direct naar inhoud van 5.2 Natuur
Plan: Dillenburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPdillenburg-OH01

5.2 Natuur

Onderzoek

In deze paragraaf wordt het effect van de beoogde ontwikkeling op beschermde natuurwaarden beschreven.

Huidige situatie

De gebieden waar planologische veranderingen optreden zijn overwegend in gebruik als grasland. Langs de infrastructuur is boombeplanting aanwezig. Het betreft hier relatief jonge bomen waar geen holten in aanwezig zijn.

Beoogde ontwikkelingen

Voor de beoogde ontwikkeling moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden;
  • gebruik van het gebied.

Er worden geen gebouwen gesloopt en er wordt geen open water gedempt.

Onderzoek: gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Onderzoek: soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven en een veldverkenning op 27 januari 2011.

Planten

De graslanden worden intensief gebruikt als weide voor paarden. Op dergelijke percelen komen geen beschermde planten voor.

Vogels

Door de besloten ligging en het intensieve gebruik is een kleine kans dat er broedvogels op de percelen voorkomen. Het betreft hier specifieke vogels als graspieper. Op het sportterrein en langs de randen van het plangebied is veel beplanting aanwezig. Hier zijn diverse soorten broedvogels van struweel, bomen en de urbane omgeving te verwachten.

Voor de beoogde ontwikkeling zal een beperkt aantal bomen worden gerooid. In deze bomen zijn tijdens de veldverkenning geen broedvogels met een vaste nestplaats aangetroffen.

Zoogdieren

In het plangebied zijn algemene zoogdieren te verwachten als mol, veldspitsmuis en veldmuis. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en fauna wet. Het gebied vervult wel een functie als foerageergebied voor vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen zijn vanwege het ontbreken van natuurlijke holten in bomen niet te verwachten.

Amfibieën

Het intensief beheerde grasland is ongeschikt als landbiotoop voor amfibieën. Door de afwezigheid van open water vervult het plangebied ook geen functie als voortplantingsbiotoop voor amfibieën.

Overige soorten

Als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen) is de locatie ongeschikt. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.1. Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

beschermingsregime Ffw  
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5   overig  
mol en muizen   geen   geen   geen   geen   geen   Diverse soorten  

Toetsing

Bouwrijp maken

Het bouwrijp maken van het terrein leidt mogelijk tot verstoring van broedvogels en kleine zoogdieren, zie tabel. Voor de algemene soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling. Verstoring van broedvogels is niet toegestaan. Wel dient gewerkt te worden volgens de principes van “zorgvuldig handelen”.

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of voldoende afstand aan te houden tot nesten.

Bouw van woningen

De bouw van woningen en bedrijven en de aanleg van infrastructuur zullen, aansluitend op het bouwrijp maken, niet leiden tot een kans op verstoring van beschermde soorten, omdat deze niet aanwezig zijn

Gebruik van het gebied

Het gebruik van het plangebied zal niet leiden tot een kans op verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving, omdat het gebied binnen de bebouwde kom is gelegen en er geen kwetsbare natuurwaarden aanwezig zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat geen te beschermen soorten aanwezig zijn en dat daarom voor de beoogde werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens het principe van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van de werkzaamheden niet in de weg staan

Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.