Plan: | Kom Vinkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002305-1401 |
In de kom Vinkel zijn in de loop der jaren veel planologische wijzigingen doorgevoerd. In het kader van het actualisatieprogramma van de gemeente 's-Hertogenbosch dienen de bestemmingsplannen herzien te worden. Een eenduidige, actuele regeling is zowel voor de rechtszekerheid van de burger, de sturingsmogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen als de beheersbaarheid van in het geding zijnde milieu aspecten van belang.
Onderhavig bestemmingsplan is hoofdzakelijk een beheerplan. De gekozen plansystematiek is voor zowel de toetsers als burgers helder en eenduidig, en is makkelijk toepasbaar.
Het bestemmingsplan 'Kom Vinkel' is opgesteld en gedigitaliseerd conform de uniforme digitale plansystematiek die voor de gehele gemeente is opgesteld.
Doel van het bestemmingsplan 'Kom Vinkel' is om een adequaat ruimtelijk ordeningsinstrumentarium te bieden ten behoeven van het beheer van deze landelijke kern en om ontwikkelingen op korte en lange termijn te kunnen realiseren die tot verbetering en versterking van de bestaande situatie leiden.
Vinkel ligt in het landelijk gebied en heeft ongeveer 2.332 inwoners. Daarvan wonen 1.141 inwoners in de kern van Vinkel. De kern ligt 11 kilometer ten oosten van het centrum van 's-Hertogenbosch. Ten noorden van de kern ligt het open gebied van 'het Broek', ten zuiden ligt de Groote Wetering en het gehucht Kaathoven. Via de Van Rijckevorselweg heeft de kern Vinkel een directe aansluiting op de A59.
Het plangebied betreft voornamelijk het stedelijk gebied van Vinkel. Dit betekent niet dat overal binnen het plangebied stedelijke ontwikkeling wenselijk is. Hiervoor dienen de ontwikkelingen eerst op al hun ruimtelijke aspecten worden beoordeeld. De plangrens staat aangegeven op de hieronder weergegeven afbeelding.
afbeelding 1: begrenzing plangebied Kom Vinkel
In hoofdstuk 2 wordt de functionele en ruimtelijke structuur van Kom Vinkel beschreven. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 5 worden de milieu-aspecten en waardenaspecten behandeld. In hoofdstuk 6 volgt de waterparagraaf. Hoofdstuk 7 betreft de juridisch bestuurlijke paragraaf. In hoofdstuk 8 is de economische uitvoerbaarheid beschreven. Tot slot worden in hoofdstuk 9 de resultaten van inspraak en vooroverleg opgenomen.
De kern Vinkel is oorspronkelijk een lintdorp. Deze ontstond in de 19e eeuw als agrarische nederzetting op een oost-west georiënteerde hoogte (zandrug) in landschap. Vinkel wordt nog steeds gekenmerkt door het belangrijke (historische) bebouwingslint van de Brugstraat en de Lindenlaan. De Van Rijckevorselweg en de Weerscheut staan hier haaks op en vormen twee belangrijke uitvalswegen naar respectievelijk Nuland en Geffen. Richting het oosten vormen de Koksteeg en de Vinkelsestraat de uitvalswegen. In het hoofdlint en de aanzetten van de haaks daarop aansluitende Van Rijckevorselweg en Weerscheut zijn de meeste functies te vinden.
Afbeelding 2: Analysekaart Kom Vinkel
Het (historische) bebouwingslint ligt op ongeveer zes meter boven N.A.P.. Dit hoogteverschil is zichtbaar in het landschap en heeft ook grotendeels het landgebruik bepaald. De kern eindigt in het zuiden abrupt voor de brug over de Groote Wetering. In het oosten loopt het stedelijk gebied diffuser richting het buitengebied.
Langs de Van Rijckevorselweg en de Weerscheut is vanuit Vinkel een aanzet van lintbebouwing aanwezig. Ten zuiden van de kern ligt een laagte waar de Groote Wetering doorheen stroomt. Langs de Groote Wetering wordt de ecologische verbindingszone aangelegd. In het noorden ligt tot aan de A59 een oorspronkelijk nat laagland (kwelgebied) genaamd, 'Het Broek'. De ontginning van de omliggende woeste gronden begon vanaf de hoge zandrug. In langgerekte kavels van hoog naar laag, begrensd door slootjes voor de afwatering (slagen), werd het woeste land ontgonnen.
In de linten bevinden zich ook de belangrijkste voorzieningen en ontmoetingsplekken en ze vormen de ontsluitingen van de woonerven en -gebieden. De historische linten vormen daarmee nog steeds de beeldbepalende gebieden in Vinkel.
De in de kern aanwezige bebouwing heeft overwegend een landelijk karakter. In Vinkel is slechts een beperkte diversiteit aan woningtypologieën aanwezig. Er zijn vooral grondgebonden woningen, in de vorm van vrijstaande -, twee-onder-één-kap - en geschakelde woningen. Er zijn slechts enkele zorgwoningen voor ouderen. Het merendeel van de woningen bestaat uit één of twee bouwlagen met incidenteel een verblijfsruimte in de kap. Bijna alle woningen hebben een langskap (met de nok parallel aan de straatzijde). Als overblijfsel van het agrarisch verleden liggen in de kom voornamelijk langgevelboerderijen. De cultuurhistorische bebouwing staat vooral aan het historische lint en in de aanzet van de linten aan de twee uitvalswegen naar het noorden. Karakteristiek zijn de kerk uit 1954 (wederopbouw) met eind 19e-eeuwse pastorie, enkele (voormalige) boerderijen, voormalige winkeltjes en een boerenbondgebouw.
Tussen het lint en de uitvalswegen zijn na de Tweede Wereldoorlog de eerste uitbreidingen gebouwd en zijn in de loop van de jaren voorzieningen aan het dorp toegevoegd. Aan de zuidzijde van het lint zijn de latere uitbreidingen gerealiseerd. Het ontspannen wonen en de goede overgangen richting het landschap stonden daarbij centraal. Daartoe zijn wandelpaden en houtwallen aangelegd en/of geïncorporeerd. Ten zuiden van Vinkel-Zuid zijn langs de Grote Wetering een plasdrasgebied en de molenbelt van de te herbouwen molen aangelegd.
Afbeelding 3: Ontwikkelingskaart stedelijk gebied Vinkel
Daar waar de Brugstraat, de Lindenlaan en, haaks daarop, de Weerscheut elkaar treffen, ligt in de hoek Lindenlaan-Weerscheut het Pastoor Vogelsplein. Dit plein is in de jaren '70 van de 20ste eeuw planmatige aangelegd en is vooral bedoeld als centrale ontmoetingsplek. Hier vindt de wekelijkse markt en de jaarlijkse evenementen, zoals de kermis, plaats. Meestal wordt het plein echter gebruikt als parkeergelegenheid.
Afbeelding 4: ligging Pastoor Vogelsplein
Rondom en op het Pastoor Vogelsplein liggen twee voorzieningen. In het voormalige bankgebouw aan de Weerscheut is een medisch centrum gehuisvest. Op het plein, in het voormalig 'Wit Gele kruisgebouw' aan de kant van Lindenlaan is een fysiotherapie aanwezig. Voor het overige staan langs het plein woningen.
De meest actuele ontwikkeling in Vinkel is de nieuwe uitbreidingswijk de Vinkelse Slagen ten noordoosten van de kern. In totaal zijn hier tot 2023 127 woningen gepland. De eerste fase, die nu in ontwikkeling is, laat in het plangebied 65 reguliere - en 10 'Ruimte-voor-Ruimte' woningen toe. Bezien wordt of de eerste fase met meer woningen verdicht kan worden. In de tweede fase kunnen via een uitwerkingsbevoegdheid 52 woningen worden ingepast. De mogelijkheid bestaat om deze woonwijk in westelijke richting uit te breiden en deze op de Weerscheut aan te sluiten.
Afbeelding 5: Schets uitbreidingsgebied Vinkelse Slagen
In de afgelopen jaren vindt ook weer vernieuwing van de bebouwing langs het lint zelf plaats. Voorzieningen verdwijnen (bank en buurtwinkels). Functies veranderen (agrarische - en overige bedrijven veranderen in woonbebouwing) en panden worden vervangen en of opgeknapt (sloop en nieuwbouw of renovatie). Eén van de laatste ontwikkelingen in het lint is de bouw van een nieuwe supermarkt met bovenwoningen, “De Cleijnen Hoef” aan de Brugstraat.
Met al deze ontwikkelingen is het belang van de historische structuur niet afgenomen. Deze vormt nog steeds de invals- en ontsluitingswegen van het dorp. Het huisvest de belangrijkste voorzieningen en ontmoetingsplekken en ontsluit de uitbreidingen. De historische linten vormen daarmee nog steeds de beeldbepalende gebieden in Vinkel. In het bestemmingsplan is er rekening mee gehouden de ruimtelijke kwaliteiten van deze wegen te behouden en te versterken.
De kom Vinkel is ingekaderd in het groen. Bij de entrees van het dorp, bij de Brugstraat en de Lindenlaan, zijn aan weerszijden van de weg enkele onbebouwde gronden gelegen, die zorgen voor open en groene hoeken langs het lint of geven een doorkijk op het achterliggende landschap. Dit zijn karakteristieken die passen bij de beleving van het lint.
De Lindenlaan, de Van Rijckevorselweg en de Geffense Weerscheut worden begeleid door bomen. Onlangs zijn langs de Brugstraat ook weer bomen geplaatst. Zeer kenmerkend groen is het bos achter de pastorie en kerk. Verder worden enkele uitbreidingen van Vinkel gekenmerkt door groene randen met houtopstanden, watergangen en voetpaden. Dit zorgt voor een mooie en zorgvuldige overgang naar het omliggende platteland en verbetert de mogelijkheden voor kleinschalige recreatie en vrijetijdsbesteding.
Het plangebied valt onder het waterschap Aa en Maas. Ten noorden van de kern, stromend naar het zuidwesten, ligt de hoofdwaterloop de Vinkelse Loop. Ten zuiden van de kern, stromend naar het westen, ligt de Groote Wetering die naast een hoofdwaterloop ook als een natte ecologische verbindingszone functioneert. Langs deze twee hoofdwaterlopen ligt een gebied dat mogelijk één keer in de 100 jaar kan overstromen. De Kern Vinkel ligt aan de rand van deze gebieden. Het plangebied grenst ten zuiden, ten westen en ten noorden aan enkele afwateringssloten naar respectievelijk de Groote Wetering en de Vinkelse Loop.
Afbeelding 6: aanwezig water in en rondom Kom Vinkel
Kom Vinkel is een kern dat ligt in een landelijk gebied. Achter de hoofdlinten liggen enkele woonwijken van de kern. Ofschoon heel wat voorzieningen zijn verdwenen, kan worden gesteld dat voor een kern als Vinkel er nog veel aanwezig is.
Wonen
In kom Vinkel staan circa 448 woningen. 89.7% van deze woningen zijn koopwoningen (402). Van de 46 huurwoningen worden er 43 door een corporatie verhuurd. De meeste woningen zijn grondgebonden. Enkele appartementen zijn te vinden boven de supermarkt en de horecagelegenheid op het perceel Lindenlaan 20. In kom Vinkel leven circa 2,5 mensen in één woning.
Maatschappelijke voorzieningen
Voor een kern als Vinkel zijn er nog veel maatschappelijke voorzieningen in de kern aanwezig. Zo is er één school: De Mariaschool op het adres Brugstraat 2. Verder is er een medisch centrum (Weerscheut 71a) een wooncomplex voor senioren (Zijlstraat 7a t/m j), twee gemeenschapshuizen (Zijlstraat 7 en Dennenlaan 2), een kerk met pastorie (Lindenlaan 22, 24 en 26) en een fysiotherapeut (Pastoor Vogelsplein 1). Al deze voorzieningen liggen voornamelijk in net ten westen en ten zuiden van het Pastoor Vogelsplein.
Sport, recreatie en cultuur.
De kern Vinkel huisvest een tennisvereniging (Dennenlaan 7), een ruitersportvereniging (Lindenlaan 12) en een voetbalvereniging (EVVC, Vinkelsestraat 108a en 108b). Verder liggen in de kern de gemeenschapshuizen 't Zijl (Zijlstraat 2) en de Den (Dennenlaan 3). In deze instellingen worden activiteiten in het kader van welzijn en cultuur georganiseerd. Bovendien kan men hier terecht voor o.a. theater, muziek, het vieren van feesten vanuit de gemeenschap, en het houden van bijeenkomsten e.d.. Aan gemeenschapshuis 't Zijl is ook een gymzaal gebouwd. Verder lopen vanuit de kern wandel en fietspaden naar het buitengebied voor recreatieve doeleinden.
Agrarische bedrijvigheid
In en aan de kern liggen nog 5 agrarische bedrijven. Met uitzondering van één (Brugstraat 36) liggen deze in het bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk 2012.
Bedrijven en aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Bij woningen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. De overige bedrijvigheid in de kern vindt vooral plaats aan het landelijk lint aan de Brugstraat. Gelet op de ontwikkel geschiedenis van de kern is daar in beginsel geen bezwaar tegen als deze bedrijvigheid maar beperkt blijft en past in de schaal en aard van het lint. Sinds de oprichting van de kern zijn agrarische bedrijven in het lint nevenactiviteiten gaan verrichten in de vorm van detailhandel, horeca en kleinschalige (ambachtelijke) bedrijvigheid. Beperkte bedrijvigheid (tot 1.500 m²) hoort dan ook thuis in het lint. Daarbij moet een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd blijven.
Detailhandel
De detailhandel in de kern is gering en is geconcentreerd op twee plekken aan het historische lint: rondom de Cleijnen Hoef aan de Brugstraat waar de Coöpsupermarkt is gevestigd, en rondom en in het voormalige boerenbondgebouw. In rondom het boerenbondgebouw is onder meer een autobedrijf, een kapsalon en een keukenwinkel gevestigd. In het pand Lindenlaan 18 is een kringloopwinkel gevestigd. Op het perceel Brugstraat 18 is een keukenbedrijf met showroom gevestigd. Rondom het Pastoor Vogelsplein is geen detailhandel aanwezig.
Horeca
Binnen de kern Vinkel zijn in het hoofdlint drie horeca-gelegenheden aanwezig. Op het adres Brugstraat 43 (Dorsvlegel, discotheek c.q. feestzaal met outdoor evenementen); Brugstraat 34 (café met feestzaal) en Lindenlaan 20 (restaurant).
