direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Sweensstraat-West fase 1 en 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.BPSweensstraatWest-VG01

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Sweensstraat-West fase 1 en 2” met identificatienummer NL.IMRO.0809.BPSweensstraatWest-VG01 van de gemeente Loon op Zand;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneen gebouwde woning

een woning onderdeel uitmakend van een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 achterfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 Bed and Breakfast

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande woongebouwen gericht op kortdurend verblijf. Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van een Bed and Breakfast in de gemeente Loon op Zand gesteld op vijf en het wonen moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;

1.11 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven;

1.23 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens belwinkel en internetcafé;

1.24 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gevellijn

aanduiding in het bouwvlak waarop de voorgevel van een gebouw gebouwd dient te worden;

1.27 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 landschappelijke inpassing

het conform de werkafspraken landschappelijke inpassing regio Midden-Brabant inpassen van een of meerdere gebouwen, of een gebruik in het landschap, op woongebiedniveau, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur en/of de sloop, of situering van de gebouwen en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting, dan wel de aanleg van andere landschappelijke elementen, zoals waterpartijen of grondwallen;

1.29 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.30 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping

een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.32 overstek

een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper mag zijn dan 0,50 meter;

1.33 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.35 risicovolle inrichting

een bedrijf of inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het planologisch toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.36 seksinrichting
  • een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:
  • een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een sekstheater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.
1.37 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.38 twee-aaneen gebouwde woning

een woning onderdeel uitmakend van blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;

1.39 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn ter plaatsen van de voorgevel en het verlengde daarvan. Wanneer er op de verbeelding een gevellijn is opgenomen kan deze worden aangemerkt als de voorgevellijn;

1.40 vrijstaande woning

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw.

1.41 vrijstaand bijbehorende bouwwerk

een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.43 werkafspraken kwaliteitsverbetering regio Midden-Brabant

werkafspraken van gemeenten binnen de regio Midden-Brabant om invulling te geven aan de bepalingen ten aanzien van landschappelijke inpassing en landschappelijke kwaliteitsverbetering uit de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant;

1.44 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;.
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en de aanleg en instandhouding van waterbergingsvoorzieningen alsmede ter plaatse van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie', een watergang;
  • d. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. vlaggenmasten tot een maximale hoogte van 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige beschaduwing van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen met bijbehorende voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. in het wijzigingsplan dient een verantwoording plaats te vinden dat de planologisch relevante (milieu)aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: bodem, water, flora en fauna, wegverkeerslawaai, archeologie & cultuurhistorie, luchtkwaliteit, bedrijven & milieuzonering, externe veiligheid en kabels & leidingen;
  • b. in het woongebied dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, overeenkomstig de geldende parkeernorm ten tijde van de wijzigingsprocedure;
  • c. het woongebied wordt voorzien van een passende landschappelijke inpassing;
  • d. de regels behorende bij de bestemming 'Woongebied' zijn overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' niet meer mag bedragen dan 50;

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 2', met uitzondering van Bevi-plichtige inrichtingen;
  • b. opslag en uitstalling ten dienste van de toegelaten bedrijven;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht;

