direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Bedrijventerrein Nassaulaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPbedrijven3-VG02

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De provincie heeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025 vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Daarnaast heeft de provincie op 17 december 2011 de Verordening ruimte Noord-Brabant vastgesteld, die op 1 maart 2011 in werking is getreden.

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven3-VG02_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven3-VG02_0003.png"

Uitsnede Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant

Op de structurenkaart van de structuurvisie zijn voor het plangebied vooral de zones stedelijk concentratiegebied en kernen in landelijk gebied van belang.

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt dat het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied, op het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk en op het toekomstige Logistiek Park Moerdijk. Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda´s voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende terreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.

Verordening ruimte

Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 vastgesteld. De Verordening ruimte is op 8 maart 2011 in werking getreden. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de (Interim)structuurvisie Ruimtelijke Ordening en paraplunota en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen.

In de Verordening Ruimte wordt onderscheid gemaakt in bedrijventerreinen in de landelijke regio en in de stedelijke regio. Het Bedrijventerrein Nassaulaan ligt in de stedelijke regio.

De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten, die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik moet oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen worden voorkomen. De bedrijventerreinen moeten passend zijn in de omgeving. De volgende activiteiten zijn goed inpasbaar in een woonmilieu of gemengd milieu en worden in het algemeen geweerd op een bedrijventerrein:

  • in een stedelijke regio bedrijven behorend tot de milieucategorie 1 en 2 (met uitzondering van bedrijf in milieucategorie 2 in een bedrijfsverzamelgebouw of met een kavel meer dan 5.000 m²).
  • bedrijfswoningen;
  • geen bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, voor zover niet direct verband houdend met één of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven.

Bevordering van zuinig ruimtegebruik door:

  • wijze van inrichting van het terrein, dat een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
  • regels voor minimale omvang van bedrijfskavels;
  • regels voor op de aard van het terrein aangepaste bebouwingspercentage en bebouwingshoogte;
  • regels die het oneigenlijk gebruik van terrein tegenhoudt.

Algemene regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijke regio's:

  • bedrijven in milieucategorie 2 of hoger mogen geen kavelgrootte groter dan 5.000 m² hebben. Deze bepaling geldt niet voor bedrijven, die reeds gerealiseerd zijn.
  • bedrijven in milieucategorie 2 of hoger mogen een kavelgrootte groter dan 5.000 m² hebben indien de toelichting een verantwoording bevat, waarin staat dat:
    • 1. reële mogelijkheden ontbreken op het huidige perceel zuinig ruimtegebruik te realiseren;
    • 2. er aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding / vestiging ter plaatse;
    • 3. reële mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen of vestigen op:
      • a. een bestaand bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijke regio;
      • b. een nabij gelegen bovenregionaal terrein;
      • c. een regionaal terrein (Land van Heusden en Altena);
      • d. enig ander bestaand bedrijventerrein in de eigen gemeente.

Op de bestaande bedrijventerreinen is in de huidige situatie sprake van oneigenlijk ruimtegebruik. Het wegbestemmen van dergelijke functies zal echter leiden tot financiële claims. Bestaande legale situaties worden in dit bestemmingsplan daarom positief bestemd. Wel wordt voorzien in de mogelijkheid om, in geval van duurzame beëindiging van een functie, nieuwe vergelijkbare functies niet langer toe te staan. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen. In hoofdstuk 3 planbeschrijving wordt hier nader op ingegaan.