direct naar inhoud van 4.4 Archeologie
Plan: Bestemmingsplan Lubberstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPSPLUBBERST201000-VAST

4.4 Archeologie

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van Provincie Noord-Brabant heeft de locatie een middelhoge/hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van het beleid van de provincie Noord-Brabant is daarom een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. In dat kader is in april 2008 een vooronderzoek uitgevoerd door Grontmij (Archeologisch onderzoek Lubberstraat te Spoordonk, gemeente Oirschot, Grontmij Nederland bv, Roermond, 9 april 2008, rapportnr. 208344/RM.231/GAR620).

Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen. Uit het onderzoek blijkt dat zich in het plangebied dikke eerdgronden bevinden. Op basis van het bureauonderzoek is een middelhoge archeologische verwachtingswaarde vastgesteld.

Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied onverstoorde hoge bruine zwarte eerdgronden of essen voorkomen. In het noordelijk deel van het plangebied is het boorprofiel zwaar verstoord. Daarnaast is een klein stukje van het westelijk deel van het onderzoeksgebied verstoord bij de Merodelaan 28. Aan de oostkant lijken de verstoringen zich te beperken tot tussen de huidige bebouwing en de Lubberstraat.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen de kwaliteit, aard, datering, omvang en diepteligging van eventuele archeologische resten nader vast te stellen door middel van een waarderend onderzoek (proefsleuven).

4.4.1 Proefsleuvenonderzoek

Voor het plangebied is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (Spoordonk-Lubberstraat. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, auteur: T. Dyselinck, BAAC-rapport A-09.0133, januari 2010).

Verspreid over het plangebied zijn grondsporen aangetroffen, voornamelijk bestaande uit noordwest-zuidoost georiënteerde greppels en één min of meer oost-west georiënteerde greppel centraal in het plangebied. Een deel van de greppels heeft een breedte van enkele meters. De meeste greppels komen zowel qua oriëntatie en plaats overeen met perceelsgrenzen die zichtbaar zijn op 19de-eeuws kadastraal en topografisch kaartmateriaal en in en aantal gevallen met nog recentere kaarten. De oudste greppels stammen waarschijnlijk uit de late Middeleeuwen. Langs de centrale oost-west georiënteerde greppel zijn karresporen aangetroffen ter plaatse van een bestaande onverharde weg langs een perceelsgrens. In het noorden van deelgebied 1 zijn moesbedden aangetroffen. In een aantal proefsleuven is de bodem recent tot vrij diep in de C-horizont verstoord, o.a. ten gevolge van sloopwerkzaamheden en het leggen van betonplaten.

In het zuidoosten van deelgebied 1, nabij de huidige bebouwing aan de Lubberstraat, is de plattegrond van een min of meer oost-west georiënteerd tweeschepig gebouw aangetroffen met een lengte en breedte van respectievelijk ca. 7 m en 5,75 m. Waarschijnlijk kan deze plattegrond worden gedateerd in de Volle Middeleeuwen. Over een greppel in het zuidoosten van deelgebied 1 lagen bij wijze van oversteekplaats minimaal twee balken van wilgenhout. De datering is onbekend, maar waarschijnlijk gaat het om een vrij recent fenomeen.

Het mobiele vondstmateriaal bestaat vrijwel uitsluitend uit aardewerkscherven uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Eén scherf, afkomstig uit een paalkuil van de gebouwplattegrond, is Merovingisch en een andere waarschijnlijk Karolingisch.

Op de criteria voor fysieke en inhoudelijke kwaliteit ”scoort” de vindplaats, dat wil zeggen het gedeelte van het plangebied rond de aangetroffen gebouwplattegrond, nabij de Lubberstraat, als middelhoog, waardoor deze als behoudenswaardig kan worden beschouwd. Het rapport besluit met de aanbeveling om hier vervolgonderzoek te verrichten in de vorm van een opgraving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPSPLUBBERST201000-VAST_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPSPLUBBERST201000-VAST_0010.png"

Puttenplan

4.4.2 Selectiebesluit

Geadviseerd wordt, indien behoud van archeologische waarden niet mogelijk is, om archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving uit te voeren in het als behoudenswaardig aangeduide gebied (rood omlijnd). Omdat archeologie in het gebied direct boven het rood omlijnde terrein niet kan worden uitgesloten, wordt geadviseerd om hier door middel van aanvullende proefsleuven inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid en waarde van mogelijke archeologische resten. Met een opgraving van het beschreven gebied wordt naar onze mening de aanwezige archeologische informatie voldoende benut om, samen met de reeds tijdens het proefsleuvenonderzoek verzamelde gegevens, een bijdrage te kunnen leveren aan het opvullen van de kennislacune m.b.t. het ontstaan en de ontwikkeling van historisch bekende bewoningskernen.