4.2.2 Bouwvlak

Op de gronden die zijn aangeduid als bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan.
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. de afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • f. de dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. vlaggenmasten tot een maximale hoogte van 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c. van de Wabo, wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandige kantoren (niet behorende bij een bedrijf);
  • b. detailhandelsactiviteiten, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;
  • c. handel en opslag van vuurwerk;
  • d. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • e. de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. de vestiging van risicovolle inrichtingen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de in Bijlage 1 genoemde Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, mits aan de volgende regels wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  • c. er geen sprake is van een risicovolle inrichting.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. behoud van verharde en onverharde paden voor langzaam verkeer, waaronder de ontsluiting van individuele percelen;
  • c. de aanleg van nieuwe verharde en onverharde paden voor langzaam verkeer, waaronder de ontsluiting van individuele percelen;
  • d. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en de aanleg en instandhouding van waterbergingsvoorzieningen alsmede ter plaatse van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie', een watergang;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. artistieke kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. hondenuitlaatplaats.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m² bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. overkappingen zijn niet toegestaan.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, indien dit noodzakelijk is in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend in de vorm van grondgebonden woningen zijnde aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen;
  • c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen ten dienste van het wonen;
  • g. (ontsluitings-)wegen, woonstraten, (onverharde) paden;
  • h. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • i. in- en uitritten;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing dient te zijn gerealiseerd alvorens het woongebied in gebruik wordt genomen door de bewoners van de woningen;
  • l. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en de aanleg en instandhouding van waterbergingsvoorzieningen alsmede ter plaatse van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie', een watergang;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. straatmeubilair;
  • p. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • q. kunstobjecten;
  • r. extensief recreatief medegebruik.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldende de volgende algemene regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor (ontsluitings-)wegen, woonstraten, (onverharde) paden, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf, in- en uitritten, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en waterberging, nutsvoorzieningen speelvoorzieningen, straatmeubiliair, hondenuitlaatvoorzieningen en kunstobjecten;
  • c. de ontsluiting van het woongebied zal plaatsvinden middels een inrichting als 30 km/uur gebied, waarbij de ontsluitingswegen van het woongebied aangesloten worden op de Rechtvaart en de Sweensstraat;
  • d. binnen een afstand van 35 meter van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie' mogen binnen het woongebied geen woningen worden opgericht.

6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 220;
  • c. de afstand tussen de - tegenover elkaar gelegen - voorgevels van hoofdgebouwen onderling, bedraagt minimaal 10 meter;
  • d. de afstand tussen de - tegenover elkaar gelegen - achtergevels van hoofdgebouwen onderling, bedraagt minimaal 15 meter;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 meter en 11 meter;
  • f. de woning dient voorzien te zijn van een kap;
  • g. de afstand van een vrijstaande woning of een blok met twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • h. bij hoekwoningen van aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen, vrijstaand geschakelde woningen en vrijstaande woningen dient op het bouwperceel voorzien te worden in voldoende parkeervoorzieningen.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woningen

Bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd, waarbij de afstand niet minder mag bedragen dan 2 m;
  • b. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerk of overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van plat afgedekte bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,50 m, mits het bijbehorende bouwwerk wordt afgedekt met een zadeldak;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4,50 m, mits deze architectonisch één geheel vormen met het hoofdgebouw;
  • f. een aan de woning aangebouwd bijbehorend bouwwerk en overkapping mag niet dieper zijn dan 4 meter vanaf de achtergevel van de woning;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag:
      • voor bouwpercelen die niet groter zijn dan 750 m² niet meer bedragen dan 75 m²;
      • voor bouwpercelen die groter zijn dan 750 m² en niet groter zijn dan 1.000 m² niet meer bedragen dan 100 m²;
      • voor bouwpercelen die groter zijn dan 1.000 m² en niet groter zijn dan 1.500 m² niet meer bedragen dan 150 m²;
      • voor bouwpercelen die groter zijn dan 1.500 m² niet meer bedragen dan 200 m²;
      • waarbij geldt dat het bouwperceel met niet meer dan 50% wordt bebouwd.

6.2.4 Bouwwerken voor de voorgevellijn bij woningen

Op de gronden voor de voorgevellijn mogen bouwwerken worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van de portiek of de erker tot de voorste erfgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • b. de oppervlakte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 6 m²;
  • c. de breedte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning met een maximum van 4 m;
  • d. de bouwhoogte van de portiek of de erker mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of dakterras;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping, mag niet meer bedragen dan 4 m.

6.2.6 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij niet-woonfuncties

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij niet-woonfuncties gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m², waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van speelvoorzieningen mag per bouwwerk niet meer bedragen dan 20 m², waarbij de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  • a. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa's en gevelbeelden;
    • 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

De nadere eisen zijn opgenomen in de toolbox van het Masterplan Sweensstraat-West, aldus vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2013, en aldus opgenomen in Bijlage 2 bij de regels.