Binnen het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
Er is één vrijstellingen ex artikel 19 lid 2 Wro verleend die in het bestemmingsplan wordt opgenomen:
Voor de vestiging van een medisch centrum in het voormalig bankgebouw heeft de voormalige gemeente Maasdonk in 2014 een buitenplanse afwijking van bestemmingsplan voor het gebruik afgegeven. Ook deze beschikking is in het nieuwe bestemmingsplan meegenomen.
Ieder bestemmingsplan moet worden getoetst aan rijks-, provinciaal -, regionaal - en gemeentelijk beleid. Op deze manier ontstaat er een goed beeld van het kader waarbinnen het bestemmingsplan mag worden opgesteld. Het beleidskader moet een volledig beeld opleveren van het relevante planologische beleid dat voor het gebied is vastgelegd en de ruimtelijke overwegingen die binnen dit kader zijn gedaan om tot een invulling te komen.
Het voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter. Het laat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toe dan alleen die welke de geldende bestemmingsplannen al toe liet. De bestaande feitelijke planologische situatie wordt gehandhaafd en van een actuele regeling voorzien die aansluit bij de meest actuele wettelijke standaarden. Bij het opstellen van de geldende bestemmingsplannen is al uitgebreid stilgestaan bij het beleid van de verschillende overheidsinstanties dat tijdens de vaststelling van deze bestemmingsplannen gold. Omdat dit bestemmingsplan slechts een conserverend karakter heeft wordt in dit hoofdstuk alleen aangegeven welk beleid van toepassing is op het gebied en de rest van de kern Vinkel.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
De actualisatie van het bestemmingsplan voor de Kom van Vinkel heeft geen ontwikkelingen tot gevolg en treft geen nationaal belang.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
Kom Vinkel betreft geen gebied van nationaal belang. Het Barro stelt dan ook geen extra eisen aan het bestemmingsplan plan.
De provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 geeft in hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de provincie Noord Brabant weer tot en met het jaar 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
De provinciale structuurvisie plaatst de kern Vinkel in het gebied “De Meierij”. In dit hoofdstuk wordt in het kort de voor de kern Vinkel belangrijke aspecten uit de structuurvisie naar voren gebracht.
Afbeelding 7: Uitsnede provinciale structuurvisie
De Meierij maakt volgens het gebiedspaspoort onderdeel uit van het dekzandplateau. Het gebied bestaat uit verschillende dekzandruggen, afgewisseld door dekzandvlaktes. Over grote oppervlakten ligt Brabants leem in de ondergrond. Aan de noordkant wordt het gebied begrensd door de grote en brede oost-west lopende dekzandrug tussen Oss en Waalwijk. Beken stroomden vanuit zuid naar het noordoosten richting de laagten van het huidige Dommeldal. In het oosten ligt het dal van de rivier de Aa. Deze beek wordt gevoed vanuit het Peelhorstgebied en de daar aanwezige veenmoerassen.
In de Meierij is een kleinschalig mozaïek ontstaan van oude en jonge ontginningslandschappen afgewisseld met woeste gronden. De woeste gronden werden, voor de introductie van de kunstmest, gebruikt voor beweiding door vee. De oude ontginningen bestaan uit dorpen met oude akkercomplexen en broekgebieden in de laagten met waterlopen en de beken. Op de hogere gronden langs beken zoals de Dommel en de Aa met hun zijlopen is bebouwing ontstaan in de vorm van linten, dorpen en gehuchten. Vanuit deze bebouwing is de ontginning van de omliggende gronden min of meer organisch gegroeid. Vinkel ligt volgens de provinciale structuurvisie in het mozaïek landschap en is een kern in het landelijk gebied.
De kernen in Noord-Brabant hebben elk hun eigen karakter en relatie met het Brabantse landschap. De grotere kernen hebben door hun grotere regionale betekenis meer groei doorgemaakt. Sommige kernen hebben hun dorpse karakter grotendeels verloren en hebben een suburbaan karakter ontwikkeld. De kleinere kernen maken meer deel uit van het omliggende landschap en hebben nog een natuurlijke overgang richting het landschap. Dit verschil in ontwikkeling heeft geleid tot de meer suburbane kernen, de dorpen en de plattelandskernen.
Het beleid van de provincie is in het algemeen dat in de landelijke kernen met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking alleen de lokale behoefte voor verstedelijking wordt opgevangen. Dit geldt voor wonen, werken en voorzieningen. In overleg met de gemeenten worden de regionale verbanden voor wonen en werken bepaald. Deze kunnen verschillend van omvang zijn voor de thema's wonen, werken en voorzieningen. Bij het zoeken naar ruimte voor nieuwe verstedelijking is zorgvuldig ruimtegebruik voorwaarde.
Over de ruimtelijke kwaliteit is de provincie van mening dat de gemeenten in hun ruimtelijke plannen aandacht moeten bieden aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen moeten qua maat en schaal bij de kern passen. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern). De kern Vinkel is geleidelijk gegroeid maar heeft haar dorpse karakter behouden en kan om die reden als dorpse kern worden beschouwd.
Er is ruimte beschikbaar voor bijzondere verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.
Voor werklocatie hanteert de provincie in de kernen in het landelijk gebied als uitgangspunt dat alleen bedrijven worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in de omgeving passen. Gemeenten hebben ruimte voor vestiging van kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Als doorgroei van bedrijven er toe leidt dat deze qua aard, schaal of functie niet meer passen in de omgeving, wil de provincie dat deze worden opgevangen op een daarvoor geschikt bedrijventerrein in het stedelijk concentratiegebied.
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in deze kernen passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.
Om de ambities zoals genoemd in de structuurvisie juridisch veilig te stellen heeft de provincie de verordening Ruimte opgesteld. De verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie.
Het plangebied ligt voor een groot gedeelte binnen de aanduiding "kernen in het landelijk gebied". Gedeeltelijk ligt het binnen de aanduidingen: "zoekgebied verstedelijking" en "gemengd landelijk gebied". Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Volgens de provinciale Verordening ruimte ligt de kern Vinkel binnen de aanduiding “bestaand stedelijk gebied”. De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur 'stedelijk concentratiegebied' en 'kernen in het landelijk gebied'. Vinkel is in de verordening 'een kern in het landelijk gebied'.
Het beleid van de provincie is er op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te scheppen en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.
Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Alleen als daarvoor geen mogelijkheden bestaan, kan een stedelijke ontwikkeling buiten het bestaande stedelijke gebied plaatsvinden binnen daarvoor in de verordening aangeduide zoekgebieden (Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling in landelijk gebied).
De provincie ziet de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden als ruimtelijk samenhangende verstedelijkte gebieden. Binnen deze gebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van de concentratiegebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties en de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is de ligging aan belangrijke wegen, spoorwegen en vaarwater van belang omdat de stedelijke concentraties ook in de toekomst goed bereikbaar moeten zijn. De gebieden zijn zo ruim dat ze de komende 20 à 25 jaar voorzien in de ruimtebehoefte.
Afbeelding 8: Uitsnede provinciale Verordening ruimte
De provincie hanteert als uitgangspunt dat grote bedrijven niet passen in kernen in landelijk gebied. Bij doorgroei tot een groot bedrijf dat naar zijn aard, omvang en functie niet langer in landelijk gebied past, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein in stedelijk concentratiegebied of op de speciaal aangewezen regionale bedrijventerreinen. Deze terreinen zijn speciaal aangewezen in die delen van het landelijk gebied die op grote(re) afstand liggen van stedelijk concentratiegebied.
Waar mogelijk zal de provincie gewenste ontwikkelingen stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegengaan. Om te voorkomen dat verhouding tussen de schaal van het bedrijf en die van zijn omgeving wordt verstoord, geldt voor bedrijven in kernen een maximum kavelgrootte van 5.000m². Maatwerk is echter mogelijk; gemeenten hebben een zekere mate van vrijheid om bestaande, grote bedrijven te laten groeien. Bij een voorgenomen uitbreiding of vestiging van een bedrijf dat groter is of wordt dan 5.000m², is een specifieke afweging nodig.
Het plangebied ligt volgens de Verordening ruimte grotendeels binnen de aanduiding "bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied". Het bestemmingsplan is een conserverend plan dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Veehouderijbeleid
Uit artikel 4.11, 25 en 34 van de Verordening ruimte blijkt dat voor de bestaande veehouderijen binnen het bestemmingsplan Kom Nuland, de rechtstreeks werkende regels van de provincie van toepassing zijn. In dergelijke gebieden geldt sinds 1 oktober 2010 (vergaande) beperkingen voor intensieve veehouderijen, ook wel bekend als het 'slot op de muur'. Doel is om een verdere intensivering vanwege ontwikkelingen in de veehouderij in de aangeduide gebied tegen te gaan.
In dit bestemmingsplan is in artikel 3 Agrarisch - Bedrijf, rekening gehouden met de Verordening ruimte. De bestaande veehouderijen zijn positief bestemd, echter is het uitgangspunt dat vestiging, uitbreiding en omschakeling voor een veehouderij niet is toegestaan.
In 2005 was er voor de kern Vinkel een woningbouwopgave van ongeveer 133 woningen. De gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kernen Maasdonk op 14 februari 2016 het college de opdracht gegeven een nader onderzoek met betrekking tot de mogelijkheden in relatie met de ruimtelijke aspecten voor een uitbreiding Vinkel. In dit onderzoek moesten ook de initiatieven van inbreiding en herstructurering, die tijdens de bestemmingsplanprocedure waren ingediend, op al hun ruimtelijke aspecten worden onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de stedenbouwkundige visie Uitbreiding Vinkel dat op 18 april 2008 de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk is vastgesteld. De visie geeft een wensbeeld waarin Vinkel zich door middel van inbreiding/herstructurering en uitbreiding verantwoord kan ontwikkelen. Uitgangspunt is dat eventuele ontwikkelingen binnen de kern de bestaande stedenbouwkundige structuur niet mag aantasten. Ook moeten de ontwikkelingen gepaard gaan met een kwaliteitsslag. Dit vergt maatwerk.
Bij de vaststelling van de visie werd geconcludeerd voor inbreiding en herstructurering de gemeente in Vinkel afhankelijk is van particulieren. Bovendien werd de ruimte binnen de bestaande structuur van Vinkel als te klein beschouwd om stedenbouwkundig verantwoord de totale opgave te kunnen ontwikkelen. Daarom heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk op basis van deze visie ook gekozen voor een uitbreiding. Op 22 september 2009 besloot de gemeenteraad uiteindelijk de uitbreiding aan de noordoostzijde van de kern Vinkel (de huidige Vinkelse Slagen) te laten plaatsvinden. Deze ontwikkeling is in een apart bestemmingsplan vastgelegd. Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op actualisatie en behoud van de bestaande planologische situatie in de kern.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe woningbouwlocaties opgenomen.
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.
Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
Het voorliggend bestemmingsplan conserveert de bestaande planologisch juridische situatie binnen het plangebied en laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. De bestaande woningen zijn positief bestemd. Het bestaande aantal woningen is dan ook het uitgangspunt. Het bestemmingsplan laat geen splitsing van woningen toe.
In het bestemmingsplan zijn de bestaande woningen als zodanig bestemd.
De gemeente voormalige Maasdonk heeft alle wegen duurzaam veilig gecategoriseerd. Daarom vallen alle wegen binnen de bebouwde kom binnen een 30 km/uur regime. In bestaande woonwijken heeft dit o.a. geleid tot herinrichting van de straten of aanleg van extra snelheidsbeperkende voorzieningen.
De wegen in de kern Vinkel zijn al dusdanig vormgegeven zodat zonder of met zo min mogelijk kunstmatige snelheidsbeperkende maatregelen aan dit 30 km/uur regime kan worden voldaan.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. De kom Vinkel is in de Nota ingedeeld in “restbebouwde kom (overige kernen)” (zone 5).
In het bestemmingsplan Kom Vinkel is het beleid uit de "Nota Parkeernormering 2016" indirect vertaald. In de regels zijn voorwaardelijk verplichtingen opgenomen dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Bij nieuwe ontwikkelingen worden de normen van de "Nota Parkeernormering 2016" gehanteerd. Mochten deze beleidregels in de toekomst wijzigen, dan moet bij nieuwe ontwikkelingen met deze nieuwe beleidsregels rekening worden gehouden.
In hoofdstuk 3 van de A.P.V. is het gemeentelijk prostitutiebeleid verwoord, voor zover dat in het kader van de algemene plaatselijke verordening van toepassing is.
Op de diverse maatschappelijke voorzieningen en nog enkele andere verspreide niet-woonfuncties na, hebben we uitsluitend te maken met een woongebied, waarin de vestiging van een seksinrichting niet gewenst is.
In de regels van het bestemmingsplan is de vestiging van een seksinrichting uitgesloten. In combinatie met artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het niet toegestaan de gronden in het bestemmingsplan te gebruiken voor een seksinrichting.
Het beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is neergelegd in de Beleidsnotitie GSM antennemasten en vertaald in een zoneringskaart voor GSM/antenne-installaties. Er zijn drie gebieden te onderscheiden, namelijk gebieden waar dergelijke installaties zonder uitzondering niet zijn toegestaan, gebieden waar zij niet zijn toegestaan, tenzij, en gebieden en zones waar antenne-installaties zijn toegestaan.
Gebieden waar zonder uitzondering geen GSM/antenne-installaties zijn toegestaan, betreffen landschappelijk waardevolle gebieden en natuurzones. In verband met de kwetsbaarheid van de historische delen van de gemeente wordt voorgesteld die delen die zijn aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht geen GSM/antenne-installaties toe te staan, tenzij de welstands- en monumentencommissie positief adviseren, in die zin dat wordt voldaan aan hoge eisen van welstand. De richtlijnen van de Rijksdienst voor Monumentenzorg vormen mede een leidraad bij de plaatsing van installaties op of aan monumenten.
Gebieden waar GSM/antenne-installaties zijn toegestaan (op basis van een positief advies welstands-/monumentencommissie (redelijke eisen van welstand)), betreft:
Er zal terughoudend worden omgegaan met plaatsing van antenne-installaties binnen woongebieden.
Site-sharing is inmiddels van hoger hand waar mogelijk verplicht gesteld aan de aanbieders van mobiele telefonie, zodat het aantal antenne-installaties kan worden beperkt.
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:
In hoofdstuk 6 'Waterparagraaf' worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied Kom Vinkel genoemd.
