direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied, 2e Herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBG2eHerziening-D001

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. bedrijfsmatige nevenactiviteiten;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. kleinschalig kamperen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, poelen en houtwallen, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Bouwvlak

Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van een bouwvlak.

Een paardenhouderij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij".

De volgende agrarische bedrijven zijn niet toegestaan:

  • a. intensieve veehouderijen en agrarische bedrijven met een deel grondgebonden bedrijfsvoering en een deel intensieve veehouderij;
  • b. glastuinbouwbedrijven.
b Ondergeschikte detailhandel

Bedrijfsmatige nevenactiviteiten ten dienste van het agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten.

Voor deze detailhandelsactiviteit mag maximaal 100 m2 verkoopvloeroppervlak worden aangewend.

c Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, en bewegwijzering.

d Kleinschalig kamperen

Gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan via een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.4 voor het afwijken van de gebruiksregels.

e Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. het mag geen activiteit betreffen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, en de activiteit mag niet meldingsplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
f Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, kan uitsluitend worden toegestaan, indien een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels wordt verleend als bedoeld in 3.5.6.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Binnen het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bouwvlak;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Landschappelijke inpassing

Het bouwen van bedrijfsgebouwen is uitsluitend toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsversterkingsplan in Bijlage 2 voldoende is verzekerd.

3.2.3 Maatvoering

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

bedrijfsgebouwen   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
dakhelling   12°   45°  

bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte1)   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte1)   n.v.t.   10 m  
inhoud   n.v.t.   maximaal 750 m3; indien de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
dakhelling2)   12°   45°  

1) Voorzover de bestaande goot- of bouwhoogte van een woning meer bedraagt dan ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, geldt voor die woning de bestaande goot- of bouwhoogte als maximum.


2) Voorzover de bestaande dakhelling van een woning afwijkt van hetgeen ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, geldt voor die woning de bestaande dakhelling als minimum/ maximum.

bijgebouwen bij bedrijfswoning   min.   max.  
bebouwde oppervlakte   n.v.t.   90 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
dakhelling   12°   45°  

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max.  
bouwhoogte mestsilo   8,5 m  
bouwhoogte overige silo's   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen voor voorgevelrooilijn   1 m  
bouwhoogte erfafscheidingen achter voorgevelrooilijn   2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

3.2.4 Bouwen onder peil

Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen van bedrijfswoningen.

3.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.4.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere inhoud bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde ten behoeve van de vergroting van een bedrijfswoning een maximale inhoud van 1000 m3 toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. een inhoud van maximaal 1000 m3 kan uitsluitend worden toegestaan indien het gaat om een langgevelboerderij;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. middels een landschapsversterkingsplan wordt aangetoond dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van agrarische gebouwen.
    Het is verboden om vanaf een jaar na de gereedmelding van de bouw van de bedrijfswoning het gebouw te gebruiken als bedrijfswoning, zonder dat een passende landschappelijke inpassing overeenkomstig het hiervoor bedoelde landschapsversterkingsplan aanwezig is.
3.3.2 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met plat dak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde aan- en uitbouwen van de bedrijfswoning en aangebouwde bijgebouwen met een plat dak toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedebouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.3.3 Grotere bouwhoogte erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen.
3.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 3.2.5 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2. onder b;
  • d. woondoeleinden, waaronder gebruik als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
3.4.2 Landschappelijke inpassing

Het is verboden om vanaf een jaar na de gereedmelding van de bouw van een bedrijfsgebouw het gebouw te gebruiken als bedrijfsgebouw, zonder dat een passende landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsversterkingsplan in Bijlage 2 aanwezig is.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen binnen het bestaande bouwvlak mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.3.;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • i. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • j. de ontwikkeling ziet op een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf in milieucategorie 1 of 2 zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
3.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b en al dan niet van 3.4, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de zorgverlenende activiteiten dienen een relatie te hebben met de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
  • b. uitsluitend gebouwen binnen het bestaande bouwvlak mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.3 .;
  • c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • j. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • k. de ontwikkeling ziet op een zorgverlenende nevenactiviteit in milieucategorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
3.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b en al dan niet van 3.4, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, en bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van en ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, en bed & breakfast; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. uitsluitend gebouwen binnen het bestaande bouwvlak mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.3 .;
  • e. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs en thee;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • l. vooraf dient advies te zijn ingewonnen van een onafhankelijke terzake deskundige;
  • m. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • n. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • o. de ontwikkeling ziet op een recreatieve nevenactiviteit in milieucategorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
3.5.4 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 3.1.2 onder d teneinde kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overig - recreatief ontwikkelingsgebied';
  • b. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen binnen of direct aangrenzend aan een bouwvlak;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter, zoals tenten en toercaravans;
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. de voorzieningen worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • g. indien de voorzieningen in nieuwe bebouwing aansluitend aan de bestaande bebouwing worden gerealiseerd, mag de bebouwde oppervlakte van de nieuwe bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen maximaal 30 m2 bedragen;
  • h. de vloeroppervlakte ten behoeve van voorzieningen mag maximaal 500 m2 bedragen;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • l. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.5 Inpandige statische opslag

