteit van bodem en water (de abiotische omstandigheden) zijn bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de verschillende functies in het plangebied. De bodemkundige en hydrologische omstandigheden bepalen in belangrijke mate de gebruiksmogelijkheden en de aanwezigheid van natuur- en landschapswaarden. In de 20e eeuw is veel ruimte aan het water ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op het oppervlaktewater. Er is een dringende noodzaak om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om de waterbeheerder vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt in deze paragraaf een beeld geschetst van water en bodem. Bij het opstellen van deze paragraaf is onder andere gebruik gemaakt van bodemkaarten en gegevens van de waterbeheerder. Het waterschap de Dommel heeft het beheer van de waterkwaliteit en -kwantiteit in het gebied. Ten behoeve van voorliggende waterparagraaf hebben meerdere besprekingen plaatsgevonden met het waterschap (o.a. op 12 december 2006 en 12 januari 2010). De resultaten van het overleg zijn in voorliggende paragraaf en in paragraaf 8.2 verwerkt.

Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader worden toegelicht.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW);

Nationaal:

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet;

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • (Ontwerp) Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte;

Waterschap:

  • Waterbeheerplan 2010-2015: Krachtig water;

Gemeentelijk:

  • Gemeentelijk Rioleringsplan.

Waterschapsbeleid

Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Onderscheid wordt gemaakt in zes belangrijke (nieuwe) thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodems en mooi water. Binnen de kerntaken die er zijn, kiest het waterschap ervoor om twee onderwerpen met hoge prioriteit aan te pakken, te weten het voorkomen van wateroverlast en het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Inspanningen zijn met name gericht op het realiseren van de waterbergingsgebieden voor 2015, waarbij de gebieden ten behoeve van het bebouwd gebied de allerhoogste prioriteit hebben. Het herstel en de bescherming van de leefgebieden voor zeldzame planten- en diersoorten in Natura 2000-gebieden zijn urgent. Daarom geeft het waterschap voorrang aan maatregelen in het watersysteem die hieraan bijdragen.

Om de eigen doelen, maar ook die van anderen, te bereiken zal het waterschap samenwerken in integrale gebiedsprojecten en over de grenzen van het eigen beheergebied heen. Door van 'buiten naar binnen' te denken en te werken wil de waterbeheerder samen met mede-overheden en partners de publieke middelen zo efficiënt mogelijk benutten.

In de Keur Waterschap de Dommel 2009 worden regels gesteld aan lozen, onttrekken, aan- en afvoeren van oppervlaktewater, grondwater en andere handelingen aan het watersysteem. Het is niet toegestaan om zonder vergunning water af te voeren naar oppervlaktewateren in de attentiegebieden (beschermingszone rond de natte natuurparel) en de keurbeschermingsgebieden (gebieden waarvoor een anti-verdrogingsbeleid geldt zoals de Oisterwijkse bossen en vennen, het gebied rond de Reusel). Buiten deze gebieden is het niet toegestaan om zonder vergunning neerslag af te voeren als gevolg van meer dan 2.000 m2 bebouwing of verharding. Het is niet toegestaan om in de gebieden die aangewezen zijn voor de inrichtingsvariant 'meandering' (zoals de Reusel) of 'natte natuurzone' (zoals de Rosep) zonder vergunning werken uit te voeren of graafwerkzaamheden te verrichten.

Gemeentelijk beleid

Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2009-2016 vastgesteld. In het GRP wordt ingegaan op de drie zorgplichten die de gemeente heeft (de zorgplicht voor afvoer van het stedelijk afvalwater, zorgplicht voor afstromend hemelwater en de zorgplicht voor afstromend grondwater). Voor het bestemmingsplan is de zorgplicht voor het afstomend hemelwater van belang.

In het GRP zijn de volgende doelstellingen en beleidsuitgangspunten vastgelegd. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de Kader Richtlijn Water zoals, bescherming volksgezondheid, droge voeten, voldoende water, schoon water, schone waterbodem en mooi en natuurlijk water.