Op 11 oktober 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 vast. In deze nota geeft de gemeente 's-Hertogenbosch haar visie weer op detailhandel. De uitgangspunten van het eerder (in 2006) vastgestelde detailhandelsbeleid zijn ongewijzigd gebleven. Doel van het detailhandelsbeleid is om randvoorwaarden te creëren voor behoud en versterking van de Bossche winkelstructuur. Uitgangspunten van het detailhandelsbeleid zijn:
In 2003 heeft de gemeente Maasdonk voor het bestemmingsplan Kernen Maasdonk voor Nuland en Vinkel een Ruimtelijke Economische Verkenning (REV) op laten stellen door adviesbureau Droogh Trommelen en Broekhuis. Om de stand van zaken detailhandel binnen de oud Maasdonkse kernen in kaart te brengen en het onder het gemeentelijk beleid van 's-Hertogenbosch te brengen, heeft de gemeente hetzelfde advies bureau gevraagd de REV actualiseren. Op basis van deze actualisatie kan het ruimtelijk beleid voor detailhandel in de oude Maasdonkse kernen worden aangepast.
Volgens de geactualiseerde verkenning moet het accent van het detailhandelsbeleid in Vinkel in ieder geval liggen op het behoud van een basisaanbod voor dagelijkse boodschappen. Daarin is de supermarkt de belangrijkste winkel. De supermarkt in Vinkel heeft een omvang die goed aansluit bij het draagvlak (aantal inwoners) en de verzorgende functie (lokaal). Ook op langere termijn voorziet de geactualiseerde REV voldoende basis voor de supermarkt om voldoende omzet te halen.
Woningbouw draagt bij aan het behoud van het draagvlak. In Vinkel wordt aan woningbouw gewerkt (o.a. in de Vinkelse Slagen). Dit kan bijdragen aan het behoud van de basisvoorzieningen.
In het algemeen is het beter dat winkels en andere voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd bij elkaar liggen. De detailhandelsbedrijven kunnen dan van elkaars klanten profiteren. Ontmoetingen worden gestimuleerd en er ontstaat een bepaalde levendigheid. In de ideale situatie ligt de detailhandel geconcentreerd aan het centrale dorpsplein (rondom het Pastoor Vogelsplein). Concentratie door actieve verplaatsing en/of toevoeging naar het Pastoor Vogelsplein in Vinkel is niet realistisch. De benodigde investeringen zijn naar verwachting te hoog in relatie tot de potentiële opbrengsten. Voor de levendigheid van de kern en ter behoud van het voorzieningen niveau zijn daarom ook voorzieningen aan het bestaande (hoofd)linten positief bestemd.
Toch is het wenselijk om de centrale ontmoetingsfunctie van de pleinen te versterken. Dit kan gedaan worden door een betere en aantrekkelijke inrichting, het houden van evenementen, het aanbrengen van voorzieningen voor recreanten en het toevoegen van maatschappelijke voorzieningen aan het plein. De bijdrage van commerciële voorzieningen (zoals winkels) blijft daarin beperkt.
Op 11 juli 2017 heeft de gemeenteraad een nieuw detailhandelsbeleid voor Nuland en Vinkel vastgesteld. In het beleid heeft de raad besloten Het detailhandelsbeleid voor Nuland en Vinkel vast te stellen, dat aansluit op de lijn van het detailhandelsbeleid voor de rest van de gemeente. Voor Vinkel houdt dat in dat deze kern wordt getypeerd als een buurtsteunpunt. De vestiging van winkels en dorpsvoorzieningen vinden plaats in concentratiegebieden van winkels en centrumvoorzieningen. Dit concentratiegebied in Vinkel omvat volgens dit beleid de supermarkt Coop e.o., het Pastoor Vogelsplein, het Kerkplein e.o. en de verbindende Brugstraat. Met het Pastoor Vogelsplein wordt ook de percelen rondom dit plein bedoeld.
De concentratiegebieden zijn ingesteld om winkels zoveel mogelijk te concentreren en zo van elkaars aanwezigheid te laten profiteren. Dit vergroot het perspectief voor de ondernemers en versterkt de leefbaarheid en ontmoetingsfunctie voor de bevolking. Vestiging van nieuwe initiatieven of verplaatsingen van detailhandel en centrumvoorzieningen, vindt daarom in deze gebieden plaats.
Buiten het concentratiegebied is de aanwezigheid van detailhandel en aanverwante voorzieningen niet structuurbepalend. Invulling van leegstaande of leegkomende (winkel)panden met andere dan winkel- of centrumfuncties is hier mogelijk. Per geval zal dit worden beoordeeld.
In dit bestemmingsplan zijn de bestaande rechten opgenomen. Ter versterking van het voorzieningenniveau zijn aan de percelen in het concentratiegebied waar al een voorziening op aanwezig is, de bredere bestemming 'Centrum' gegeven. Een supermarkt is alleen toegestaan binnen de aanduiding 'supermarkt'.
Op 20 september 2017 heeft u het Bomenbeleidsplan 2017 vastgesteld. Bomen zijn belangrijk voor ’s-Hertogenbosch. Een evenwichtige omgang met groen en bomen door de gemeente past bij dit belang. In het bomenbeleidsplan staat op welke manier de gemeente omgaat met bomen en waarom.
In het bomenbeleidsplan worden de bomen in de gemeente ingedeeld in categorieën. Zo ontstaat een beeld over welke bomen het behouden waard zijn en op welke manier. het bomenbeleidsplan gaat uit van vier categoriën: Monumentale bomen, waardevolle houtopstanden, structuren, sfeervlakken en sfeerbomen.
Het bomenbeleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch is juridisch uitgewerkt in de Bomenverordening 2017. Als een vergunning voor het vellen van houtopstanden (in de volksmond bekend als kapvergunning) binnenkomt, wordt de reguliere vergunningsprocedure doorlopen. Bij het toetsen worden afwegingen onderbouwd door consequent dezelfde onderwerpen te beoordelen. Daarbij wordt een waardering voor boombehoud en de verwijderingsgronden tegenover elkaar gezet. Het is belangrijk de bomenverordening te handhaven. Naast handhavers zijn ook burgers de ‘oren en ogen’ van de gemeente. Als een melding van illegale velling binnenkomt, vindt een controle plaats en indien nodig wordt een handhavingstraject gestart.
In dit bomenbeleidsplan 2017 is ook de Kom Vinkel meegenomen. Het plangebied ligt daarin voor een groot gedeelte binnen de bebouwde kom. In de bomenbeleidsplan zijn de boomstructuren langs de Brugstraat, de Lindenlaan, de Van Rijckevorselweg, de Weerscheut en de Vinkelsestraat, de aanwezige monumentale bomen en twee sfeervlakken achter de kerk en aan de Groote Wetering ter hoogte van de Brugstraat opgenomen. Nu de deze bomen in de verordening worden beschermd is besloten voor deze elementen geen beschermingsmaatregelen in het bestemmingsplan op te nemen.
Uitsnede bijlage 2: Groene Kaart 's-Hertogenbosch.
Neemt niet weg dat in het bestemmingsplan ook beschermingsmaatregelen zijn opgenomen ter bescherming van de natuurwaarde in de groenstructuren die niet in het bomenbeleidsplan zijn meegenomen. Daarmee zijn alsnog de houtopstanden binnen deze gebieden beschermd.
In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelde de gemeenteraad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.
In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie.
In het hoofdstuk 9 'Economische uitvoerbaarheid' wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van dit plan.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om nieuwe milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten in voorkomen worden.
In dit hoofdstuk worden de milieuaspecten beschreven. Het bestemmingsplan is een beheerplan, dat inhoudt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in dit plan niet mogelijk worden gemaakt. Voor de reeds bestaande situaties vindt daarom ook geen afweging plaats ten aanzien van de diverse milieu-items. Wel is het beheerplan gebaseerd op de meest actuele toepasselijke milieuregelgeving en richtlijnen. Landelijke regels (zoals het 'Besluit externe Veiligheid voor Inrichtingen' of 'besluit externe veiligheid buisleidingen') kunnen in de loop der tijd zodanig zijn gewijzigd of van kracht zijn geworden dat ze een doorwerking hebben in vigerende bestemmingsplannen. Indien dit het geval is worden deze bij de aspecten nader beschouwd.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een 'goed woon- en leefklimaat'. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het nieuwe ontwikkelingen in ruimtelijke plannen.
Omdat er in het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het niet noodzakelijk akoestisch onderzoek te verrichten. In deze paragraaf is een kwalitatieve beschrijving van de akoestische situatie opgenomen.
Het plangebied omvat de kern van Vinkel, ofwel “kom van Vinkel” binnen voormalig gemeente Maasdonk, nu gemeente 's-Hertogenbosch. Naast vele woningen bevinden zich diverse functies als detailhandel, maatschappelijke organisaties, horeca, lichte en agrarische bedrijvigheid binnen dit gebied. Deze aanwezige functies zijn qua hinder passend in dit gemengde gebied en wordt via de milieuwetgeving gereguleerd.
Geluid als gevolg van verkeersbewegingen komt met name van het verkeer over de doorgaande Brugstraat, Lindenlaan en Weerscheut. In het grootste deel van dit gebied geldt een snelheidsregime van 30 km/h dat (naast de verkeersveiligheid) de geluidsbelasting ten goede komt. In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen, die een nadere afweging van de akoestische belasting vereisen.
Het spreekt voor zich dat in het geval van toekomstige functiewijzigingen, de geluidsbelasting onderdeel uitmaakt van de beoordeling van dergelijke initiatieven. Voor dergelijke initiatieven worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).
Onderhavig bestemmingsplan heeft in het geheel betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor de bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. In eerste instantie moet minimaal een historisch onderzoek van de locatie, die van bestemming verandert, en de directe omgeving ervan worden uitgevoerd. Mocht uit het historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, dan dient alsnog een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Als er binnen het conserverend bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn dient - ook zonder dat daarvoor een bestemmingsplanwijziging moet plaatsvinden - altijd een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. In dit bestemmingsplan is dat echter niet het geval.
Bij een eventuele toekomstige herinrichting van het gebied en daarmee gepaard grondverzet, dient vrijkomende grond te worden behandeld volgens de bepalingen in het Besluit bodemkwaliteit.
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Via wet- en regelgeving wordt een goede luchtkwaliteit gereguleerd om burgers te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. Hiertoe zijn normen opgenomen die gelden bij gevoelige objecten zoals woningen. De normen voor luchtkwaliteit staan in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen).
Binnen het plangebied worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zodat een luchtonderzoek of toets aan de geldende grenswaarden hier niet aan de orde is. Voor wat betreft de kwaliteit van de lucht blijkt uit het gemeentelijk luchtsoftware programma 'PROMIL-Spatial' dat de aanwezige concentraties van de 2 relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof) voor beiden onder 25 microgram/m3 (jaargemiddeld) liggen. Hiermee liggen de concentraties ver onder de wettelijke grenswaarden (van 40 micogram/m3). Ook zal daarom de optredende concentratie van het fijnere fractie van PM10, namelijk PM2,5 ruim onder de daarvoor geldende grenswaarde liggen. De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is daarmee goed te noemen voor de bestaande woningen.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen.
De normering van risico's is tweeledig, namelijk een grenswaarde (strikte wettelijke norm) voor het Plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico (GR). Zowel het PR als GR zijn een maat voor de veiligheidsrisico's op de leefomgeving, waarbij het PR is te vertalen naar een veiligheidsafstand waarbij wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 1 kans op de 1 miljoen jaar dan men komt te overlijden als gevolg van een calamiteit of ramp met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarentegen de kans dat grotere groepen slachtoffers vallen en is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR geldt een oriënterende waarde van 1. Een toename of overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het GR dient verantwoord te worden.
Bedrijven
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven (meer) aanwezig die risicovol of relevant zijn met betrekking tot handelingen met gevaarlijke stoffen. Het geldende – nu te actualiseren -bestemmingsplan liet de opslag en verkoop van LPG nog toe binnen een tankstation aan de Brugstraat 82. Dit bedrijf ligt in het zuid-westen aan de rand van het plangebied. De verkoop en opslag van het LPG-deel is inmiddels gestaakt en de daarvoor nodige vergunningen voor het LPG-deel zijn ingetrokken. Dit onderhavige bestemmingplan laat de opslag en verkoop van LPG dan ook niet meer toe binnen bestaande tankstation. Het onderhavige tankstation valt daarmee niet meer onder het Bevi (Besluit risicovolle inrichtingen milieubeheer) en is voor wat betreft de externe veiligheid ook niet meer relevant te noemen. De aanwezige ondergrondse tanks voor benzine/diesel binnen dit tankstation bezitten geen PR-contour. Ver buiten het plangebied, op circa 1300 meter afstand bevinden zich een paar agrarisch bedrijven met een bovengrondse propaantank. Voor al deze locaties geldt dat de PR-contouren ver buiten de grens van het plangebied liggen. Verder zijn geen andere inrichtingen aanwezig waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen die effect zouden kunnen hebben op het plangebied.
Transport
Buiten of binnen het plangebied bevinden zich in de nabijheid geen relevante transportroutes van gevaarlijke stoffen. Ook bevinden er zich in of in de directe nabijheid van het plangebied zich geen ondergrondse risicovolle buisleidingen die relevant zijn voor betreffend plan.
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor het PR.
Aangezien risicobronnen afwezig zijn ligt het GR binnen het plangebied vanzelfsprekend onder de oriënterende waarde van 1. Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die het GR zouden kunnen beïnvloeden. Derhalve hoeft geen onderzoek of verantwoording van het GR plaats te vinden. Indien zulke initiatieven zich voordoen, worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd. Een advies aan de Veiligheidsregio voor dit plan is niet relevant en derhalve ook niet gevraagd.
De externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig conserverend bestemmingsplan.
Binnen het plangebied zijn diverse bedrijfsmatige activiteiten bestemd. Het gaat hier om diverse lichte en agrarische bedrijvigheid, als ook enige detailhandel, maatschappelijke functies en een weinig horeca. De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt passend geacht in deze gemengde omgeving van de kern Vinkel. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”) om hinder en milieugevaar te voorkomen. Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten worden met dit plan niet mogelijk gemaakt. Vandaar dat een beschouwing van aspect “bedrijven en milieuzonering” hier niet aan de orde is. Het spreekt voor zich dat in het geval van toekomstige andere bedrijfsmatige functies, het eventuele hinderaspect onderdeel uitmaakt van de beoordeling van een dergelijk initiatief. Voor zulke initiatieven worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd. Uitgangspunt hierbij is dat hinder bij woningen voorkomen dient te worden en de belangen van bedrijven niet worden geschaad, c.q. hun activiteiten kunnen uitoefenen binnen de gangbare milieuvoorschriften.
De binnen en buiten het plangebied aanwezige agrarische bedrijvigheid veroorzaakt geur in meer of mindere mate. In onderhavig plan worden geen meer of andere ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan reeds bestemd, zodat een toetsing van het aspect geur aan normen of richtlijnen hier formeel niet aan de orde is. Wel wordt hier de mate van woon- en leefklimaat beschreven. Voor de herziening van de geurverordening (op grond van de Wet geurhinder en Veehouderij) in 2011 van voormalig gemeente Maasdonk is de geurbelasting in beeld gebracht (achtergrond) van alle aanwezige relevante agrarische bedrijvigheid. Deze situatie is in beeld gebracht voor zowel de huidige situatie conform de geldende agrarische milieuvergunningen, alsook voor de toekomstige situatie, waarbij de veehouderijen zijn gegroeid tot hun maximale omvang. Deze maximale omvang is bepaald door de ligging en de geurnorm van bestaande geurgevoelige objecten die in de omgeving zijn gelegen of door de maximale waarde voor de geuremissie die als plafond is ingesteld. Veehouderijen die zijn gelegen in een extensiveringsgebied hebben geen groeimogelijkheden.
Afbeelding 9 Achtergrondbelasting geur
Uit dit onderzoek blijkt dat het huidige woon- en leefklimaat ten aanzien van geur (achtergrond) binnen vrijwel het gehele plangebied redelijk goed tot goed te noemen is. In de toekomstige situatie is deze nabij een specifieke locatie, namelijk Brugstraat 36 matig te noemen, maar in het geheel is het woon- en leefklimaat ook in de toekomst redelijk goed tot goed te noemen.
Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen bij agrarische bedrijven zullen de wettelijke bepalingen en nodige procedures worden gevolg alsook worden aangesloten bij het gemeente geurbeleid.
Geur vormt geen belemmering voor onderhavig conserverend plan.
Het Rijk heeft ambitieuze klimaatdoelen gesteld die via diverse convenanten en akkoorden (zowel met het bevoegd gezag, bedrijfsleven en marktpartijen) zijn geborgd. Deze doelen zijn vast gelegd in het 'nationaal energiebeleid' en komen voort uit de afspraken die internationaal zijn vastgelegd in onder meer het Kyotoprotocol.
Ook binnen het gemeentelijk milieubeleid is ons klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad tussen 2040 en 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit is een enorme ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstellingen betekenen dat we niet alleen als gemeente veel moeten doen, maar ook alle bedrijven, inwoners, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. Onze gemeentelijke energie-ambitie en doelstellingen zijn vast gelegd in het “Energie & klimaatprogramma 2008-2015 's-Hertogenbosch”. Dit beleidsplan zal na de looptijd – medio 2016 - een vervolg krijgen met hetzelfde doel om op termijn een klimaatneutrale gemeente te worden.
Ruimtelijke plannen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bewust en zorgvuldig omgaan met energie. Daarbij zijn de principes van de Trias Energetica zeer goed bruikbaar. Dit houdt in dat eerst gekeken wordt naar de mogelijkheden voor het beperken van de energievraag (besparing). Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de energie die toch nodig is op duurzame wijze kan worden opgewekt. De derde stap in de Trias Energetica is het streven naar een zo efficiënt mogelijke opwekking van energie uit de resterende fossiele brandstoffen. De ruimtelijke relevantie van het energiethema spitst zich toe op energiebesparing en de opwekking van duurzame energie. Opwekking van duurzame energie kan goed met andere functies gecombineerd worden.
Voor energie, als speerpunt van het gemeentelijk milieubeleid, wordt voor nieuwbouw van woningen uitgegaan van een energieverbruik dat tenminste 25% lager is dan bij het energieverbruik dat ontstaat bij toepassing van de wettelijke normen uit het Bouwbesluit op het moment van de bouwaanvraag. Deze – en meer – afspraken staan beschreven in ons energie- en klimaatprogramma.
Het huidige bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Het spreekt voor zich dat in het geval van toekomstige ontwikkelingen of functiewijzigingen – ook zonder dat daarvoor het bestemmingsplan hoeft te worden gewijzigd – zal worden aangesloten bij de uitgangspunten van het dan geldende energiebeleid. Voor dergelijke initiatieven worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd.
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Het zorgt niet alleen voor bepaalde beperkingen maar biedt ook kansen binnen en buiten het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn op het gebied van water bij huidige en toekomstige ruimtelijke plannen.
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Het beleid van het waterschap Aa en Maas staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021. Daarin stelt het de doelstellingen die het waterschap nastreeft in die periode en hoe het waterschap die doelstellingen wil gaan halen. Met nog meer oog voor de omgeving wil het waterschap het waterbeheer van de afgelopen jaren doorzetten. Bij het uitvoeren van zijn watertaken wil het werken aan een veilige, gezonde, duurzame leef- woon- en werkomgeving in zijn beheergebied. Dit wil het waterschap doen door de bestaande infrastructuur van het watersysteem en de afvalwaterketen zo efficiënt mogelijk te onderhouden en te beheren. Vergunningverlening en handhaving blijft het waterschap zo efficiënt mogelijk uitvoeren. Hierbij zoekt het waterschap naar de optimale balans tussen vooraf meedenken en goede afspraken maken waar dat kan (preventie) en achteraf optreden waar dat moet (repressie). De uitvoering van zijn basistaken is volgens het waterschap nodig om de gewenste verbeteringen in het watersysteem en de afvalwaterketen door te kunnen voeren.
Afbeelding 10 De Groote Wetering
In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
Wateroverlastvrij bestemmen
Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen ed. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd.
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
Water als kans
"Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.
Meervoudig ruimtegebruik
“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
Waterschapsbelangen
Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:
Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.
Van bijzonder belang is de ligging van een deel van Vinkel in het zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebied rondom de waterwinning in Nuland. Ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied mogen niet leiden tot een aantasting van de kwaliteit van het grondwater.
Afbeelding 11: uitsnede provinciale Verordening ruimte thema 'water'
Bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied vindt vooral plaats via de Provinciale Milieuverordening (PMV). De PMV is richtinggevend binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Het bestemmingsplan vervult een aanvullende functie, waarbij de nadruk ligt op afstemming met de PMV. Daartoe wordt het grondwaterbeschermingsgebied aangewezen met een aanduiding. Binnen deze aanduiding geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde, in de bodem. Voor zover nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen slechts met een vrijstelling of wijziging toelaatbaar zijn, is als voorwaarde voor die vrijstelling of wijziging bepaald, dat voldaan moet worden aan de PMV. Afgezien van deze beperkte afstemming, gelden het bestemmingsplan en de PMV, voor zover van toepassing, als zelfstandig toetsingskader naast elkaar. Om verontreiniging ten gevolge van vervuild hemelwater vanaf daken en bebouwing te voorkomen, is toepassing van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, lood of koper in de binnen de beschermingszone volgens de PMV uitgesloten.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het nationaal waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd 'de watertoets' van toepassing verklaard op alle ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Bij concrete ontwikkelingen – hier echter niet het geval - vindt altijd een watertoets plaats. Een watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd. De primaire waterbelangen gaan met name het waterschap Aan en Maas aan. Hiervoor hanteert het waterschap de “Keur”. De keur is een verordening met de regels die het waterschap hanteert bij ruimtelijke plannen voor de bescherming van waterzaken zoals waterkeringen, watergangen (sloten, beken en rivieren) en bijbehorende kunstwerken (gemalen, stuwen).
Een deel van dit plangebied valt binnen het gebied waar in Noord-Brabant grondwater wordt gewonnen. Dit gebied is aangeduid als grondwaterbeschermingsgebied. De provincie zorgt hier voor een goede kwaliteit van het grondwater door beschermingsmaatregelen bij en rondom de winputten. Om het drinkwater zo goed mogelijk te beschermen zijn er voor bepaalde werkzaamheden binnen grondwaterbeschermingsgebieden regels opgenomen in de Provinciale Milieuverordening Noord- Brabant (PMV). Voor ontwikkelingen binnen dit gebied - ook zonder dat daarvoor een bestemmingsplanwijziging moet plaatsvinden – dienen deze regels in acht te worden genomen.
Verder dient bij ontwikkelingen het vigerend gemeentelijk hemelwaterbeleid te worden gehanteerd. Het doel hiervan is om daarmee bij te dragen aan een klimaatbestendige gemeente via doelmatige inzameling en verwerking van het hemelwater. De ambitie daarbij is om schoon hemelwater niet via het riool af te voeren, maar ter plaatse te benutten of te bergen.
Naast de primaire waterbelangen, is het gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater een wettelijke verplichting ten gunste van een integraal en goed waterbeheer. Overigens ligt binnen het plangebied in het geheel een gemengd rioolstelsel. Bij eventuele ontwikkelingen zullen de stromen hemelwater en vuilwater gescheiden worden aangeboden tot aan de perceelgrens. Hierbij wordt geanticipeerd van een gescheiden rioolstelsel in de toekomst. Voor het gescheiden hemelwater is volgens het vigerend hemelwaterbeleid het algemeen uitgangspunt dat een deel van het hemelwater wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct wordt afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Na berging is infiltratie in de bodem vaak gewenst. Met het vasthouden en infiltreren van hemelwater wordt in het algemeen bereikt dat de waterzuiveringsinstallaties beter functioneren, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater wordt voorkomen.
Bij ontwikkelingen wordt aan de hand van een op te stellen waterparagraaf toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar de waterhuishoudkundige inrichting binnen het ruimtelijk plan. Deze afspraken en de waterparagraaf komt tot stand in overleg met het waterschap Aa en Maas, aangevuld met het vigerend gemeentelijk hemelwaterbeleid.
Het betreft hier echter een consoliderend bestemmingsplan. Er worden met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De hoeveelheid verharding wijzigt niet. Er is dus ook geen moment om aansluiting te zoeken bij de uitgangspunten van het waterstructuurplan dan wel hemelwaterbeleid. Ook is er geen opgave voor waterberging. Bij eventuele ontwikkelingen en daarmee te wijzigen plannen, gelden en hanteren we het op dat moment actuele hemelwaterbeleid van de gemeente, PMV-regels ten aanzien van de grondwaterbescherming en de op dat moment actuele Keur van het waterschap.
De Erfgoedwet verplicht gemeenten om cultuurhistorische waarden en verwachtingen op te nemen in ruimtelijke plannen. Ten behoeve van het bestemmingsplan Kom Vinkel heeft Afdeling SO/Erfgoed van de gemeente 's-Hertogenbosch een cultuurhistorische paragraaf opgesteld waarin de cultuurhistorische achtergronden en kenmerken van dit plangebied worden toegelicht en waarin de randvoorwaarden ten aanzien van cultuurhistorie zijn uitgewerkt.
Het bestemmingsplangebied ligt landschappelijk gezien in het dekzandlandschap. Het dekzandlandschap is ontstaan tijdens de laatste ijstijd (120.000 – 10.000 jaar geleden). Hoewel er in deze ijstijd geen landijsbedekking in Nederland was, was het er wel zeer koud. In de laatste fase van de ijstijd was er sprake van zeer droge omstandigheden en ontbrak de vegetatie. Hierdoor konden grote hoeveelheden zand door de wind worden verplaatst. Op deze manier ontstond een reliëfrijk dekzandlandschap bestaande uit hoge dekzandkoppen en ruggen en lager gelegen dekzandwelvingen en vlakten. Na afloop van de ijstijd werd het klimaat warmer en zorgde de begroeiing ervoor dat het bestaande dekzandlandschap werd vastgelegd. Door het smelten van het landijs steeg de zeespiegel. Als gevolg hiervan steeg ook de grondwaterspiegel waardoor de lagere delen van het dekzandlandschap zeer nat werden en veen kon gaan groeien. Toen in de Middeleeuwen op grote schaal bossen werden gekapt en heidegebieden werden afgeplagd, kwam het onderliggende dekzand weer vrij te liggen. Onder invloed van de wind traden lokaal opnieuw verstuivingen op. In sommige gevallen ontstonden op deze manier grote stuifzandgebieden die maar moeilijk waren te beteugelen en niet zelden omliggende akkers onbruikbaar maakten. De kern Vinkel ligt hoofdzakelijk op een langgerekte dekzandrug.
Afbeelding 12: de landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied. 1. Dekzandrug, 2. Dekzandflank, 3. Dekzandvlakte.
Naar de randen toe gaat de dekzandrug over in een dekzandvlakte. De relatief hoge dekzandrug bood goede mogelijkheden voor akkerbouw maar de lagere delen waren hiervoor te nat en zullen vooral als weiland of hooiland zijn gebruikt.
Op basis van de ontwikkeling van het landschap kan de bewoning van Vinkel teruggaan tot in de Oude en Midden Steentijd (resp. Paleolithicum en Mesolithicum). Het dekzandlandschap was tijdens warmere fasen aantrekkelijk voor rondtrekkende jagers en verzamelaars. Het reliëfrijke landschap bood in deze perioden namelijk een grote rijkdom aan zoogdieren, vis, vogels, vruchten en water. Vermoedelijk leefden de jagers en verzamelaars in kleine kampementjes en van de sporen die ze hebben achtergelaten zijn vaak alleen de vuurstenen artefacten bewaard gebleven. Dergelijke vuursteenvondsten zijn niet aangetroffen in de Kern Vinkel maar de kans is groot dat deze in de toekomst nog wel tevoorschijn komen. In de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) trokken de mensen niet langer door het landschap als jagers en verzamelaars maar ging men geleidelijk over naar een bestaan als landbouwer en veehouder. Er ontstonden vaste nederzettingen met boerderijen, erven en akkers. In deze periode werd voor het eerst aardewerk gemaakt en gebruikt. Uit de Kern Vinkel en de directe omgeving zijn geen sporen uit het Neolithicum bekend. Mogelijk was de vruchtbaarheid van de bodem nog onvoldoende goed ontwikkeld maar het is ook mogelijk dat de vindplaatsen nog niet ontdekt zijn.
