direct naar inhoud van Artikel 9 Recreatie
Plan: Buitengebied, 2e Herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBG2eHerziening-D001

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'manege':
    • 1. een manege;
    • 2. horecavoorzieningen uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de manege;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie':
    • 1. verblijfsrecreatie in de vorm van het verstrekken van logies, al dan niet met ontbijt, aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft, zoals bed & breakfast, pension, vakantieappartementen;
    • 2. vergaderfaciliteiten;
    • 3. een landschapstuin;
    • 4. een theetuin;
    • 5. kleinschalige horeca in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan het recreatiebedrijf; de kleinschalige horeca is uitsluitend toegestaan tussen 09.00 uur en 23.00 uur; horeca als bedoeld onder 1. valt hier niet onder;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor verkeers- en parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen ten dienste van het recreatiebedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': een minicamping;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden, te weten de historische percelering;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Detailhandel

Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.

b Verblijfsrecreatie

Ten behoeve van verblijfsrecreatie gelden de volgende aanvullende gebruiksbepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn sanitaire voorzieningen en kookgelegenheden toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' is het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de bestemming, als bedoeld in 9.1.1 onder b., uitsluitend toegestaan wanneer het als bijlage 4 bijgevoegde landschapsplan is uitgevoerd en in stand wordt gelaten; het bouwen van bouwwerken ten dienste van de bestemming is uitsluitend toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan in bijlage 4 voldoende is verzekerd;
  • c. de plicht tot uitvoering en instandhouding als bedoeld onder b. geldt niet tot drie maanden na gereedmelding van de bouw van een gebouw ten behoeve van de bestemming;
  • d. de plicht tot instandhouding als bedoeld onder b. geldt niet gedurende drie maanden na de inwerkingtreding van een vergunning als bedoeld in 9.5.3., mits binnen de genoemde termijn de uitvoering van de landschapsaanpassing op een volwaardige wijze is aangevangen.
c Specifieke vorm van recreatie - 1

Ten behoeve van de minicamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' zijn toegestaan:

  • a. maximaal 5 standplaatsen;
  • b. een paardenstal ten dienste van de minicamping;
  • c. een koetshuis ten dienste van de minicamping.
d Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'manege', alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per aanduiding is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

e Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. het mag geen activiteit betreffen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, en de activiteit mag niet meldingsplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
f Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, kan uitsluitend worden toegestaan, indien een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels wordt verleend als bedoeld in 9.5.1.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in 9.1. toegestane bedrijvigheid.

9.2.2 Bouwvlak

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'manege' een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen tevens zijn toegestaan buiten het bouwvlak, en dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen zijn toegestaan buiten een bouwvlak.

9.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen (excl. bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen) mag bedragen:

  • a. maximaal 6.750 m2 ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • b. maximaal 435 m2 ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • c. maximaal 338 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1'.
9.2.4 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

bedrijfsgebouwen   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
dakhelling   12°   45°  
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   5 m   n.v.t.  

Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte1)   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte1)   n.v.t.   10 m  
inhoud   n.v.t.   600 m3; indien de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
afstand vrijstaande bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens2)   5 m   n.v.t.  
dakhelling3)   12°   45°  

1) Voorzover de bestaande goot- of bouwhoogte van een woning meer bedraagt dan ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, geldt voor die woning de bestaande goot- of bouwhoogte als maximum.


2) Voorzover de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van een woning minder bedraagt dan ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, geldt voor die woning de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens als minimum.

3) Voorzover de bestaande dakhelling van een woning afwijkt van hetgeen ingevolge bovenstaande tabel is toegestaan, geldt voor die woning de bestaande dakhelling als minimum/ maximum.

Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
bebouwde oppervlakte   n.v.t.   90 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
dakhelling   12°   45°  

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max.  
bouwhoogte erfafscheidingen voor voorgevelrooilijn   1 m  
bouwhoogte erfafscheidingen achter voorgevelrooilijn   2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
9.2.5 Bouwen onder peil

Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen van bedrijfswoningen.

9.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.4.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Grotere inhoud bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4 teneinde ten behoeve van de vergroting van een bedrijfswoning een maximale inhoud van 1000 m3 toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. een inhoud van maximaal 1000 m3 kan uitsluitend worden toegestaan indien het gaat om een langgevelboerderij;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. middels een landschapsversterkingsplan wordt aangetoond dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van agrarische gebouwen.
    Het is verboden om vanaf een jaar na de gereedmelding van de bouw van de bedrijfswoning het gebouw te gebruiken als bedrijfswoning, zonder dat een passende landschappelijke inpassing overeenkomstig het hiervoor bedoelde landschapsversterkingsplan aanwezig is.
9.3.2 Afwijken maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 9.2.3 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 9.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot, met dien verstande dat vergroting van de oppervlakte niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'manege' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening;
    • 2. de omvang van de gebruiksactiviteit van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    • 3. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 4. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 5. de beoogde ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. verzekerd is dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de beoogde ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • j. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
9.3.3 Grotere bouwhoogte erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4 teneinde erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen.
9.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor woondoeleinden, waaronder gebruik als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoning;
  • c. voor lawaaisporten;
  • d. voor militaire oefeningen;
  • e. voor detailhandel, behoudens voorzover toegestaan ingevolge het bepaalde in 9.1.2. onder a;
  • f. voor een seksinrichting;
  • g. voor gebruik van de in 9.1.2 onder c bedoelde paardenstal en koetshuis voor andere doeleinden dan ten behoeve van de minicamping.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 9.1.2 onder f teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijgebouwen en/of bijbehorend perceel de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis; voor het maximum van 50 m² tellen ook de onbebouwde gronden mee, die voor de activiteiten worden gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of het bijgebouw en/of bijbehorend perceel zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. het mag geen activiteit betreffen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, en de activiteit mag niet meldingsplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • g. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • h. een bedrijfsactiviteit aan huis betreft een activiteit in maximaal milieucategorie 1 of 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten.
9.5.2 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4 en toestaan dat een bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. behoudens een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie) moet aangetoond worden dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 90 m2;
  • d. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
9.5.3 Omgevingsvergunning voor afwijken van landschapsplan

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 b onder b. en toestaan dat het landschapsplan wordt aangepast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de aanpassing moet kwalitatief tenminste gelijkwaardig zijn aan het bestaande (onderdeel van het) landschapsplan;
  • b. de aanpassing mag niet ten koste gaan van een goede landschappelijke inpassing van de verblijfsrecreactie ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de in het schema onder 9.6.4 opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

9.6.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het onder 9.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
9.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 9.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige cultuurhistorische waarden als opgenomen in 9.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.6.4. de toetsingscriteria weergegeven.

9.6.4 Schema werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven   er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden