direct naar inhoud van 5.3 Water
Plan: Dillenburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPdillenburg-OH01

5.3 Water

Onderzoekskader

Het waterschap hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven:

  • 1. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater. Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater.
  • 2. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering –afvoer”. In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Ook de beleidsuitgangspunten uit het waterbeheerplan 2010-2015 worden in acht genomen.
  • 3. Hydrologisch neutraal bouwen. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden.
  • 4. Water als kans. ”Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd etc.
  • 5. Meervoudig ruimtegebruik .“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en ruimte is duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (zoals een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
  • 6. Voorkomen van vervuiling. Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.

Het waterschap heeft het verzoek ingediend het volgende toe te voegen aan de uitgangspunten watersysteem:

  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • geen belemmeringen voor beheer en onderhoud.

Verder heeft het waterschap aangegeven dat wateroverlast op het eind van de twintigste eeuw heeft geleid tot de zienswijze dat de wijze waarop tot dan toe werd omgaan met water niet toereikend meer is voor de toekomst. De kern van het nieuwe beleid is dat het water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de steden ruimte moet worden gereserveerd voor de (tijdelijke) opslag van water. Gemeenten dienen die ruimtebehoefte voor water planologisch mogelijk te maken. Het bestemmingsplan is het juiste instrument daarvoor.

Het waterschap is beheerder van het (regionale) oppervlaktewatersysteem. Dit systeem is nodig voor wateraanvoer, waterafvoer en/of waterberging. Het goed functioneren van het watersysteem is dus essentieel voor de waterhuishouding in het gebied en daarmee voor de veiligheid en het voorkomen van wateroverlast, schade en kosten. Water heeft ruimte nodig. Een robuust watersysteem is beter berekend op eventuele toekomstige klimatologische veranderingen. Voorkomen moet worden dat bij nieuwe of eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ruimteverlies optreedt ten aanzien van het watersysteem. Het waterschap wil daarom ten allen tijde voorkomen dat de ruimte voor water wordt verkleind, zonder dat daar compensatie en/of mitigatie tegenover staat.

Het bestemmingsplan vormt het juridische toetsingskader voor het grondgebruik en daarmee voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De planfiguur is het instrument waarin de gemeente alle ruimtelijke belangen afweegt, dus ook de belangen van het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterhuishouding en daarmee een goed functionerend watersysteem. Het waterschap heeft dan ook een direct belang bij een adequate bestemming van water in het bestemmingsplan. Het waterschap beschikt over een keur waarin regels met betrekking tot het beheer en onderhoud van oppervlaktewateren zijn opgenomen. Een juridische, planologische bescherming wordt echter niet in de Keur of Legger van het waterschap geregeld. Het bestemmingsplan vervult daarbij een belangrijke functie om de veiligheid zo goed mogelijk te garanderen en een duurzaam watersysteem in stand te houden.

Aangezien het watersysteem een redelijk constant systeem is, waarbij weinig ruimtelijke veranderingen optreden en deze functie zelden strijdig is met andere functies in de omgeving, past de bestemming binnen de systematiek en analogie van de planfiguur.

Water is een expliciete ruimtelijke functie. Het waterschap vindt dat water een volwaardig onderdeel is van het bestemmingsplan. Oppervlaktewater wordt daarbij op de verbeelding ruimtelijk bestemd als “water”. Daarbij dienen tevens regels te worden opgenomen. In het bestemmingsplan wordt nieuw water mogelijk gemaakt.

De gemeente hanteert dat daar waar riolering moet worden vervangen, het regenwater wordt afgekoppeld. Men streeft ernaar om zowel de hemelwater afkomstig van de bestrating als vanaf de woningen af te koppelen in samenwerking met de bewoners.

Onderzoek

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan bestaat uit twee delen.