Uit de Bronstijd, de periode na het Neolithicum, zijn ook nog geen overtuigende bewoningssporen in de Kern Vinkel gevonden. In de omgeving van Kaathoven zijn wel resten van een nederzetting en een grafheuvel uit de Bronstijd aangetroffen. De oudste bewoningssporen uit de Kern Vinkel dateren uit de Ijzertijd (vanaf 800 jaar voor Chr.). Opvallend is dat er dan langs de Vinkelsestraat ook meteen sprake is van een aantal nederzettingsterreinen. Ter hoogte van Het Staal, ten oosten van de Kern Vinkel is zelfs een heel groot complex uit de Ijzertijd aanwezig. Deze vondst dateert uit 1971 toen twee lokale archeologen tijdens een boring een bewoningslaag uit de Ijzertijd aantroffen. Het terrein is aangewezen als een terrein van hoge archeologische waarde en heeft daarmee een bijzondere archeologische status gekregen. Op basis van de nu beschikbare informatie lijkt het er op dat er tijdens de Ijzertijd intensieve bewoning in en rond de Kern Vinkel plaatsvond. Deze bewoning liep vermoedelijk ook nog door tot in de Romeinse tijd (tot circa 300 na Chr.). Uit de laatste fase van de Romeinse tijd, de Vroege Middeleeuwen en de eerste helft van de Late Middeleeuwen ontbreken archeologische resten uit het plangebied. Het lijkt er dus op dat het gebied bijna 1000 jaar vrijwel onbewoond is geweest. Het ontbreken van archeologische vondsten is overigens niet altijd bewijs voor het ontbreken van bewoning. Het is wel aannemelijk dat het gebied in deze periode, door de relatief lage ligging, grotendeels bedekt is geweest met veen. Alleen de hogere zandkoppen zullen daarom beschikbaar zijn geweest voor bewoning.
Een aanwijzing voor de aanwezigheid van veen in het plangebied vormt ook de naam Vinkel. De naam is namelijk afgeleid van 'vinke' of 'fangja' dat slechte, lichte turf betekent. Vinckel werd voor het eerst genoemd in 1298-1299, toen Hertog Jan II van Brabant de gemeenterecht in het gebied uitgaf aan de inwoners van Geffen en Nuland (Geffens - en Nulands Vinkel) voor het winnen van brandstof (turf) en het weiden van vee. Het gebied was voor gemeenschappelijk gebruik.
De ontginning van de gronden begon in de 13e eeuw. Monniken van het Willemietenklooster, op Bazeldonk in de buurt van 's-Hertogenbosch, hadden in het gebied een 'kluis'. Vanuit deze kluis begon de ontginning. De namen Munnekens-Vinkel (Heesch-Vinkel), de Papendijk in Nuland en Geffen en de naam “Fraters Hoeve” getuigen van hun arbeidzame aanwezigheid in deze gebieden. Zij waren het ook die de Groote Wetering (Monniksgraeve) hadden gegraven, om de afwatering van de (achterliggende) gebieden te verbeteren. Toch bleef het gebied lang leeg en onbewerkt. Op zandgronden rondom Vinkel lagen ontginningslandgoederen (o.a. Engelensteden, Vinkeloord en Heesterveld), maar het overgrote deel van Vinkel bleef leeg.
Afbeelding 13: Vinkel in de 17e eeuw
Om de vruchtbaarheid van de dekzandgronden te verbeteren, ontstond vanaf de 15de eeuw het gebruik om de akkers te bemesten. Hiertoe werden zogenaamde potstallen aangelegd waarin de vrijgekomen mest werd vermengd met bosstrooisel, heideplaggen of grasplaggen. Zodra de potstal vol was, werd deze leeggeschept en werd het mengsel als mest op de akkers verspreid. Door het herhaaldelijk op deze manier bemesten werd niet alleen de vruchtbaarheid hoger, ook het maaiveld ging geleidelijk omhoog. In de loop van de tijd ontstond een dik plaggendek dat ook wel wordt aangeduid als esdek.
In de 19e eeuw werd de ontginning grootschaliger en nam het aantal inwoners in het gebied toe. Een groot gedeelte van deze katholieke bevolking kerkte in Nuland. De toenemende wateroverlast tussen Nuland en Vinkel belette de bevolking echter om ter kerke te gaan. Tijdens de watersnood in 1880, stond het gebied het Broek tussen Vinkel en Nuland voor een langere tijd onder water. Het bisdom 's-Hertogenbosch zag toen in, dat een eigen kerk in het gebied Vinkel voor de Christelijke ziel onontbeerlijk was.
Op 25 november 1884 gaf het bisdom de bewoners van het gebied toestemming om een parochie te stichten en een kerk te bouwen. Zij begonnen met de bouw van een schuurkerk op een centraal gelegen zandrug in het gebied. Daarop stond verspreid al wat bebouwing (vooral boerderijen). In dat zelfde jaar werd ten oosten van deze schuurkerk een molen opgericht.
Afbeelding 14
De definitieve kerk werd in 1889 voltooid. Door de bouw van de kerk en de korenmolen werd deze plek aantrekkelijker. Meer functies gingen zich hier vestigen, zoals detailhandel, ambachtelijke bedrijven en horeca. Vanaf die tijd begon op deze zandrug een kern te ontstaan. In 1920 had de kern een eigen school en in 1935 bouwde de Boerenbond (NCB) er een pakhuis.
Afbeelding 15: de kern Vinkel eind 19e eeuw
Tijdens de tweede wereldoorlog is veel van Vinkel verwoest. Veel karakteristieke bebouwing, zoals de neogotische kerk uit 1889, is daardoor voor Vinkel verloren gegaan. Vinkel is daarna weer opgebouwd en verder gegroeid. In 1964 is de molen verkocht en uit het straatbeeld verdwenen.
De verdikking van het lint vond pas voor het eerst plaats begin '70-er jaren van de 20ste. Dit gebeurde in de hoek van de Weerscheut en de Lindenlaan, tegenover de kerk. Als ontmoetingsplek werd toen het Pastoor Vogelsplein aangelegd. In de jaren '80 van de 20ste eeuw is ten zuidwesten van de kerk een nieuwe uitbreiding ontwikkeld. In 1982 werd ten noorden van de Brugstraat, naast het in 1974 nieuw gebouwde kleuterschool (Klavertje Vier), het gemeenschapshuis 't Zijl gebouwd.
Afbeelding 16: Verdeling van Vinkel voor 1993
Tot 1993 lag het grondgebied van Vinkel in vijf gemeenten: Nuland, Geffen, Heesch, Heeswijk-Dinther en Berlicum. De Kern Vinkel lag in drie afzonderlijke gemeenten. Aan deze situatie kwam een eind toen Geffen en Nuland samengingen in de gemeente Maasdonk. Het overgrote deel van het gebied Vinkel, (waaronder de kern) kwam toen in zijn geheel binnen Maasdonk te liggen.
Onder de gemeente Maasdonk hebben er twee uitbreidingen plaatsgevonden: Eind jaren '90 ontwikkelde de gemeente ten noorden van de Brugstraat “Vinkel-Noord”. In de periode 2005-2006 realiseerde de gemeente Maasdonk ten zuiden van de Brugstraat “Vinkel-Zuid”. De nieuwste uitbreiding, “de Vinkelse Slagen”, vindt nu plaats aan noordoostzijde van de kern.
In de afgelopen jaren vindt ook weer vernieuwing van de bebouwing langs het lint zelf plaats. Functies veranderen en panden worden opgeknapt of vervangen. In het open gebied ten zuiden van de kern aan de Groote Wetering is men bezig met het herbouwen van de molen 'De Zwaan', die in de jaren 60 is verdwenen.
In 2010 is voor de toenmalige gemeente Maasdonk een archeologische waarden en verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart vormde voor veel bestemmingsplannen de archeologische ondergrond. In 2015 zijn de gebiedsdelen Nuland en Vinkel bij de gemeente 's-Hertogenbosch gekomen. Om de archeologische ondergrond van Nuland en Vinkel beter op die van 's-Hertogenbosch te laten aansluiten, is in 2016 een nieuwe archeologische waarden en verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart vormt de basis voor het huidige bestemmingsplan Kom Vinkel.
De archeologische waarden en verwachtingenkaart omvat naast de reeds bekende archeologische vindplaatsen ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden, de zogenaamde verwachtingsgebieden. Deze verwachtingsgebieden worden opgesteld door gebruik te maken van informatie over de ondergrond en het landschap in combinatie met archeologische en historische informatie. Op deze manier kan een onderscheid worden gemaakt in gebieden met een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting. Gebieden waar geen archeologische resten meer verwacht worden omdat bijvoorbeeld de bodem reeds sterk verstoord is of omdat de archeologische resten zijn opgegraven, krijgen geen archeologische verwachting.
Hoewel getracht wordt de (begrenzingen van) archeologische verwachtingen zo nauwkeurig mogelijk te bepalen, blijft het een relatief grove kaart. De verwachtingsgebieden geven op hoofdlijnen aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, zal gericht archeologisch onderzoek moeten uitwijzen.
Voor het plangebied Kern Vinkel geldt dat de hoge dekzandruggen een hoge archeologische verwachting hebben. De lagere delen van het dekzandgebied, zoals de flanken van de dekzandruggen, hebben een middelhoge archeologische verwachting. De laagste delen van het dekzandlandschap, de dekzandvlaktes, hebben een lage archeologische verwachting.
Afbeelding 17: de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Kern Vinkel. Binnen de paarse lijn: historische kern van Vinkel. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. Zone waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
Op basis van historisch kaartmateriaal kan in het plangebied een historische kern worden onderscheiden. In deze zone worden sporen van bewoning verwacht die ouder zijn dan 1832. Op de kaart van 1832 zijn in het plangebied geïsoleerde huisplaatsen en erven te zien die langs de doorgaande wegen liggen. De kaart van 1832 is echter een momentopname. Hoe de bewoning er vóór 1832 heeft uitgezien is onbekend. Voor het bepalen van de historische kern is er van uitgegaan dat de zone direct langs de doorgaande wegen de meest kansrijke zone is voor het aantreffen van sporen van bewoning. Daarom is aan weerszijden van de doorgaande wegen een buffer aangegeven waarbinnen de verwachting op het aantreffen van historische bebouwing hoog is. De breedte van de buffer is bepaald door de diepte van de bewoonde percelen van 1832.
In het plangebied bevinden zich geen vastgestelde archeologische waarden. Het waardevolle archeologische terrein met sporen uit de Ijzertijd bevindt zich ten oosten van de Kern Vinkel.
Eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen uit de periode Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen bevinden zich in de top van het dekzand. Deze top ligt naar verwachting, afhankelijk van het dekzandreliëf en de dikte van een bouwvoor en plaggendek, tussen 0,3 en 1,0 m beneden het maaiveld. Sporen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd kunnen aan of direct onder het maaiveld voorkomen of op enige diepte in het plaggendek.
Voor het hele plangebied geldt dat door (oudtijdse) ontzandingen, de aanleg van kelders, regulier grondgebruik en grootschalige ruilverkavelingen sterke verstoringen van de ondergrond kunnen hebben plaatsgevonden. De verstoring van de bodem is lokaal en soms zelfs per perceel bepaald. Met name hogere dekzandkoppen zijn hierbij vaak sterk aangetast waardoor van archeologische vindplaatsen alleen nog dieper ingegraven grondsporen bewaard zijn gebleven. Op de flanken van de dekzandkoppen kunnen echter nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn. In gebieden die zijn afgedekt door een plaggendek kunnen vindplaatsen in de top van het dekzand verstoord zijn geraakt door de eerste aanleg van de akkers. De geleidelijke ophoging zal echter na verloop van tijd tevens als een beschermende buffer voor bodemingrepen zoals ploegen hebben gefungeerd zodat onder het plaggendek nog relatief intacte bewoningssporen zijn te verwachten.
De archeologische waarden en verwachtingenkaart vormt de basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Tot 1 januari 2015 was het archeologiebeleid van de toenmalige gemeente Maasdonk vastgelegd in het bestemmingsplan en een Archeologieverordening. Met het samenvoegen van de gebiedsdelen Nuland en Vinkel bij de gemeente 's-Hertogenbosch kwam de archeologieverordening te vervallen en werd het archeologiebeleid van 's-Hertogenbosch leidend. Dit archeologiebeleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
Archeologisch onderzoek is noodzakelijk wanneer de geplande ingrepen de vrijstellingsgrenzen uit het omgevingsplan overschrijden. Wettelijk geldt dat de kosten van het archeologisch onderzoek ten laste komen van de initiatiefnemer ('de verstoorder betaalt'). Als onderdeel van een omgevingsvergunning moet dan ook een waardestellend archeologisch onderzoek worden overlegd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan aan de vergunning bijvoorbeeld de voorwaarde tot het laten uitvoeren van een opgraving worden verbonden. Om te voorkomen dat men onnodig archeologisch onderzoek laat uitvoeren, is het raadzaam om tijdig contact op te nemen met de afdeling SO/Erfgoed van de gemeente 's-Hertogenbosch. Gezamenlijk kan worden bekeken wat de consequenties van het (voorlopige) bouwplan zijn voor de archeologie. Wellicht kan met aanpassing van het bouwplan archeologisch onderzoek worden voorkomen en kosten worden bespaard.
Voor het aanbrengen van heipalen is over het algemeen geen archeologisch onderzoek vereist. Een uitzondering geldt voor het beschermd archeologisch monument. Ook wanneer er sprake is van zeer veel heipalen kan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bij een hoge dichtheid aan heipalen wordt de ondergrond immers toch intensief verstoord. Vroegtijdig overleg met de Afdeling SO/Erfgoed kan duidelijkheid geven over de noodzaak van een archeologisch onderzoek.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Kern Vinkel is op basis van het bestaande archeologiebeleid van de gemeente een aantal archeologische dubbelbestemmingen opgenomen.
Afbeelding 18: De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied.
Tabel 1: Uitleg aanduidingen archeologische beleidskaart
Voor de zone binnen de historische kern (4E) wordt een archeologische onderzoeksplicht opgenomen voor alle ingrepen die groter zijn dan 50 m² en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld reiken. Dit geldt zowel voor bouwen als voor aanleggen.
Voor de zone met een hoge en middelhoge verwachting (5A) geldt een archeologische onderzoeksplicht bij ingrepen die groter zijn dan 100 m² en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld reiken. Dit geldt zowel voor bouwen als voor aanleggen.
In zijn algemeenheid geldt dat, indien tijdens werkzaamheden geïsoleerde, zogenaamde 'losse' archeologische vondsten worden gedaan, men wettelijk verplicht is dergelijke vondsten te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog wordt in dit geval op de hoogte gebracht.