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwde oppervlakte; er vindt geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte plaats ten behoeve van de nevenactiviteit;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • i. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • j. de ontwikkeling ziet op een nevenactiviteit in de vorm van inpandige statische opslag in milieucategorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
3.5.6 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 3.1.2 onder f teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijgebouwen en/of bijbehorend perceel de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis; voor het maximum van 50 m² tellen ook de onbebouwde gronden mee, die voor de activiteiten worden gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of het bijgebouw en/of bijbehorend perceel zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. het mag geen activiteit betreffen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, en de activiteit mag niet meldingsplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • g. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • h. een bedrijfsactiviteit aan huis betreft een activiteit in maximaal milieucategorie 1 of 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
3.5.7 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 teneinde toe te staan dat een bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. behoudens een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie) moet aangetoond worden dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 90 m2;
  • d. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.8 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 ten behoeve van nachtverblijf voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers binnen bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. er ontbreken voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders;
  • c. de tijdelijke huisvesting is redelijkerwijs niet mogelijk binnen de bedrijfswoning;
  • d. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • f. de huisvesting vindt plaats in bestaande bedrijfsgebouwen op het agrarisch bouwblok;
  • g. de gezamenlijke vloeroppervlakte voor de tijdelijke huisvesting bedraagt niet meer dan 250 m2;
  • h. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • k. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • l. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing, die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voorzover nodig met het oog op bescherming van de belangen van de omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wonen/ woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Wonen", en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte"; de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • b. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • c. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • d. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij (voormalige) boerderijgebouwen;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • f. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de nieuwe functie (woonfunctie) is uitsluitend toegestaan indien de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt; de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m2 per woning; in afwijking hiervan kan indien de voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, een bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 90 m2, vermeerderd met maximaal 20% van wat voor de sloop meer aanwezig is aan bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen dan de reeds toegestane 90 m2, tot een totaal maximum van 200 m2;
  • i. bij woningsplitsing kan via deze regeling maximaal 100 m2 per woning worden toegestaan;
  • j. sloop van beeldbepalende en monumentale panden is niet toegestaan;
  • k. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • l. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • n. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Wonen;
  • o. de regels van artikel 10 (Wonen) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • p. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6.2 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Bedrijf", en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwde oppervlakte; uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • k. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Bedrijf;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
  • m. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • n. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • o. de ontwikkeling dient bij te dragen aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • p. de regels van artikel 6 (Bedrijf) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • q. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6.3 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Bedrijf", en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de inpandige statische opslag is niet toegestaan te dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwde oppervlakte tot een maximum van 1.000 m2; uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan;
  • f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met dien verstande dat een bebouwde oppervlakte van maximaal 1.000 m2 is toegestaan, overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • g. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • m. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • n. de ontwikkeling ziet op een bedrijfsactiviteit in milieucategorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • r. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • s. de ontwikkeling dient bij te dragen aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • t. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • u. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Bedrijf;
  • v. de regels van artikel 6 (Bedrijf) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • w. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6.4 Recreatiebedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Recreatie", en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte";
  • b. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; hergebruik voor maneges kan worden toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "overig - recreatief ontwikkelingsgebied"; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden kan uitsluitend worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding "overig - recreatief ontwikkelingsgebied";
  • d. hergebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • g. per bedrijf zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • i. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwde oppervlakte; uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan;
  • j. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden voorts de volgende voorwaarden:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • o. voor een dagrecreatieve voorziening gelden voorts de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • q. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Recreatie;
  • r. de regels van artikel 9 (Recreatie) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • s. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6.5 Horecabedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Horeca" en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor een horecabedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte";
  • b. hergebruik voor een horecabedrijf kan uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding "overig - recreatief ontwikkelingsgebied";
  • c. horeca kan uitsluitend worden toegestaan in de vorm van een theehuis, café, restaurant, hotel of pension; niet toegestaan is horeca in de vorm van een bar-dancing, discotheek, of zalencentrum;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • f. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwde oppervlakte tot een maximum van 400 m2; uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan;
  • g. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte maximaal 400 m2 mag bedragen; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. een horecabedrijf kan uitsluitend worden toegestaan in milieucategorie 1 of 2;
  • l. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 hectare;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening;
  • n. de ontwikkeling dient bij te dragen aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • p. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Bedrijf;
  • q. de regels van artikel 7 (Horeca) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • r. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.6.6 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming "Bedrijf", en zonodig in de bestemming "Agrarisch" zonder de aanduiding bouwvlak, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 3.6.2, 3.6.3, 3.6.4, 3.6.5, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreft geen voormalige agrarische bedrijfslocatie, waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de regeling "ruimte-voor-ruimte";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwde oppervlakte, tot een maximum van 400 m2; uitbreiding van de bebouwde oppervlakte is niet toegestaan;
  • f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met dien verstande dat een bebouwde oppervlakte van maximaal 400 m2 is toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • k. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • n. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • o. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • p. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1. omschreven waarden;
  • r. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Bedrijf;
  • s. de regels van artikel 6 (Bedrijf) en, indien van toepassing, artikel 3 (Agrarisch), worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • t. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.