direct naar inhoud van Artikel 13 Natuur
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden van beboste en niet-beboste gronden en heidevelden;
  • b. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' tevens een motorcrossterrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal' een paardenstal;
  • f. geïntegreerd bosbeheer;

met aan a tot en met f ondergeschikt:

  • g. agrarisch medegebruik in de vorm van natuurbeheer;
  • h. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waar ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle buitenplaats', het beleid is gericht op behoud en versterking van het parkachtig bos (landschapsstijl), verhoogd aangeplante beukengroepen, lanenpatronen, singels en wildwallen rond akkercomplexen, één en ander als onderdeel van het cultuurhistorisch waardevolle landgoed Baest;

met de bij a tot en met f behorende:

  • l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenstal'.

Voor de bouw van een paardenstal gelden de volgende bepalingen:

  • a. de paardenstal mag uitsluitend worden gebouwd binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van natuur - paardenstal';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan bestaand;
  • c. de dakhelling mag niet minder en niet meer bedragen dan bestaand.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienst van wild, begeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

13.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming, in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. lawaaisporten, behoudens lawaaisporten ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';
  • d. recreatie;
  • e. publieksaantrekkende dagrecreatie.
13.4 Aanlegvergunning

13.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en rooien van houtgewas;
  • b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 10 m² en wegen;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. uitvoeren van andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  • g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.


13.4.2 De onder artikel 13.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in artikel 13.1.1 niet onevenredig aangetast worden.


13.4.3 Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;
  • b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  • d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


13.4.4 De onder artikel 13.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 13.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.