Door de voormalige gemeente Maasdonk zijn de volgende panden binnen het plangebied aangewezen als gemeentelijk monument:
De voormalige gemeente Maasdonk had een lijst opgesteld met beeldbepalende panden die niet als (gemeentelijk) monument waren aangewezen, maar wel door hun beeldbepalende waarde onder het hoogste welstandsregime kwamen te vallen. Deze beeldbepalende panden worden niet enkel gevormd door solitair gelegen bebouwingselementen maar eveneens door clusters van bebouwingselementen die tezamen een beeldbepalend karakter hebben. Deze lijst was als bijlagen aan de welstandsnota toegevoegd. Op de aanpassingen of eventuele herinvulling van het perceel was het hoogste welstandsregime van toepassing.
Om ook de stedenbouwkundige karakteristieke aspecten te kunnen beschermen kregen deze panden in het bestemmingsplan Kernen Maasdonk de aanduiding "beeldbepalend bouwwerk". Deze bouwwerken mochten geheel of gedeeltelijk te worden vernieuwd en of veranderd als de stedenbouwkundige karakteristieke aspecten van het bouwwerk niet te zeer werd aangetast of terugkwam in de nieuwbouw.
Door de tijd heen zijn een aantal van deze beeldbepalende panden vernieuwd, waarbij de karakteristieke vorm en indeling zoveel mogelijk in de nieuwbouw werd terug gebracht. Bij de nieuwe inventarisatie vielen ook een aantal panden af omdat deze beschermingsmaatregel voor deze objecten niet meer noodzakelijk was.
De volgende panden binnen het plangebied zijn nu als karakteristiek aangewezen:
Monumenten kunnen met de monumentenverordening worden beschermd. Voor karakteristieke panden zijn beschermingsmaatregelen in het bestemmingsplan opgenomen. De waardevolle karakteristieke panden zijn met een aanduiding op de verbeelding, behorende bij het bestemmingsplan, aangegeven. Aan deze aanduiding zijn beschermende maatregelen voor de stedenbouwkundige kwaliteiten verbonden. De esthetisch architectonische kwaliteiten worden in de welstandsnota gewaarborgd.
Deze panden kunnen met een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd mits de karakteristieke stedenbouwkundige en esthetische kwaliteiten in de nieuwbouw worden teruggebracht.
Behalve de archeologische en bouwhistorische kenmerken van het plangebied moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten zoals historisch geografische elementen in het omgevingsplan worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren. In 2016 is deze inventarisatie uitgebreid met de gebiedsdelen Vinkel en Nuland. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor omgevingsplan Kern Vinkel bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn.
Afbeelding 19: De cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in rood de globale grens van het bestemmingsplangebied Kern Vinkel. De paarse punten geven de locatie van de gebouwde monumenten en beeldbepalende panden aan zoals die op de lijst van de voormalige gemeente Maasdonk stonden aangegeven: a. Bebouwing voor 1832, b. Bebouwing 1832-1945, c. Bebouwing na 1960, d. Percelering voor 1832, e. Geheel nieuwe rationele verkaveling, f. Weg, voor 1832, g. Kerkhof, h. Kerk.
De Kern Vinkel omvat de bestaande bebouwing en de bijbehorende infrastructuur. Op basis van historisch kaartmateriaal kan de bebouwing in vier fasen worden ingedeeld:
Hiermee is duidelijk de ontwikkeling en uitbreiding van de bebouwde kom door de tijd heen te volgen. Hoe de bebouwing er vóór 1832 heeft uitgezien is moeilijk te bepalen. Het is aannemelijk dat de bebouwing voornamelijk langs de doorgaande wegen heeft gelegen. Deze doorgaande wegen (Brugstraat, Lindenlaan, Vinkelsestraat. Koksteeg, Weerscheut en Van Rijckevorselweg) dateren al van vóór 1832. De locatie van de huisplaatsen op de kaart van 1832 is een momentopname en het is mogelijk dat men voor die tijd ook elders langs de weg heeft gewoond. De percelering in en rond de historische kern is grotendeels modern. Op een paar plaatsen is de percelering nog vergelijkbaar met die van 1832 (onder d. in afbeelding 19).
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het bestemmingsplan 'Kom Vinkel' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. De planopzet van dit bestemmingsplan is gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van de planopzet. Eén en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de verbeelding. Daarnaast biedt dit bestemmingsplan de mogelijkheid in te spelen op gewenste kleinschalige ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide onderdelen moeten altijd in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. De meeste van deze bestemmingen hebben ook een nadere aanduiding. De juridische betekenis van deze aanduidingen zijn in de regels van het bestemmingsplan terug te vinden. Ook bevat het bestemmingsplan dubbelbestemmingen. Dit betekent dat de gronden, naast de primaire bestemming nog een bestemming hebben die deze overlapt. Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008), zijn overgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Verordening ruimte van de provincie. In artikel 2 is vastgelegd hoe bij toepassing van de regels er wordt gemeten.
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels alsvolgt opgebouwd:
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
Bestemming Agrarisch met waarden
De bestemming Agrarisch met waarden is gegeven aan het (onbebouwde) agrarisch gebied. Doel is het behouden van het karakter van het aanwezige landschap en behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Binnen de bestemming moet een aanlegvergunning worden aangevraagd voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, geen gebouwen zijnde. Het betreft dan bijvoorbeeld het weghalen van bestaand houtgewas of het vergraven van de gronden. Voor het uitvoeren van normaal onderhoud/gebruik hoeft geen vergunning te worden aangevraagd.
In het plangebied is één agrarische bedrijf aanwezig (Brugstraat 36 te Vinkel). Dit bedrijf betreft een veehouderijbedrijf. Dit bedrijf is in deze bestemming positief bestemd. Bij het veehouderijbedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. De agrarische bedrijfswoning mag alleen worden bewoond door de eigena(a)r(en) van, of een huishouden waarvan (één van) de leden een arbeidsrelatie heeft / hebben met het agrarisch bedrijf.
De bebouwingscontouren zijn vastgelegd in een bouwvlak. De bebouwingscontouren zijn echter dusdanig vastgelegd dat daarmee voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld in de provinciale Verordening ruimte. De Verordening ruimte staat geen uitbreiding voor de veehouderijbedrijven in dit gebied toe vanwege het 'slot op de muur'.
Naast de agrarische hoofdactiviteit zijn via een afwijkingsbevoegdheid in de agrarische bedrijfswoning nevenactiviteiten toegestaan zoals logies aan huis in de vorm van bed and breakfast.
Voor het agrarisch bedrijf zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van woningbouw of agrarische verwante bedrijvigheid en niet-agrarische bedrijvigheid.
Bestemming Bedrijf
De binnen het plangebied voorkomende bedrijven die qua schaal en uitstraling niet met de woonfunctie verenigbaar zijn, zijn opgenomen in deze aparte bedrijfsbestemming. De bestaande bedrijfsbebouwing heeft de bestemming 'Bedrijf'. Verdere uitbreiding is nagenoeg onmogelijk. Dit heeft diverse oorzaken: de maat en schaal van de bebouwing heeft een limiet bereikt wat betreft milieucontouren of wat betreft het parkeren op eigen terrein. Gezorgd moet worden dat er geen sprake is van overlast voor de (woon)omgeving.
In de categorisering van de bedrijven wordt uitgegaan van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (Bijlage 1). Categorie A en B bedrijven uit deze Staat zijn toegestaan. Daar waar een bedrijf uit een hogere categorie (C) is gevestigd wordt deze toelaatbaar geacht.
Op veel bedrijfspercelen is een bedrijfswoning aanwezig. Deze bedrijfswoningen mogen alleen worden bewoond door een huishouden waarvan minstens één van leden een volwaardige baan heeft bij het bedrijf.
In de regeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten kan het bevoegd gezag de bedrijfsbestemming hiermee onder voorwaarden omzetten naar de bestemming 'Wonen', waarbij de bedrijfswoning een normale woning wordt.
Bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening
Binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn de nutsvoorzieningen ondergebracht. Er zijn binnen het plangebied twee nutsvoorzieningen aanwezig die een zeer beperkte omvang hebben.
Bestemming Centrum
Binnen het plangebied heeft de supermarkt en twee percelen binnen het op 11 juli 2017 aangwezen concentratiegebied, die voorheen een maatschappelijke bestemming hadden, de bestemming 'Centrum' gekregen. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies in de vorm van detailhandel, horeca, maatschappelijk en dienstverlening toegestaan. Een supermarkt is alleen toegestaan binnen de aanduiding 'supermarkt'. De bovenwoningen en het parkeren voor deze woningen staan los van de aanwezige voorzieningen.
Bestemming Detailhandel
De percelen die in het voorheen geldend bestemmingsplan de bestemming 'Detailhande (D)' hebben in beginsel ook in dit bestemmingsplan de bestemming 'Detailhandel' gekregen. Detailhandel buiten het concentratiegebied van Vinkel hebben geen uitbreidingsmogelijkheden meer. Dit om vestiging van detailhandel in het concentratiegebied te stimuleren en groeiende parkeerdruk in de omgeving te voorkomen.
De woning(en) op de percelen staat (staan) los van de detailhandelsbestemming. Dit betekent dat de woning(en) geen relatie hoeft (hoeven) te hebben met de winkel en dat deze ook zonder detailhandelsactiviteiten mogen worden bewoond.
Bestemming Gemengd
In het voormalige Boerenbondgebouw aan de Lindenlaan hebben zich verschillende functies gevestigd, zoals (lichte) bedrijfsactiviteiten, dienstverlening en detailhandel. Deze functiemenging is ruimtelijk aanvaardbaar gebleken. Om recht te doen aan deze functiemenging is aan dit gebied de bestemming 'Gemengd' toegekend. Naast detailhandel en horeca (categorie 2 van ) zijn ook bedrijven in de categorie A en B uit Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (Bijlage 1) en maatschappelijke instellingen direct toegestaan.
Via een afwijkingsbevoegdheid is uitbreiding of nieuwvestiging van bedrijven onder voorwaarden binnen deze bestemming mogelijk. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op voldoende parkeerplaatsen voor de nieuwe of uit te breiden functie en het behoud van een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen.
Bestemming Groen
De bestaande groenstructuur binnen het plangebied krijgt de bestemming 'Groen'. Het groen is vooral bestemd voor ontspanning en recreatieve doeleinden, als groene afronding van de kern richting het buiten gebied en waterberging.
Daar waar natuurwaarde of waardevolle houtopstanden binnen de groenstructuur aanwezig zijn, is ter bescherming de aanduiding 'natuur' opgenomen. Ter bescherming van de waterbergingsfunctie is op sommige locaties binnen de bestemming 'Groen' een functieaanduiding 'waterberging' opgenomen. Binnen deze aanduidingen worden ontwikkelingen die de natuurwaarde kunnen aantasten en het functioneren van deze waterberging kunnen belemmeren zonder omgevingsvergunning van het college niet toegestaan.
Aan de Populierenstraat is in de bestemming 'Groen' een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van één vrijstaande woning opgenomen. Het voorheen geldende bestemmingsplan "Vinkel Noord", bevatte al deze wijzigingsbevoegdheid. Omdat het betreffende perceel binnen de stankcirkel van het agrarisch bedrijf aan de Brugstraat 36 lag, kon de woning bij het vaststellen van het bestemmingsplan "Vinkel-Noord" niet direct worden bestemd. Ook bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Kernen Maasdonk" was de stankcirkel nog aanwezig. Om die reden is de wijzigingsbevoegdheid in "Kernen Maasdonk" meegegaan. De stankcirkel rondom het agrarisch bedrijf op het perceel Brugstraat 36 te Vinkel bestaat nog steeds. Als voorwaarde voor wijziging geldt dat een bestemming "wonen" ter plaatse niet mag worden belemmerd door onaanvaardbare milieuhinder van in de omgeving aanwezige bedrijven. In de praktijk betekent dat, dat de wijzigingsbevoegdheid pas kan worden toegepast, zodra de stankcirkel is verdwenen.
Bestemming Horeca
De bestaande horecabedrijven, buiten de bestemming gemengd, hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Horeca' gekregen. Voor zover ook woningen binnen de bestemming voorkomen, is dat met aanduiding een op de verbeelding aangegeven. Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt in vier Horeca-categorieën. Deze zijn opgenomen in artikel 1.48 onder 'Begrippen'. In het bestemmingsplan is per horecagelegenheid de categorie vastgelegd aan de hand van de situatie zoals deze is tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
Bestemming Maatschappelijk
Maatschappelijke instellingen zoals de kerk, de school, de gemeenschapshuizen, de fysio enz. die buiten de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' liggen, worden ondergebracht in de bestemming 'Maatschappelijk'. met uitzondering van de begraafplaats, zijn de aanduidingen per bestemmingsvlak, ten behoeve van de flexibititeit komen te vervallen. De kerk, de pastorie, de begraafplaats en het gemeenschapshuis De Den maken deel uit van een beschermd karakteristiek dorpsgezicht.
Bestemming Natuur
Waardevol groen en houtopstanden in de kern zijn in het bestemmingsplan ondergebracht in de bestemming 'Natuur' Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningenstelsel ex artikel 3.3 Wro opgenomen voor onder andere het vellen of rooien van bos en of houtopstanden, het verwijderen van natuur- en landschapselementen en het verzetten of vergraven van gronden.
Bestemming Sport
De bestaande sportvelden en -accommodaties vallen onder de bestemming 'Sport'. Rond de aanwezige gebouwen is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven. Middels de algemene afwijkingsbevoegdheid is een uitbreiding tot maximaal 10% mogelijk.
Bestemming Verkeer
Bestaande openbare wegen, woonerven, parkeerterreinen en het plein in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. Het bestemmingsplan laat weekmarkten en evenementen binnen deze bestemming toe.
Bestemming Water
Bestaande watergangen en waterpartijen/vijvers hebben de bestemming 'Water'. Deze bestemming laat alleen bouwwerken geen gebouwen toe die ten dienste staan van de bestemming.
Bestemming Wonen
Juridische toelichting met betrekking tot de in het bestemmingsplan opgenomen woningbouw typologieën
Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.
Om te voorkomen dat de woningdichtheid in de kern te groot wordt, maakt het bestemmingsplan onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen. Grondgebonden woningen zijn rechtstreeks toegankelijk op straatniveau en één van de bouwlagen sluit aan op het maaiveld. Deze zijn onderverdeeld in verschillende typen: vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld of aaneengebouwd.
