direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse aangeduid zoals in tabel 25 'staat van recreatieve voorzieningen' opgenomen:
aanduiding   functie/aard bebouwing   adres   toegestane oppervlakte bebouwing in m²  
sr-gdt en sr-hbs
 
specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan   Akkerweg 3   620  
vij   vijver (recreatievisvijver)   van Coehoornweg   -  
rw   recreatiewoning   Groenewoudsedijk 7   155  
kp en sm-psz
 
kampeerboerderij en specifieke vorm van maatschappelijk peuterspeelzaal   Hedel 2   965  
rw   recreatiewoning   's Heerensvijvers 2   270  
sr-gdt
 
specifieke vorm van recreatie - gildeterrein   Heersdijk ong.   336  
kp
 
kampeerboerderij   Heikant 9   265  
sr-dj
 
specifieke vorm van recreatie - duivenvereniging, jeu de boulesterrein en opslag   Hoogeindseweg 23   615, waarvan 80 voor opslag, 385 voor jeu de boulesterrein en 150 voor duivenvereniging  
vij   vijver (recreatievisvijver)   Kanaaldijk Noord   -  
sr-bgt   specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein   Kapeldijk 6   2800  
vij   vijver (recreatievisvijver)   Kattenbergseweg   -  
skb   skibaan   Konijnenberg 1   250  
kt   kampeerterrein   Kromvensedijk 11   610  
kt   kampeerterrein   Kuikseindseweg 31   645  
vt   volkstuin   Leeuwerikstraat   -  
sr-gbt en sr-hbs   specifieke vorm van recreatie - gildeterrein en
specifieke vorm van recreatie - handboogschietbaan  
Notel 2   35  
ma   manege   Notel 53   4140  
kp   kampeerboerderij   Ontginningsweg 10   1440  
kt   kampeerterrein
 
Oude Grintweg 69/69a   1600
60 kampeerplaatsen, waarvan
39 standplaatsen voor stacaravans  
spv   sportveld   Oude Grintweg   200  
kt   kampeerterrein   Schansstraat 2a en 3   3500  
kt   kampeerterrein   Schepersweg 10a   3325  
sr-gbt   specifieke vorm van recreatie - gildeterrein   Schepersweg   110  
ma   manege   Steenovenweg 2a   5190  
rw   recreatiewoning   Voldijnseweg / Keijenhurksedreef   65  
sr-tp   toeristenpoort:
cultuurboerderij (tentoonstellingen, exposities, workshops, excursies en voorstellingen)
horecavoorziening bed &breakfast
open lucht podium  
Voldijnseweg 8  





225
50
80
25  
sr-gdt
 
specifieke vorm van recreatie - gildeterrein   Wintelresedijk   60  
sr-vc   specifieke vorm van recreatie- vakantiecentrum   Zonnedauw 10   815  

Tabel 25: Staat van recreatieve voorzieningen

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' voor het plaatsen van kampeermiddelen; stacaravans en chalets zijn niet toegestaan, met dien verstande dat stacaravans en chalets die aanwezig zijn ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vervangen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' de realisatie van een robuust duurzaam ecologisch netwerk;
  • d. het behoud van de aangeduide kenmerkende landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding, 'reliëf', 'openheid' en 'waardevol landschapselement';
  • e. en de niet in tabel 25 opgenomen bestaande en vergunde bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan alsmede de nevenactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regels.

met de bij a tot en met d behorende:

  • f. bedrijfsgebouwen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein’ en de aanduiding ‘kampeerterrein’ gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van een receptie, kantine, verblijfsruimte, sanitaire voorzieningen, kampwinkel, en dergelijke en bij het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A ondersteunende horeca in de zin van een kantine, cafetaria en restaurant;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'manege' en de aanduiding 'skibaan' een kantine;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' een kantine, doucheruimten, sanitaire voorzieningen, lichtmasten en dergelijke;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'maximaal aantal wooneenheden' een tweede bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • l. bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. tuinen, erven en terreinen;
  • s. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de recreatieve voorzieningen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. de maximale oppervlakte aan bebouwing, exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan is opgenomen in tabel 25 'staat van recreatieve voorzieningen';
  • b. voor de situering van gebouwen moet rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 34;
  • c. binnen een bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, zijn de regels voor een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • d. voor de maatvoering van gebouwen gelden tevens de maatvoeringseisen uit de aanvullende bepalingen van artikel 14.2.1 b tot en met k, dan wel de bestaande grotere bouwhoogte, goothoogte en/of oppervlakte, het bestaande grotere aantal (bij)gebouwen ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie –  bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. er zijn maximaal 36 bungalows toegestaan;
    • 2. de bebouwde oppervlakte per bungalow (inclusief één bijgebouw) mag niet meer bedragen dan 70 m²
    • 3. de goothoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte van een bungalow mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 5. de goothoogte van de overige gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – handboogschietbaan' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. het kampeerterrein aan de Kuikseindseweg 31 mag maximaal 131 kampeerplaatsen omvatten;
    • 2. het kampeerterrein aan de Oude Grintweg 69/69a mag maximaal 60 kampeerplaatsen omvatten, waarvan 39 standplaatsen voor stacaravans;
    • 3. het kampeerterrein aan de Schepersweg 10a mag maximaal 610 kampeerplaatsen omvatten, waarbij maximaal 30 recreatiechalets zijn toegestaan, met een maximale oppervlakte van 70 m2 per chalet;
    • 4. het kampeerterrein aan de Schansstraat 3 mag maximaal 40 kampeerplaatsen omvatten;
    • 5. de oppervlakte van stacaravans mag maximaal 70 m2 bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van stacaravans mag maximaal 4 m bedragen;
    • 7. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 8. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'manege' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen;
    • 2. goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 5 m bedragen;
    • 4. het aantal bijgebouwen per recreatiewoning mag niet meer dan 1 bedragen;
    • 5. de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer dan 10 m² bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • k. ter plaatse van de aanduiding "skibaan" gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • m. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. één gebouw met logeer-, verblijfs- en eetruimten en bedrijfsgebouwen ten behoeve van verblijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • n. ter plaatse van de aanduidingen'volkstuin' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatievisvijver' geldt de volgende aanvullende bepaling:
    • 1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is opgenomen. In dit geval zijn maximaal 2 bedrijfswoningen toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid b is ter plaatse van het gekoppelde bouwvlak, voorzien van de aanduiding "relatie", ten behoeve van het kampeerterrein aan de Schepersweg 10A per bouwvlak één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. ten aanzien van de maatvoering van bedrijfswoningen geldt het bepaalde in tabel 26 'maatvoering bedrijfswoningen', dan wel de bestaande grotere bouwhoogte, goothoogte en/of inhoud, de bestaande kleinere en/of grotere dakhelling en de bestaande kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan
bedrijfswoningen   min.   max.  
inhoud   n.v.t.   750 m3  
goothoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
dakhelling   12º   45º  
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   5 m   n.v.t.  