6.4 Afwijking van de bouwregels
6.4.1 Afwijking in het kader van levensloopbestendig bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.3 voor het in het kader van levensloopbestendig bouwen van een slaapkamer met natte cel op de begane grond, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is, dat de toepassing van de onder 6.2 genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te realiseren;
  • b. het perceel wordt door maximaal één gezin bewoond;
  • c. het oppervlak van deze voorziening mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • d. het totaal van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 85 m²;
  • e. de bouw van de afhankelijke woonruimte mag niet tot gevolg hebben dat het bouwperceel voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4 m;
  • g. de bouwhoogte van plat afgedekte bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats;
  • i. er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen;
  • j. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
6.4.2 Afwijking bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 onder e, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwperceel dient een oppervlak te hebben van minimaal 750 m²;
  • b. de dakhelling niet groter is dan 60º;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • d. voor zover de bouwhoogte meer bedraagt dan 4,50 m, de afstand van het desbetreffende bijbehorend bouwwerk tot de perceelsgrens minimaal even groot is als de overschrijding van die 4,50 m, vermeerderd met 1 m.

6.4.3 Afwijking voor bouwen binnen 35 meter afstand van watergang

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder d, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de ter plaatse van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie' gelegen watergang is gedempt, of;
  • b. de ter plaatse van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie' gelegen watergang niet langer de functie heeft als overstort van een rioolgemaal, of;
  • c. door middel van milieuhygiënisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van op te richten woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, waarbij dat onderzoek tenminste toeziet op het aspect 'geur';
  • d. is verzekerd dat op basis van het onder artikel 6.4.3 onder c bedoelde milieuhygiënische onderzoek te nemen mitigerende voorzieningen worden aangelegd en aldus in stand worden gehouden.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c. van de Wabo, wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid en dienstverlening, tenzij het betreft een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. gronden en bouwwerken voor detail- en andere handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijbehorende bouwwerken is de woonfunctie wel toegestaan.

6.5.2 Aan-huis-gebonden beroepen

Binnen de bestemming is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen toegestaan, hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (zowel hoofdgebouw als bijgebouwen) tot een maximum van 45 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. de activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.

6.5.3 Parkeervoorzieningen
  • a. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
  • b. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte ten minste 1,80 x 5,00 meter en ten hoogste 3,25 x 6,00 meter bedragen;
  • c. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.


6.6 Afwijking van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijking aan-huis-gebonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1, onder a ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijven binnen gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. er wordt, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het milieu van de omgeving;
  • c. de vloeroppervlakte die ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan 25 m²;
  • d. er zijn daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van de aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.

6.6.2 Afwijking bewoning in het kader van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.5.1. onder c voor het in het kader van mantelzorg realiseren van afhankelijke woonruimte op hetzelfde perceel, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte dient te worden aangetoond middels een CIZ, GGD-verklaring, een verklaring van de behandelend arts of een verklaring van de gemeente Loon op Zand;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. de bewoning vindt plaats op een vloeroppervlakte van maximaal 85 m².
  • e. de afwijking wordt verleend voor het verlenen van mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger);
  • f. binnen één maand na beëindiging van de zorgvraag dient het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg te worden beëindigd en dit dient schriftelijk gemeld te worden aan burgemeester en wethouders;
  • g. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient dit bijgebouw door het verwijderen van de essentiële woonvoorzieningen ongeschikt te worden gemaakt voor bewoning;
  • h. binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient het bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen) worden gebruikt.

6.6.3 Afwijking Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder a voor het vestigen van een Bed and Breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een Bed and Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning en/of (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken mits de hoofdfunctie, te weten 'wonen' gehandhaafd blijft;
  • b. de initiatiefnemer van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid dient zelf de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • c. de verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • d. het is niet toegestaan dat een Bed and Breakfast alcoholhoudende drank tegen betaling verstrekt;
  • e. de voorziening ten behoeve van Bed and Breakfast dient binnen de bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. Nieuwbouw ten behoeve van verblijfsrecreatie is uitgesloten;
  • f. de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent ook dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • g. maximaal twee slaapkamers van een woning mogen gebruikt worden ten behoeve van Bed and Breakfast, met dien verstande dat er minimaal één slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
  • h. het maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer van ten hoogste 15 m² bedraagt 3;
  • i. het maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer groter dan 15 m² bedraagt 4;
  • j. het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and Breakfast is gesteld op 5;
  • k. ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximumverblijfsduur gehanteerd van één week;
  • l. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • m. de extra parkeerdruk die voortkomt uit het toegevoegde gebruik dient opgevangen te worden op eigen terrein. Dit mag er dus niet toe leiden dat de initiatiefnemer zelf niet meer op eigen terrein kan parkeren. Alleen binnen de (verkeerskundige) bebouwde kom kan van het bovenstaande in sommige gevallen worden afgeweken. Hier dient rekening gehouden te worden met de gegevens met betrekking tot de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in de gemeente Loon op Zand;
  • n. controle op het verblijf vindt plaats door middel van een nachtregister dat de gemeente kan opvragen bij de initiatiefnemer;
  • o. gasten zijn toeristenbelasting verschuldigd.