  • Consolideren van het sportpark “De Schroef” en de al aanwezige (maatschappelijke) voorzieningen, zoals het politiebureau en het tankstation.
  • Uitbreiding van het d'Oultremontcollege;
  • de realisering van een sporthal (na sloop bestaande sporthal);
  • de realisering van zorgvoorzieningen;
  • de ontwikkelingen van een gemengde zone (bedrijven en kantoren) langs de Lipsstraat;
  • de ontwikkeling van de woningbouwlocatie Dillenburg.

Verharding en watersysteem

Voor het te consolideren deel (met name ten noorden van de Prins Hendrikstraat) is het uitgangspunt dat het watersysteem (vooralsnog) beperkt zal wijzigen: er wordt een sloot verlegd.

Voor het gebied ten zuiden van deze straat is sprake van de volgende ontwikkelingen. Het nieuwe verhard oppervlak zal in totaal maximaal circa 98.200 m2 bedragen (= uitgeefbaar terrein 72.000 m2, nieuw verkeer + openbaar gebied 26.200 m2). In de huidige situatie is reeds bebouwing aanwezig (circa 14.000 m2). Het verhard oppervlak zal daardoor toenemen met circa 84.200 m2. Hierbij is voor de particuliere tuinen uitgegaan van 100% verharding.

Riolering

De nieuwe bebouwing en (in de toekomst) de wegen worden voorzien van een gescheiden riolering. Dit wil zeggen dat het hemelwater en afvalwater gescheiden worden afgevoerd.

Zorgplicht vertraagde afvoer: infiltratie

Bij de verdere technische uitwerking van de nieuwe ontwikkeling wordt de zorgplicht meegenomen. Het is belangrijk dat waar mogelijk voorzieningen worden aangelegd om de afvoer van regenwater te vertragen. Dit betekent dat de mogelijkheden om het hemelwater op de ontwikkelingslocaties te infiltreren of te bergen nadrukkelijk onderzocht moeten worden. In Dillenburg wordt daar waar mogelijk open verharding toegepast, waardoor infiltratie in de bodem kan plaatsvinden. Ook is de inrichting van de openbare ruimte van belang, wanneer de grasvelden lager worden aangelegd dan de wegen, kan het hemelwater eenvoudig naar die laagtes afstromen. Tenslotte vormt de realisering van groene daken een kans voor het plangebied.

Met deze maatregelen wordt de belasting van het rioolstelsel beperkt, zodat de kans op het overstorten van vervuild rioolwater op het oppervlaktewater wordt beperkt. Tevens zal de zuiveringsinstallatie beter functioneren omdat het aangeboden water minder wordt verdund.

Waterbergingsbehoefte

Door Royal Haskoning is de benodigde waterbergingsbehoefte berekend. Deze berekening is opgenomen in bijlage 2. Daarbij is het volgende geconcludeerd.

  • Het stedenbouwkundige ontwerp bevat voldoende ruimte voor oppervlaktewater.
  • De GHG is aangenomen op NAP +1,50m, omdat de gemeten GHG van NAP +0,98m onrealistisch lijkt.
  • Een deel van de wateropgave van de overstort aan de Prins Hendrikstraat (ten noordwesten van de inbreiding) kan in de geplande waterpartijen worden gerealiseerd.
  • Waterdoorlatende verharding en andere infiltratievoorzieningen hebben een positief effect op de waterbergingsopgave.
  • Het transport van neerslag op particulier terrein naar de waterpartijen kan plaatsvinden met oppervlakkige afstroming (gekoppelde waterpartijen, -beken, molgoten) of met een riolering.

Overlegreactie

Van het waterschap is een overlegreactie ontvangen (zie ook beantwoording daarvan in bijlage 7 Nota inspraak en overleg).

  • De gemeente heeft geconstateerd dat de waterparagraaf, inclusief de uitgangspunten daarvoor, conform de afspraken met het Waterschap is opgenomen.
  • Water- en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn bij het ontwerp van het bestemmingsplan toegevoegd aan artikel 6 Maatschappelijk.
  • Ten aanzien van de Leggerwatergangen geldt dat hier bij het beheer van het gebied rekening mee wordt gehouden. Een specifieke regeling in het bestemmingsplan is niet nodig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het watersysteem toereikend is om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.