direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk - Buitenplaats
Plan: Buitengebied 2010, bestuurlijke lus
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03

Artikel 11 Maatschappelijk - Buitenplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1

De voor Buitenplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud van de cultuurhistorische waarde van panden, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' het behoud van de aardkundige waarden;
  • d. wonen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' de realisatie van een robuust duurzaam ecologisch netwerk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwerf' een houtwerf;

met de bij a tot en met h behorende:

  • i. bestaande buitenplaats;
  • j. vrijstaande bijgebouwen;
  • k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande inhoud;
  • b. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande bouwhoogte;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van buitenplaats - houtwerf' mag niet meer dan 120 m² bedragen;
  • e. voor de situering van gebouwen dient rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 34.
11.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de buitenplaats behorende bij het landgoed Baest is een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen toegestaan van maximaal 2.300 m²
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen behorende bij de buitenplaats mag niet meer bedragen dan de ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlakte, tenzij de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan minder bedraagt dan 120 m2. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 120 m2 bedragen.
  • c. de goothoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 6 m;

dan wel de bestaande grotere bouwhoogte en/of goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;

dan wel de bestaande grotere bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

11.3 Nadere eisen

11.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een buitenplaats waarop een cultuurhistorisch waardevol pand, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, aanwezig is ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het pand onevenredig wordt aangetast.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.4.1 In aanvulling op artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een sexinrichting;
  • d. bewoning van de vrijstaande bijgebouwen;
  • e. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijgebouw voor nevenactiviteiten;
  • f. voor evenementen.


11.4.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 11.4.1 en 11.5.5 valt het gebruik van de gebouwen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor bed & breakfast voorzieningen.

11.5 Ontheffing van de gebruiksregels
11.5.1 Doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing van het bepaalde in de artikelen 11.4.1 en 11.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

11.5.2 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 11.4.1 onder d en 11.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan blijkens een daartoe opgenomen aanduiding;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts of medisch specialist;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;de bebouwing die wordt gebruikt voor mantelzorg op maximaal 30 m van de woning mag staan;
  • e. het bijgebouw een onlosmakelijk geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
  • f. burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning. Na de beëindiging van het gebruik is de ontheffing per direct vervallen.
11.5.3 Bed & Breakfast als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 11.4.1 onder e en 11.4.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed & breakfast als nevenactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'waterrecreatie'
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'extensieve natuurgerichte recreatie' en 'extensieve natuurgerichte waterrecreatie' is een bed & breakfast slechts toegestaan in een bestaand karakteristiek gebouw teneinde dit gebouw te behouden;
  • c. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw tot een maximale oppervlakte van 150 m2;
  • d. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is 9;
  • e. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • f. er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, aardkundige, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
11.5.4 Houden van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11.4.1 onder f, voor het houden van evenementen met dien verstande dat:

  • a. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar mogen plaatsvinden;
  • b. een evenement maximaal drie aaneengesloten dagen mag plaatsvinden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
11.6 Aanlegvergunning

11.6.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. aanbrengen van verhardingen;
  • c. het vellen of rooien van houtopstanden dan wel zodanig handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken, met uitzondering van het vellen of rooien van houtopstanden in het kader van de op houtproductie gerichte bedrijfsvoering van de buitenplaats;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.


11.6.2 Het in artikel 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud treffen;
  • b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  • c. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.


11.6.3 De onder artikel 11.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.