Artikel 7 Leiding - Overstortleiding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Overstortleiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een overstortleiding, ter plaatse van de aanduiding, 'hartlijn leiding – overstortleiding';
  • b. groenvoorzieningen.

7.1.1 Dubbelbestemming

De belangen van de in lid 7.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

7.1.2 Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Riool';
  • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Overstortleiding'.

7.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond:

  • a. uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en);

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de overstortvoorziening is gewaarborgd;
  • b. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. diepploegen;
  • d. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2 m bij bovengrondse hoogspanningsleidingen;
  • g. het ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • h. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • i. het aanbrengen van drainage;
  • j. het opslaan van grond en/of goederen.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.


Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding, 'hartlijn leiding - riool;
  • b. groenvoorzieningen.

8.1.1 Dubbelbestemming

De belangen van de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

8.1.2 Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Riool';
  • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Overstortleiding'.


8.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond:

  • a. uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en);

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water, afvalwater en/of energievoorziening is gewaarborgd;
  • b. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.


8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. diepploegen;
  • d. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2 m bij bovengrondse hoogspanningsleidingen;
  • g. het ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • h. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • i. het aanbrengen van drainage;
  • j. het opslaan van grond en/of goederen.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.


Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

9.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in 9.1 omschreven bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m²; of
  • d. voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.


9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.


9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een afwijking in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.


9.4.2 Verplichting rapportage

De afwijking als bedoeld in 9.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

9.4.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslissen over een ontheffing als bedoeld 9.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
9.5.1 Algemeen

Het is verboden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden op of in de als Waarde - Archeologie bestemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter onder peil waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.


9.5.2 Uitzonderingen

Het onder 9.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 9.4.


9.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.


9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, in die zin dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd door één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" te verwijderen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - zichtlijn
11.1.1 Gebruiksregel

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – zichtlijn':

  • a. kan het bevoegd gezag ten behoeve van het beschermen van de zichtlijn op aan het einde van de zichtlijn gelegen of te realiseren stedenbouwkundige accenten of het open landschap nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken,
  • b. mag geen hoog opgaande beplanting worden aangebracht.

11.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gebruiksverbod als bedoeld in lid 11.1 onder b indien de zichtlijnen op aan het einde van de zichtlijn gelegen of te realiseren stedenbouwkundige accenten of het open landschap door de hoogopgaande beplantingen niet onevenredig worden aangetast.


Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Voorwaarden nieuw woongebied

Bij het realiseren van de woningen in het plangebied geldt de volgende regel:

  • a. in het plangebied zijn, inclusief het doorlopen van de procedures van een wijzigingsplan, maximaal 270 grondgebonden woningen toegestaan.


12.2 Onderhoudszone waterlopen
12.2.1 Bouwverbod

Binnen een afstand van 5 meter van de aanduiding 'waterlopen met een waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

12.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gebruiksverbod als bedoeld in lid 12.2.1 ten behoeve van het realiseren van bouwwerken indien:

  • a. dit noodzakelijk is in verband met de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen als bedoeld in artikel 7.2 en artikel 8.2, of;
  • b. door het oprichten van bouwwerken de gebruiksmogelijkheden van gronden ten behoeve van het onderhoud van waterlopen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, (nok)hoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10% wanneer door het toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;
  • b. het in geringe mate, doch niet meer dan 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • c. Het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijdend is;
    • 3. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;

14.2 Voorwaarden afwijking
  • a. De in lid 14.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.


15.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.


15.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.


15.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.


15.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het bestemmingsplan “Sweensstraat-West fase 1 en 2“.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 september 2015.

de griffier, de voorzitter,

……………………….. ………………………..