Gestapelde woningen zijn geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning gelegen. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan, als dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Hiermee wordt voorkomen dat grondgebonden woningen kunnen worden verbouwd tot gestapelde woningen.
Juridische toelichting met betrekking tot erfbebouwingsregeling van de bestemming 'Wonen'
Voor het realiseren van erfbebouwing op voor- en zijerven van woningen is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is ondermeer gedaan omdat hoekpercelen met de daarop aanwezige hoofdbebouwing zeer (beeld)bepalend kunnen zijn voor de bebouwingskarakteristiek van de aanwezige stedenbouwkundige opzet. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de percelen overhoekst (van twee zijden) waarneembaar zijn en de bebouwing bijzonder van aard kan zijn. Verder geldt dat vanwege de verkeersveiligheid erfbebouwing op hoekpercelen soms niet wenselijk is.
Ook is een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).
Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn niet publieksaantrekkende aan huis gebonden beroepen en bedrijven die niet meldingsplichtig in het kader van het activiteitenbesluit Wet milieubeheer dan wel vergunningsplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) direct toegestaan. Voorop staat dat de woonfunctie de overheersende functie binnen de bestemming "wonen" dient te blijven.
Voor andere aan huis gebonden beroepen en bedrijven is voor de toelaatbaarheid een (milieuhygiënische) afweging noodzakelijk. Daarom is in het bestemmingsplan voor de vestiging van meldingsplichtige aan huis gebonden beroepen en bedrijven een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt is dat de activiteit het goede woon- en leefklimaat op aanliggende woonpercelen niet aantast.
Ook voor publieksaantrekkende aan huisgebonden beroepen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt bij het toelaten van dergelijke activititeiten is dat het de parkeer- en verkeerssituatie ter plaatse niet onevenredig aantast.
Dubbelbestemmingen - Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2
Het bestemmingsplan heeft een regeling ter bescherming van de te verwachten archeologische waarden in twee verschillende dubbelbestemmingen. De regeling is gedifferentieerd per archeologische verwachtingszone. Waar de verwachtingswaarde hoger is, worden strengere eisen gesteld aan het uitvoeren van werkzaamheden onder maaiveld. Er zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen waarbij een verschillende oppervlaktemaat en/of diepte geldt.
Dubbelbestemming | Minimale oppervlakte | Minimale diepte |
Waarde - Archeologie 1 | 50 m² | 0,5 meter |
Waarde - Archeologie 2 | 100 m² | 0,5 meter |
In het kader van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te worden aangetoond. In dit onderzoek zijn alle kosten en opbrengsten binnen de bestemmingsplangrens meegenomen.
Bestemmingsplan 'Kom Vinkel' is een conserverend plan. Dit betekent dat de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen, waarvan in dit geval ook sprake is, wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van een bepaalde standaard om voor vergelijkbare gebieden te komen tot een uniforme regeling en een zelfde rechtspositie voor belanghebbenden. Daarbij wordt rekening gehouden met de in de loop der tijd gewijzigde planologische inzichten en (woon)behoeften.
Concluderend kan worden gesteld dat de ruimtelijke planvorming zoals neergelegd in dit bestemmingsplan financieel economisch uitvoerbaar is.
In dit hoofdstuk zal de maatschappelijke haalbaarheid worden besproken. Deze is af te lezen uit het resultaat van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de inspraakprocedure en de wettelijke procedure tijdens ontwerpfase.
Het onderhavig bestemmingsplan heeft in de voorontwerpfase volgens gemeentelijke inspraakverordening vanaf 20 februari 2017 zes weken ter inzage gelegen. Het voorontwerp bestemmingsplan is tegelijkertijd in het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas. Onder deze paragraaf is het eindverslag Vooroverleg en Inspraak gevoegd.
Het voorontwerp bestemmingsplan is op 17 februari 2017 in het kader van het wettelijk vooroverleg artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de provincie Noord Brabant en waterschap Aa en Maas. De provincie gaf aan, op grond van wat is ingediend, geen opmerkingen te hebben over de in het voorontwerp bestemmingsplan betrokken ruimtelijke aspecten. Daarmee is het vooroverleg met de provincie afgerond.
Het Waterschap heeft op 2 maart 2017 op het voorontwerp bestemmingsplan gereageerd. Zij gaf daarin de onderstaande twee opmerkingen. Per opmerkingen staat na "Overwegingen:" het antwoord van de gemeente hierop.
Opmerking 1: De watergangen zijn verbeeld op een kaartje in de toelichting. Tegen het zuiden van het plangebied is een A-watergang gelegen. A-watergangen zijn de belangrijkste wateren van de regio, zoals grotere sloten, beken en waterplassen, die belangrijk zijn voor een goede waterhuishouding. Deze wateren worden door of namens het waterschap onderhouden. Naast A-watergangen zijn aan beide zijden een onderhoudsstrook van 5 meter aanwezig. Deze strook is in het plangebied gelegen. Bij voorkeur deze strook op de verbeelding weer te geven met de aanduiding 'vrijwaringszone-watergang' met de opmerking dat de gronden ter plaatse mede bestemd zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop. Deze strook moet vrij zijn van obstakels zijn voor het beheer van de watergang, in de Keur zijn hier regels over opgenomen.
Kaart A watergang Groote Wetering en kaart van grens plangebied langs de Groote Wetering
Overwegingen: De grens van het bestemmingsplan ligt ter hoogte van de Groote Wetering aan Brugstraat op circa 5,30 meter van de A - watergang. De vrijwaringszone-watergang van 5 meter naast het A - watergang ligt dan ook in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 Maasdonk. De vrijwaringszone-watergang heeft in dit plan de bestemming 'Water'. Aan deze bestemming zijn in artikel 18 de volgende bouwregels verbonden:
"Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m."
Met deze regels is de vrijwaring van de onderhoudstrook aan beide zijden van de A-watergang adequaat geregeld. Daarmee is het niet nodig de plangrens hier te verleggen om de vrijwaringszone-watergang in het bestemmingsplan op te nemen.
Opmerking 2: In de toelichting is aangegeven dat binnen het plangebied de ecologische verbindingszone (EVZ) is ingericht. Na inrichting van een EVZ gaat onze voorkeur uit naar de bestemming natuur. Graag aangeven hoe de EVZ ruimtelijk wordt beschermd.
Ligging Ecologische Verbindinszone (roze) langs de Groote Wetering
Overwegingen: In de toelichting wordt in het kort de omgeving geschetst waar de Kom Vinkel in is gelegen en welke ontwikkelingen zich hierin afspelen. Zo wordt ook de (aanleg van de) ecologische verbindszone (EVZ) langs de Grote Wetering genoemd. Deze EVZ ligt echter buiten het plangebied van Kom Vinkel. De EVZ heeft in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 Maasdonk de gebiedsaanduiding 'ehs-ecologische verbindingszone'. Met de regels verbonden aan deze aanduiding wordt de EVZ al adequaat beschermd.
Wel ligt er natuur in het plangebied dat in contact staat met de EVZ. Dit gedeelte vormt geen onderdeel van de EVZ maar heeft in het bestemmingsplan binnen de bestemming 'Groen 'een 'functieaanduiding natuur' gekregen. Aan deze functieaanduiding is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen waarmee de natuurwaarden in dit gebied ook adequaat wordt beschermd.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft volgens de inspraakverordening vanaf 20 februari 2017 tot 3 april 2017 zes weken ter visie gelegen. Op 9 maart 2017 heeft er in het gemeenschapshuis van Vinkel een inloopavond plaatsgevonden. Tijdens deze avond kon iedereen kennis nemen van de inhoud van het voorontwerp bestemmingsplan.
Binnen de inspraakperiode is een formele inspraakreactie (inspraakreactie 1) en een pro-forma inspraakreactie (inspraakreactie 2) ingediend. De laatste inspraakreactie is binnen de gestelde termijn met inhoudelijke gronden aangevuld.
De ingekomen inspraakreactie wordt samengevat weergegeven. Dit betekent niet dat die onderdelen van de reactie die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken: de inspraakreactie is in zijn geheel beoordeeld. Achter “ Overwegingen: ” wordt per onderdeel een antwoord gegeven op de inspraakreactie.
Deze inspraakreactie is op 2 maart 2017 per email ingediend.
Te beperkte bouwmogelijkheden op woonperceel
Inspraakreactie: inspreker wil graag op zijn woonperceel een bijgebouw van 110 m² met een nokhoogte van 5,5 m hoog plaatsen. De regels in voorontwerp bestemmingsplan laten dit bijgebouw op zijn woonperceel niet toe. Het verzoek is het bouwplan in het kader van dienstbare overheid in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk te maken.
Overwegingen: Het in procedure gebrachte bestemmingsplan Kom Vinkel betreft in beginsel een conserverend plan. Dit betekent dat het nieuwe bestemmingsplan slechts die situatie vastlegt die feitelijk of juridisch-planologisch al bestaat. Het plan maakt in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen dienen eerst op alle ruimtelijke aspecten te worden beoordeeld.
Het perceel ligt op een hoek. Volgens het nu geldend bestemmingsplan Kernen Maasdonk heeft het perceel een achtererf van ongeveer 300 m². Volgens de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften mag op dit achtererf 60+(300-200)*10% = 70 m² aan bijgebouwen met een maximale goot- en nokhoogte van op een volgend 3 en 5 meter worden opgericht. Op dit moment staat op het achtererf al (45+25=) 70 m² aan bijgebouwen. Volgens de inspraakreactie wordt daarvan in de nieuwe situatie 25 m² gesloopt. In totaal leidt het voornemen tot 155 m² aan bijgebouwen. Dit is inclusief de bijgebouwen die op het achterperceel blijven staan. De nokhoogte van het nieuwe bijgebouw ligt op 5,5 meter.
Het voornemen overschrijdt het maximale oppervlak aan bijgebouwen dat op het achtererf is toegestaan. Verder overschrijdt het bijgebouw de voorgevelrooilijn van de woning om de hoek. Daarmee zou het bijgebouw gedeeltelijk buiten het achtererf worden gebouwd. Het voorgenomen bijgebouw is dan ook in strijd met het bestemmingsplan Kernen Maasdonk. Het in de inspraak aangedragen voornemen moet dan ook als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling worden beschouwd. Daarom moet het initiatief op alle ruimtelijke aspecten worden beoordeeld.
Volgens het nu in procedure gebrachte bestemmingsplan 'Kom Vinkel' mag op het achtererf maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden gebouwd met een maximale goot- en nokhoogte van achtereenvolgens 3 en 5 meter. Bovendien mogen de voorgevelrooilijnen niet worden overschreden. Deze maten komen uit de standaard gemeentelijke erfbebouwingsregeling voor de bestemming 'Wonen'. Verruiming van deze standaard maten is, gelet op de dreigende verstening van de achtererven, niet gewenst. Te meer omdat op de achtererven ook vergunningsvrij veel is toegestaan. Ook is het niet gewenst dat bijgebouwen voor de voorgevels van aanliggende woningen worden gebouwd. Zeker omdat deze hoek voor de omgeving beeldbepalend is en ook het beeld richting de insteekweg bepaalt. De ingediende inspraakreactie geeft dan ook geen aanleiding om het bestemmingsplan in de ontwerpfase aan te passen.
Deze inspraakreactie is op 3 april 2017 pro-forma ingediend. De inspraakreactie is op 6 april 2017 met inhoudelijke gronden aangevuld.
Inhoud toelichting
Inspraakreactie: In de toelichting wordt geen specifieke aandacht meer aan Vinkel Zuid besteed. Hiermee gaan de specifieke kenmerken van het gebied, en dan voornamelijk het groen, zonder nadere vermelding op in het groter geheel van Kom Vinkel.
Overwegingen: Het nu voorliggend bestemmingsplan is bedoeld voor de gehele kern Vinkel. In paragraaf 2.1.3 van de toelichting wordt de bestaande groenstructuur van kern beschreven. Paragraaf 7.3 beschrijft onder het kopje 'bestemming Groen' welke maatregelen er in de regels zijn opgenomen om de aanwezige natuurwaarde binnen deze bestemming te beschermen. Het voert te ver om in de toelichting specifieke (groene) kenmerken van de wijken afzonderlijk te beschrijven. Bovendien heeft de toelichting geen juridische status.
Bescherming aanwezige bomen.
Inspraakreactie: Het bomenbeleidsplan van de voormalige gemeente Maasdonk vermeldt dat ter bescherming waardevolle bomen deze in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. In de inspraakreactie wordt voorgesteld de waardevolle bomen in het groen langs Vinkel Zuid op de verbeelding aan te duiden zodat deze kunnen worden beschermd.
Overwegingen: De natuurwaarden en daarmee de houtopstanden binnen de bestemming 'Groen, functieaanduiding natuur' worden in het bestemmingsplan al met een omgevingsvergunningenstelsel adequaat beschermd. Het alleen beschermen van de aanwezige bomen in het gebied doet geen recht aan de overige te beschermen natuurwaarde in het gebied.
Pad in het groen langs Vinkel Zuid
Inspraakreactie: In de inspraakreactie wordt voorgesteld de omschrijving van het pad zoals opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan Vinkel Zuid integraal op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan Kom Vinkel.
Overwegingen: Verwezen wordt naar de overwegingen onder inspraakreactie over 'inhoud toelichting'
Inspraakreactie: Ter bescherming van het zandpad moet het gemotoriseerd verkeer ter plaatse worden geweerd. Artikel 10.1 lid f moet volgens inspreekster gewijzigd worden in “onverhard fiets- en voetpad”. Verder moet artikel 10 worden aangevuld met specifieke gebruiksregels, waarin wordt bepaald wat valt onder strijdig gebruik. Volgens de inspraakreactie zou het gebruik voor gemotoriseerd verkeer en het oprichten van bebouwing daarin moeten worden opgenomen.
Overwegingen: In het bestemmingsplan Vinkel Zuid is hierover het volgende overwogen:
“Het huidige bestemmingsplan” (Vinkel Zuid 2006) “laat al 'langzaamverkeersverbindingen' zoals wandel- en fietspaden toe. Ter ontsluiting van de aanliggende percelen vanaf de Brugstraat dient het pad ook voor enig ander verkeer geschikt te blijven. Het alleen toestaan van wandelpaden in het gebied is een beperking ten op zichten van de mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan” (Vinkel Zuid 2006) “biedt. Bovendien zou het de bereikbaarheid van de aanliggende percelen kunnen schaden.”
