direct naar inhoud van 4.1 Ontginningsgeschiedenis
Plan: Oisterwijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002

4.1 Ontginningsgeschiedenis

Voor een goed begrip van de aspecten water, bodem, natuur, landschap en cultuurhistorie wordt de ontginningsgeschiedenis van het plangebied kort beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie uit de StructuurvisiePlus.

Dekzandgebied

Van oudsher vestigde de mens zich op hoger gelegen delen in het landschap. In het Brabantse zandgebied zijn de meeste dorpen ontstaan op de overgang van de beekdalen naar de hoger gelegen zandgronden. De lager gelegen beekdalen en grootschalige heidegebieden werden gebruikt voor beweiding door het vee. Deze gebieden leverden tevens de noodzakelijke mest voor de akkerbouwpercelen. Op de hoger gelegen gronden werden (akkerbouw)gewassen verbouwd. Het plangebied bestaat uit diverse dekzandruggen die lopen van zuidwest naar noordoost. Dekzandruggen kenmerken zich door droge, voedselarme en kalkarme zandbodems. Wanneer een gedeelte van het dekzand is weggespoeld of verstoven, komen vlakke, leemrijke delen aan de oppervlakte. Door deze ondoorlatende lagen zijn veel verstoven laagten gevuld met regenwater, al dan niet aangevuld met grondwater en ontstonden de vennen. Het opgestoven zand heeft op het dekzandgebied landduinen gevormd.

Beekdalen

Het gebied wordt doorsneden door vele beken. De beekdalen zijn doorgaans smal en diep ingesneden. De Voorste Stroom vormt hier een uitzondering op. Hier en daar zijn nog restanten te vinden van de smalle, strookvormige verkaveling: slagenverkaveling. De meest voorkomende bodemtypen in de beekdalen zijn moerige en venige gronden. De grond is zeer vochtig. De van oudsher met de beken verbonden kwelsituaties komen hier en daar nog voor.

Oude akkercomplexen

Op de delen van de dekzandruggen die voor de akkerbouw werden gebruikt zijn eerdgronden ontstaan door de jarenlange ophoping met potstalmest (heideplaggen vermengd met mest). Kenmerkend voor de oude akkerbouwcomplexen is de open, bolle ligging met dichte randen (houtwallen). De gronden zijn overwegend droog en relatief kleinschalig.

Jonge heideontginningen

Als meest recent ontgonnen gebied, kenmerken deze heideontginningen zich door de relatief grootschalige percelen en de verspreide bebouwing. De gronden zijn arm en droog.

Beboste stuifzandcomplexen en heide

De delen van de hoge dekzandruggen die niet zijn ontgonnen vormen nu de grootschalige bos- en heidegebieden. Het is een dicht, reliƫfrijk gebied met weinig afzonderlijk te onderscheiden landschapselementen (met uitzondering van de landgoederen zoals Ter Braakloop en de Oude Hondsberg).