De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De voorzieningen voor stedelijk afvalwater, regen en grondwater dragen daaraan bij. Ze waarborgen maatschappelijke belangen zoals:  
Bescherming van de volksgezondheid   Door de verwijdering van stedelijk afvalwater uit de directe leefomgeving.  
Droge voeten en voldoende water   Door de inzameling en verwerking van hemelwater (en mogelijk grondwater) verwijdert de gemeente water uit de bebouwde omgeving of voegt de gemeente water toe aan de omgeving.  
Schoon water en een schone bodem   Door de aanleg van voorzieningen voorkomt de gemeente dat ongezuiverd stedelijk afvalwater of verontreinigd regenwater op of in de bodem of het oppervlaktewater terechtkomt.  
Mooi en natuurlijk water   Door de inrichting en het onderhoud van waterpartijen zorgt de gemeente voor een zo aantrekkelijk en natuurlijk mogelijk beeld van water in de openbare ruimte waardoor de belevingswaarde toeneemt of gelijk blijft.  

Uitgangspunt voor de zorgplicht voor afstromend hemelwater is dat iedereen het hemelwater dat op eigen terrein valt ook op eigen terrein moet verwerken. Er zijn natuurlijk altijd terreinen waar dit niet mogelijk is. In andere gevallen zullen bijvoorbeeld bouwers er voor kiezen om de 'zorg' over te dragen aan de gemeente. Als een perceel volledig bebouwd wordt kan de bouwer in overleg het water naar de gemeente af laten vloeien. De kosten voor opvang en transport moeten dan wel betaald worden aan de gemeente. Dit kan via het verbreed rioolrecht en voor eerste aanleg via een overeenkomst met een bouwer. De gemeente heeft de plicht het afvloeiende water te ontvangen en af te voeren. Deze zorgplicht heeft het karakter van een resultaatsverplichting. Er is geen vrijblijvendheid.

De gemeente moet zorg dragen voor een doelmatige inzameling van het afvloeiende hemelwater. Daarmee wordt bedoeld dat voor die gevallen waarin op eigen terrein geen afdoende mogelijkheden aanwezig zijn, in openbaar terrein voorzieningen voor opvang, buffering, transport en/of verwerking aangelegd worden.

Binnen de gemeente Oisterwijk is in de meeste gebieden hemelwater redelijk tot goed te infiltreren in de ondergrond. Om de nieuwe zorgplicht vorm te geven zijn beleidsuitgangspunten opgesteld. Daarbij is onderscheid gemaakt naar locatie en bijvoorbeeld nieuwbouw en bestaande omgeving. Voor het buitengebied geldt:

Bestaand bestemmingsplan bij aanwezigheid van vrijvervalriolering  
Uitgangspunten opvang en verwerken hemelwater   Voor het bouwen binnen bestaande bestemmingsplannen wordt afkoppeling en aanleg van infiltratievoorzieningen op eigen terrein verplicht gesteld. Een infiltratievoorziening mag voorzien worden van een noodoverlaat. Water vanuit deze noodoverlaat wordt alleen geaccepteerd als dit bovengronds op de erfgrens wordt aangeboden.  
  In het bijzondere geval dat voorzieningen op eigen terrein niet mogelijk zijn wordt een maatwerk oplossing geboden. De kosten van deze maatwerkoplossing zijn voor rekening van de ontwikkelaar/bouwer.  
Bestaand bestemmingsplan met drukriolering (voornamelijk buitengebied)  
Voorschriften lozing   Hemelwater lozen op de drukriolering is in alle gevallen verboden. Opvang, berging en infiltratie van hemelwater moet op eigen terrein gerealiseerd worden. Een infiltratievoorziening mag voorzien worden van een noodoverlaat. Water vanuit deze noodoverlaat wordt alleen geaccepteerd als dit bovengronds op de erfgrens wordt aangeboden.  
  n het bijzondere geval dat voorzieningen op eigen terrein niet mogelijk zijn, wordt een maatwerk oplossing geboden. De kosten van deze maatwerkoplossing zijn voor rekening van de ontwikkelaar/bouwer.  

