direct naar inhoud van Artikel 15 Verkeer
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van verkeer - hoofdverkeersweg' hoofdverkeerswegen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - interlokale wegen' interlokale wegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingswegen' ontsluitingswegen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen' onverharde wegen;
  • e. fietspaden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' de realisatie van een robuust duurzaam ecologisch netwerk;
  • h. het behoud van de landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'openheid', 'reliëf' en 'waardevol landschapselement';

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met aan a tot en met g ondergeschikt:

  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats b' een munitieopslagplaats b
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gevarenzone munitieopslagplaats c' een munitieopslagplaats c;

met de bij a tot en met k behorende:

  • m. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

dan wel de bestaande grotere bouwhoogte en/of oppervlakte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8,5 m bedragen;

dan wel de bestaande grotere bouwhoogte ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. het houden van evenementen;
  • d. het inrichten van wegen voor een andere aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' zoals omschreven in artikel 15.1.1.
15.4 Ontheffing van de gebruiksregels
15.4.1 Doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.4.2 Houden van evenmenten

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.3.1 onder c, voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  • a. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;
  • b. een evenement maximaal drie aaneengesloten dagen mag plaatsvinden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
15.5 Aanlegvergunning

15.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen op of in de gronden met de bestemming “Verkeer” nader aangeduid als “onverharde weg”.
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  • e. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • f. het dempen van bermsloten.


15.5.2 Het in artikel 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • b. waarvoor ontheffing is verleend op basis van artikel 16.6 van deze regels;
  • c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.

15.5.3 De onder artikel 15.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 15.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

15.5.4 De onder artikel 15.5.1 sub b bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, als beschreven in artikel 15.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

15.6 Ontheffing omzetting 'specifieke vorm van verkeer'

15.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.1.1, voor het omzetten van de navolgende aanduidingen:

aanduiding   omzetting in  
'specifieke vorm van verkeer- hoofdverkeersweg'   'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen'  
'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen'   'specifieke vorm van verkeer- hoofdverkeersweg'
'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen'  
'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen'   'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen'
'specifieke van verkeer- onverharde en semi verharde wegen'  
'specifieke vorm van verkeer- onverharde en semi verharde wegen'   'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen'  

15.6.2 De in artikel 15.6.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend indien noodzakelijk vanuit verkeersdoeleinden, zoals verkeersveiligheid en ontsluiting.