Tabel 26: maatvoering bedrijfswoningen

  • e. voor de situering van gebouwen moet rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 34.
14.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt het bepaalde in tabel 27 'maatvoering bijgebouwen', dan wel de bestaande grotere bouwhoogte, goothoogte en/of oppervlakte en de bestaande kleinere of grotere dakhelling ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan
bijgebouwen   min.   max.  
oppervlakte   n.v.t.   120 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
dakhelling   12°   45°  

Tabel 27: maatvoering bijgebouwen

14.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing mag worden opgericht onder de bedrijfsgebouwen, dan wel de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat deze aan één zijde maximaal 2 m buiten de bovengrondse gevelvlakken mag uitsteken;
  • b. de inhoud van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan de inhoud van het gebouw waaronder de ondergrondse bebouwing wordt opgericht;
  • c. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 30 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer dan 2 m respectievelijk 1,5 m2 bedragen
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • e. voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de maatvoeringseisen uit de aanvullende bepalingen van artikel 14.2.5 b tot en met g, dan wel de bestaande grotere bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bungalowterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van de antennemast mag niet meer dan 40 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten en sport- en spelattributen mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 17 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer dan 8 m bedragen.
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van schutsbomen mag niet meer dan 13 m bedragen.
  • k. ter plaatse van de aanduidingen 'volkstuin' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatievisvijver' gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels

14.3.1 In aanvulling op artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en (brand)gevaarlijke materialen;
  • b. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van een kampeerterrein, recreatiewoning, vakantiecentrum en/of een bungalowterrein maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of groepaccommodatie maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;
  • g. het houden van evenementen.
14.4 Ontheffing van de gebruiksregels
14.4.1 Doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing van het bepaalde in artikel 14.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.4.2 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 14.4.1 onder f en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij de bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een (vrijstaand) bijgebouw behorende bij een woning binnen een bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan blijkens een daartoe opgenomen aanduiding;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts of medisch specialist;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;
  • e. de bebouwing die wordt gebruikt voor mantelzorg mag op een afstand van minimaal 30 m van de bedrijfswoning staan;
  • f. het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
  • g. burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning. Na de beëindiging van het gebruik is de ontheffing per direct vervallen.
14.4.3 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 14.4.1 onder g, voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  • a. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;
  • b. een evenement maximaal drie aaneengesloten dagen mag plaatsvinden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
14.4.4 Kleinschalige recreatieve nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 14.1.1, artikel 14.1.2 en 14.3.1 onder d ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalige recreatieve nevenactiviteit, mits:

  • a. de nevenactiviteit is ondergeschikt aan de recreatiefunctie;
  • b. het betreft geen locatie die kan dienen voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en die derhalve in ieder geval niet gelegen is op een locatie binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - primair landbouwontwikkelingsgebied' of 'reconstructiewetzone - secundair landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding, 'waterrecreatie', 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' of, ' milieuzone - stiltegebied';
  • d. op de locatie heeft geen sloop plaatsgevonden van bedrijfsgebouwen met gebruikmaking van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • e. de nevenactiviteiten moeten op het bouwvlak geplaatst worden, dan wel tot maximaal 100 m buiten het bouwvlak, mits de bestemming van die gronden een dergelijk gebruik toelaat;
  • f. er mag geen gebruik worden gemaakt van stacaravans, woonunits en/of recreatiechalets;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte recreatie', 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie', 'milieuzone - stiltegebied' is een kleinschalige recreatieve nevenactiviteit slechts toegestaan in een karakteristiek gebouw zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels dan wel als zodanig aangemerkt door de monumentencommissie, teneinde dit gebouw te behouden;
  • h. de nevenactiviteit vindt plaats in bestaande bebouwing;
  • i. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 150 m2;
  • j. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • k. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • l. er wordt geen afbreuk aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • m. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
14.5 Aanlegvergunning

14.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  • a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  • e. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.


14.5.2 Het in artikel 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  • d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


14.5.3 De onder artikel 14.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 14.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.