Huidige situatie

Voor een goed begrip van de abiotische omstandigheden wordt tevens verwezen naar de ontstaansgeschiedenis zoals beschreven in paragraaf 4.1. In deze paragraaf worden achtereenvolgens de bodemopbouw, het grondwater, het oppervlaktewater en de waterkwaliteit beschreven.

Bodemopbouw

De bodem bestaat voornamelijk uit enkeerdgronden en zwaklemig fijn zand. In de natuurgebieden tussen Oisterwijk en Moergestel bestaat de bodem veelal uit leemarm zand in stuifduinen. Ten zuiden van Moergestel is een zanddek aanwezig op veengronden. Dit zijn relatief arme zandige gronden (dunne humushoudende laag) die relatief droogtegevoelig zijn. In het beekdal van de Reusel komen voornamelijk lage enkeerdgronden voor.

De hoogstgelegen gronden liggen in de omgeving van Heuvelstraat, op circa 14,0 m + N.A.P. De laagstgelegen gronden liggen ten zuiden van de kern Oisterwijk, op circa 8,0 m + N.A.P. nabij het Klompven. Daarmee maakt het gebied deel uit van het deelgebied hoge zandgronden in Hoog-Nederland.

Grondwater

Het plangebied is grotendeels als intermediair gebied aan te duiden. Dit betekent dat in het gebied afwisselend kwel- en infiltratie plaatsvindt. De kwel die in de intermediaire gebieden optreedt zal hoofdzakelijk ondiepe kwel zijn. Er is dan sprake van een opwaartse stroming van grondwater, bestaande uit in de omgeving geïnfiltreerde neerslag. Rondom en in de natuurgebieden komen delen voor die als infiltratiegebied zijn aan te merken. In de lagere gebieden van de beekdalen is sprake van een kwelsituatie. Het betreft hier ondiepe slootkwel.

Een groot deel van het plangebied valt onder de hydrologische gevoelige delen van de Groene Hoofdstructuur, zoals de Oisterwijkse bossen en Vennen en het Helsbroek.

De grondwaterstand in het gebied is vrij laag (oude akkerbouwcomplexen en jonge ontginningen) tot laag (hoge dekzandgronden: grondwatertrap VI). Een uitzondering hierop vormen de beekdalen. Hier is de grondwaterstand relatief hoog (kwel: grondwatertrap II). Door het jaar heen kan de grondwaterstand hier fluctueren, het grondwater en de beken hebben een grote invloed op elkaar.

Oppervlaktewater

Het plangebied maakt onderdeel uit van het hoofdstroomgebied van de Dommel. Het hoofdstroomgebied de Dommel bestaat uit 3 stroomgebieden en het plangebied is gelegen in het stroomgebied Beerze Reusel.

Dit stroomgebied wordt gevormd door de beken Nieuwe Leij, Beerze, Reusel en de Aa.

De Nieuwe Leij ontspringt in België; bovenlopen zijn de Poppelsche en Rovertsche Leij. Ten zuiden van Goirle vloeien deze twee bovenlopen samen tot de Nieuwe Leij, met daarnaast gelegen de Oude Leij. Ten oosten van Tilburg, nadat de beek met een sifon onder het Wilhelminakanaal is doorgegaan, heet de beek Voorste Stroom.

De beken Beerze en Reusel ontspringen beiden op het Kempisch Plateau ten zuiden van de plaatsen Reusel, Bladel en Hapert. De bovenlopen van de Reusel zijn de Belevensche Loop, Hoevensche Loopje, Rouwenbochtloop en Raamsloop. Ter hoogte van Oisterwijk wordt de Reusel de Achterste Stroom. De Voorste en Achterste Stroom komen ten oosten van Oisterwijk samen en vanaf daar heet de beek Essche Stroom. Ten oosten van Oisterwijk stroomt ook de Rosep in de Essche Stroom.

De Aa of Goorloop en Dalemstroompje vloeien bij Hapert samen tot de Groote Beerze. De Groote en Kleine Beerze komen op het Landgoed Baest ten noorden van Middelbeers samen. Vanaf daar heet de beek Beerze. Na tien kilometer, ter hoogte van Boxtel, splitst de Beerze zich in het Smalwater en Kleine Aa of Dommeltje. Het Smalwater stroomt bij Boxtel de Dommel in, terwijl de Kleine Aa of Dommeltje via de Essche Stroom vervolgens bij St. Michielsgestel in de Dommel stroomt.

Belangrijke stilstaande wateren in het plangebied komen voor in de vorm van een groot aantal vennen in de Oisterwijkse bossen en vennen, zoals het Galgeven en het Kolkven.

Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit deze beken en het (gegraven) ont- en afwateringsstelsel in de landbouw- en natuurgebieden.

Waterkwantiteit

Door de ligging op het Kempisch Plateau in combinatie met een sterke ontwatering en afwatering vallen de bovenlopen van de (zij)beken 's zomers vaak droog en is de basisafvoer in de zomer laag. Dit heeft (te) lage peilen en (te) lage stroomsnelheden tot gevolg.

De rechte sloten en grillige oude beeklopen vormen de structuur om het water aan te voeren, te bergen en / of af te voeren. Het peilbeheer is hierbij afgestemd op de aanwezige grondgebruiksfunctie in het gebied: landbouw, stedelijk gebied, natuurwaarden en waterbuffering.

Voor wat betreft waterkwantiteit is voorts Waterbeheer 21e eeuw van belang. Het versneld afvoeren van overtollig water is niet langer gewenst. (Regen)water dient in eerste instantie vastgehouden te worden in het gebied, opgevangen te worden in een waterberging en pas in laatste instantie afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. In diverse plannen wordt melding gemaakt van de noodzaak tot waterberging in het agrarische gebied bij de Reusel en de Voorste Stroom. Langs de Beerze is binnen het plangebied al een inundatiegebied ingericht.

De verwachte aanpassing van het rioleringsstelsel (afkoppelen regenwater en aanpak overstorten) leiden eveneens tot de behoefte aan extra waterberging dicht bij de kernen (met name bij Oisterwijk, Gemeentelijk Rioleringsplan).

Waterkwaliteit

Het diepe grondwater afkomstig van de hoge zandgronden heeft een bijzonder goede kwaliteit. Het oppervlaktewater in het plangebied is, net als in veel andere buitengebieden matig van kwaliteit. Dit wordt onder meer veroorzaakt door uit- en afspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw, riooloverstorten en effluent van RWZI's, verontreinigingen vanuit de stedelijke gebieden en de inlaat van gebiedsvreemd (en verontreinigd) inlaatwater.

Vrijwel alle vennen zijn verzuurd, geëutrofieerd en / of verdroogd (bron: Waterbeheerplan 2001-2004, Waterschap de Dommel). Gezien de huidige milieukwaliteit is de kans op spontaan herstel op korte termijn nihil. De provincie heeft in 1998 een onderzoek afgerond naar kansen voor behoud en herstel van de kenmerkende leefgemeenschappen van vennen in Noord-Brabant (De vennen verkend, 1998). Alleen op basis van effectgerichte maatregelen zijn er herstelkansen.

De vennen die door het grondwater worden gevoed, hebben geprofiteerd van de verbeterde grondwatersituatie. Voor een aantal door regenwater gevoede vennen zijn maatregelen genomen die de verzuring een halt toeroepen. Veel vennen kunnen echter niet meer worden gered, omdat de hydrologische situatie te zeer verstoord blijkt te zijn.

Kaderrichtlijn Water

In het verleden zijn er vanuit de Europese Unie vele richtlijnen verschenen die (indirect) invloed hebben op water (onder andere Nitraatrichtlijn, Zwemwaterrichtlijn). Om tot een meer integrale Europese aanpak van water te komen is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. Het vastleggen van de doelstellingen is verplicht, maar de weg ernaartoe wordt niet centraal gestuurd. Doelstellingen moeten vertaald worden in maatregelen, deze maatregelen moeten op maatschappelijke haalbaarheid worden getoetst en indien noodzakelijk worden bijgesteld. Vervolgens moeten de maatregelen op straffe van een boete worden uitgevoerd.

In het plangebied zijn geen nieuwe, niet eerder genoemde maatregelen te verwachten.

Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005

In de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005 zijn de gebieden vastgelegd die aangemerkt worden als "beschermde gebieden waterhuishouding" en "attentiegebieden". Deze gebieden zijn vertaald in de "natte natuurparels en de 500 meter beschermingszone" in de reconstructieplannen.

Toekomstige ontwikkelingen

Conform het huidige beleid, streven waterbeheerder en gemeente naar een duurzamer waterbeheer in het plangebied. Uitgangspunten daarbij zijn:

  • bevorderen van de veiligheid (tegengaan van overstromingen en wateroverlast);
  • voorzien in waterberging, zowel bij de kernen ten behoeve van de opvang van afgekoppeld regenwater uit de kernen als in het landelijke gebied;
  • overal en altijd streven naar de juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit in relatie tot de functie van een gebied, waarbij rekening wordt gehouden met herstel en ontwikkeling van natuurlijke processen;
  • herstellen, bevorderen en benutten van de natuurlijke kwaliteiten van het watersysteem;
  • behouden en versterken van de herkenbaarheid van het water als beeldbepalend en cultuurhistorisch element in het landschap.

In de reconstructieplannen hebben deze uitgangspunten ook een plaats gekregen door de aanwijzing van gebieden voor waterberging en de wens tot beekherstel.

Verwacht wordt dat in de toekomst de waterkwaliteit zal verbeteren. Het aangescherpte mestbeleid en de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water zullen hieraan bijdragen evenals de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan en het op basis van vrijwilligheid meewerken aan een natuurlijker waterbeheer. De maatregelen die op basis van deze richtlijnen en plannen zullen worden genomen zijn slechts in beperkte mate ruimtelijk relevant en / of nog onvoldoende concreet om bestemmingsplanmatig geregeld te kunnen worden.

Op basis van het voorgaande zijn de belangrijkste ruimtelijk relevante consequenties die een plaats in het bestemmingsplan moeten krijgen de volgende:

  • rekening houden met functieverandering van agrarische gronden naar waterberging;
  • rekening houden met functieverandering ten behoeve van de realisatie van natte ecologische verbindingszones;
  • rekening houden met functieveranderingen ten behoeve van beekherstel;
  • bescherming bieden aan natuurwaarden die sterk gerelateerd zijn aan water.

Sectorale bouwstenen voor beleid

Voor de aspecten bodem en water worden de volgende bouwstenen voor het beleid geformuleerd:

  • vanuit de faciliterende rol van waterbeheer streven naar een optimale waterhuishoudkundige situatie voor de verschillende grondgebruiksfuncties;
  • realiseren van waterberging langs de Reusel en de Voorste Stroom en handhaven van de bestaande inundatiegebieden langs onder andere de Voorste Stroom en de Beerze;
  • realiseren van waterberging nabij de kernen voor opvang van water uit het bebouwde gebied;
  • herstellen van het natuurlijke verloop van diverse beken en inrichten van de ecologische verbindingszones;
  • verbeteren van de waterkwaliteit.