Wat toen is overwogen is nog steeds actueel. Bovendien worden in een bestemmingsplan geen verkeersmaatregelen opgenomen.
Inspraakreactie: Het zandpad is volgens de inspraakreactie uniek voor Vinkel. Op de verbeelding moet dan ook een aanduiding worden opgenomen om het zandpad te beschermen.
Overwegingen: In artikel 10 'Groen' in 10.4 'Functieaanduiding natuur' onder lid 10.4.1 'Werken en werkzaamheden' sub g en h wordt expliciet ingegaan dat het zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag verboden is paden en onverharde wegen te verwijderen en te verharden. Daarmee is het bestaande zandpad adequaat beschermd. Meer beschermende maatregelen ter behoud van het zandpad is dan ook niet nodig.
Verbod op verlichting binnen de 'functieaanduiding natuur'
Inspraakreactie: Om verstoring van flora en fauna te voorkomen moet er een verbodsbepaling worden opgenomen voor verlichting binnen de functieaanduiding natuur. In het bestemmingsplan Vinkel-Zuid was het gebruik van verlichting in de bestemming 'Groen' niet toegestaan.
Overwegingen: In tegenstelling van wat in de inspraakreactie wordt gesuggereerd laat het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel Zuid verlichting in de bestemming 'Groen' toe. In het geldende bestemmingsplan Kernen Maasdonk wordt binnen de bestemming 'Groen' ook verlichting toegestaan. Er worden in de inspraakreactie geen overtuigende argumenten aangedragen waarom dit ruimtelijk onaanvaardbaar zou zijn. Zo binnen de functieaanduiding natuur verlichting noodzakelijk is, kan deze zo worden aangebracht dat dit geen afbreuk doet aan de natuurwaarden.
Werken en werkzaamheden binnen de 'functieaanduiding natuur'
Inspraakreactie: Artikel 10.4 biedt de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren die de aanwezige natuurwaarden aantasten. De opgenomen werken en werkzaamheden zijn dan ook in strijd met het bestemmingsplan. Volgens de inspraakreactie moeten deze mogelijkheid uit de regels worden geschrapt.
Overwegingen: Al in het nu geldende bestemmingsplan Vinkel Zuid is de mogelijkheid opgenomen om via een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden in de functie aanduiding natuur toe te laten, mits vaststaat dat deze geen onevenredig afbreuk doen aan de aanwezige natuurwaarden. In de inspraakreactie worden geen overtuigende argumenten aangedragen, waarom het wenselijk is dergelijke activiteiten in het bestemmingsplan zonder meer uit te sluiten.
Inspraakreactie: Zo er niet wordt gekozen voor het schrappen van deze mogelijkheid wordt in de inspraakreactie voorgesteld om voor dat aan de verlening van een omgevingsvergunning er een onafhankelijke toetsing plaats te laten vinden. Het bevoegd gezag dient vooraf een ecologisch onderzoek te laten opstellen en advies aan te vragen bij de beheerder van het gebied, Stichting Landschapsbelang Maasdonk.
Overwegingen: De gemeente kent de natuurwaarden in het gebied. Daar kan zij de aanvragen goed en onafhankelijk op toetsen. Zo het nodig zou zijn, kan de gemeente bij grote ingrepen advies bij andere instanties aanvragen. Overigens is de gemeente eigenaar en daarmee ook beheerder van het gebied.
Inspraakreactie: Door een andere formulering onder artikel 10.4.3 is de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden in het gebied minder streng geworden dan in Vinkel Zuid. Daardoor kan er eerder een omgevingsvergunning worden afgegeven.
Overwegingen: In het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Vinkel Zuid staat in artikel 3 'Groen' onder lid 3.4.3 'Toelaatbaarheid' het volgende opgenomen:
“De in lid 3.4.1 bedoelde vergunning mag slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in het gebied aanwezige natuurwaarden.”
In Kom Vinkel is in artikel 10 'Groen' onder lid 10.4.3 'Toelaatbaarheid' het volgende opgenomen:
“Het bevoegd gezag verleent de in lid 10.4.1 bedoelde vergunning als vaststaat dat de werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in het gebied aanwezige natuurwaarden.”
De tekst is ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel-Zuid om juridische redenen aangepast. Volgens de nieuwe formulering moet bij de verlening van de omgevingsvergunning al vaststaan dat de voorgenomen werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in het gebied aanwezige natuurwaarden. In het vastgesteld bestemmingsplan Vinkel Zuid was dit niet zo hard geformuleerd. Met deze wijziging is de toelaatbaarheid juist iets strenger geworden.
Inspraakreactie: De bestemmingsomschrijving van 'Groen' onder 10.1.h is ongewenst en dient daarom te worden geschrapt.
Overwegingen: In het vastgesteld bestemmingsplan Vinkel Zuid is onder artikel 3 “Groen” onder 3.1 “bestemmingsomschrijving” het volgende opgenomen:
“De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel is onder artikel 10 'Groen' onder 10.1 'bestemmingsplanomschrijving' het volgende opgenomen:
“De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Lid 10.1 sub h is identiek aan lid 3.1 sub g van het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel-Zuid.
Bij de vaststelling van Vinkel-Zuid is naar aanleiding van een ingekomen zienswijze over de inhoud van lid 10.1 sub g overwogen:
“De regels van het nu geldende plan” (Vinkel-Zuid uit 2006) “laten gebouwen en bouwwerken toe welke ten dienste staan van de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Voorbeelden worden genoemd als banken en speeltoestellen maar ook andere gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming zijn denkbaar. De gronden met de bestemming 'groenvoorzieningen' worden nu ook voor meerdere doeleinden zoals recreatie, sport, ontspanning gebruikt. Het is openbaar gebied dat voor meerdere verblijfsfuncties kan worden gebruikt. Het huidige bestemmingsplan” (Vinkel Zuid uit 2006) “staat ook voorzieningen ten dienste van deze gebruiken toe. De zienswijze is ongegrond.”
Dit antwoord is ook van toepassing op de nu aangedragen inspraakreactie. In de inspraakreactie worden geen nieuwe argumenten aangedragen, waarom het bovengenoemd antwoord op de zienswijzen bij de vaststelling van het bestemmingsplan Vinkel Zuid onjuist zou zijn.
Inspraakreactie: Het bouwen in het groen is ongewenst. In de inspraakreactie wordt voorgesteld geen bebouwing in het groen toe te laten. Bovendien laat het bestemmingsplan Kom Vinkel bebouwing met een maximale hoogte van 5 meter toe terwijl de maximale hoogte 3 meter was.
Overwegingen: Zowel het bestemmingsplan Kernen Maasdonk als het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel Zuid laten al beperkte bebouwing in het groen ten dienste van de (openbare) bestemming toe. De inspraakreactie geeft geen overtuigende argumenten waaruit zou blijken dat dit ruimtelijk onaanvaardbaar zou zijn.
In het vastgesteld bestemmingsplan Vinkel-Zuid staat in artikel 3 'Groen' onder 3.2 'Bouwregels':
'3.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen
In het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel staat in artikel 10 'Groen' onder 10.2 'Bouwregels':
'10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
De hoogtematen zijn in beide regels identiek. De stelling dat in het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel de hoogtematen binnen de bestemming 'Groen' zijn gewijzigd ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel-Zuid is dus onjuist.
Bedrijfsmatige activiteiten binnen de bestemming 'Wonen'
Inspraakreactie: Volgens de inspraakreactie is detailhandel een centrumfunctie en hoort deze functie, ook als die kleinschalig is, niet thuis in woonwijken. Artikel 17.4.3 lid e moet dan ook volgens de inspraakreactie worden gewijzigd waardoor detailhandel en horeca worden uitgesloten.
Overwegingen: Door de in het bestemmingsplan gestelde algemene voorwaarden, is de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, en daarbij ook de eventueel daaraan verbonden ondergeschikte detailhandel en horeca, bij voorbaat kleinschalig. De ruimtelijke uitstraling van deze is dan ook minimaal en passend binnen een woonomgeving.
Artikel 5 van het vastgestelde bestemmingsplan Vinkel Zuid laat ook al beperkte detailhandel en horeca verbonden aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toe.
Inspraakreactie: Publiekaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten passen niet in rustige woonwijken. Daarom moet de mogelijkheid om deze alsnog in een woonwijk toe te staan uit het bestemmingsplan worden geschrapt.
Overwegingen: Publiekaantrekkende aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen eventueel overlast geven vanwege een mogelijke toename van verkeersbewegingen van en naar de betreffende woning. Om die reden is dit volgens het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel alleen mogelijk met een omgevingsvergunning en dus na een nader, extra overwegingsmoment. Daarin wordt onder meer in een specifiek geval de te verwachten verkeer- en parkeerbelasting afgewogen. Zoals ook in het antwoord op zienswijze van het bestemmingsplan Vinkel-Zuid is overwogen is het wel voorstelbaar om binnen een woonbuurt medewerking aan de vestiging van een aan huis verbonden publiek aantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten te verlenen. Het betreffen activiteiten die een min of meer publieksgericht zijn maar waarvan de omvang en uitstraling zodanig is dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving. Als vooraf vaststaat dat deze voorgenomen activiteiten niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie in de omgeving kan medewerking aan de vestiging van publiek aantrekkende aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit worden verleend. De aan de omgevingsvergunning gestelde voorwaarden voorzien daar adequaat in.
Bestemming Verkeer
Inspraakreactie: Volgens het voorontwerp bestemmingsplan mogen binnen de bestemming verkeer ook evenementen en weekmarkten worden gehouden. Dit is een ongewenste uitbreiding van de mogelijkheden in woonbuurten. Deze mogelijkheden mogen alleen plaatsvinden op speciale plaatsen en niet in rustige woonwijken.
Overwegingen: Het bestemmingsplan Kom Vinkel houdt niet alleen een nieuw planregime in voor Vinkel Zuid, maar voor geheel de kern Vinkel. Voor het houden van weekmarkten is een marktverordening vastgesteld. Daarin staat dat alleen weekmarkten mogen worden gehouden op locaties die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen. Voor de Kern Vinkel betreft dit alleen het Pastoor Vogelsplein. Weekmarkten binnen de woonbuurten in Vinkel zijn volgens de marktverordening niet toegestaan. Nu de locaties voor het houden van weekmarkten al via de marktverordening zijn gereguleerd, faciliteert het bestemmingsplan dat deze op de aangewezen locaties ook op ruimtelijke gronden kunnen plaatsvinden.
Via de vastgestelde marktverordening is het college bevoegd de locaties aan te wijzen. Door deze locaties in het bestemmingsplan vast te leggen wordt de bevoegdheid bij de gemeenteraad neergelegd. Dit is in strijd met het eerdere besluit van de gemeenteraad om via de marktverordening deze bevoegdheid juist bij het college neer te leggen.
Het houden van evenementen wordt geregeld in de Algemene plaatselijke verordening (Apv) van de gemeente 's-Hertogenbosch. Daarin is de burgemeester bevoegd om aan het houden van een evenement een vergunning te verlenen. In de overwegingen over een aanvraag van een vergunning voor een evenement zal ook de geschiktheid van de locatie in ogenschouw worden genomen. Nu het houden van evenementen al gereguleerd is in de Apv is het niet wenselijk om ook regels hierover op te nemen in het bestemmingsplan. Evenementen in woonwijken binnen de bestemming 'Verkeer' uitsluiten betekent dat er dan volgens het bestemmingsplan ook geen wijkfeesten op straat meer zijn toegestaan. Gelet op de sociale functie van dit soort evenementen voor de buurt is het niet wenselijk deze bij voorbaat in de woonwijken via het bestemmingsplan uit te sluiten.
Inspraakreactie: Verder is de toegestane maximale hoogte van gebouwen en bouwwerken in de bestemming verkeer ten aanzien van het bestemmingsplan Vinkel Zuid verhoogd van 3 meter naar 5 meter. Dit is volgens de inspraakreactie onwenselijk.
Overwegingen: In Vinkel-Zuid Artikel 4 'Verkeer' lid 4.2 'Bouwregels' staat aangegeven:
'4.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
In het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel staat onder artikel 15 'Verkeer' lid 15.2 'Bouwregels' aangegeven:
'15.2.2 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het verschil tussen beide artikelen is dat in het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel onder 15.2.2 een lid c toegevoegd. Hierin staat dat slechts binnen een bouwvlak gebouwen met een de goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van maximaal 5 meter mogen worden opgericht. In de inspraakreactie worden geen overtuigende argumenten aangedragen waardoor dit ruimtelijk gezien onaanvaardbaar is.
In het woongebied Vinkel Zuid is volgens het bestemmingsplan Kom Vinkel geen bouwvlak binnen de bestemming 'Verkeer' opgenomen. De bouwhoogte van bouwwerken buiten bouwvlakken bedraagt volgens lid 15.2.2 sub e maximaal 3 meter. Het bestemmingsplan Vinkel Zuid liet binnen de bestemming 'Verkeer' al bouwwerken met een maximale oppervlakte van 30 m² en maximale hoogte van 3 meter toe. Voor het woongebied Vinkel Zuid heeft deze aanvulling dus geen gevolgen.
Onder lid 15.2.3 van het voorontwerp bestemmingsplan Kom Vinkel is sub b toegevoegd voor het plaatsen van vlaggenmasten tot 6 meter. In sub c wordt in het voorontwerp bestemmingsplan de maximale hoogte van een bouwwerk geen gebouw zijn 5 meter. Deze aanvulling en wijziging is ingevoegd om aansluiting te vinden bij de algemene regels voor de bestemming 'Verkeer'. Ruimtelijk gezien is er geen reden om hier een andere regeling van toepassing te verklaren. In de inspraakreactie worden geen overtuigende argumenten aangedragen waarom dat deze aanvulling binnen de bestemming 'Verkeer' onaanvaardbaar zou zijn.
Inhoud raadsinformatiebrief
Inspraakreactie: In de Raadsinformatiebrief is volgens de inspraakreactie in paragraaf 6 opgenomen dat er een anterieure overeenkomst is gesloten. In de toelichting en in het bestemmingsplan zelf is niet na te gaan voor welke initiatief deze anterieure overeenkomst is afgesloten.
Overwegingen: Paragraaf 6 van de raadsinformatiebrief betreft de burgerparagraaf / procedure. Daarin is beschreven hoe de inwoners worden betrokken in de voorprocedure van het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt niet gesproken over een anterieure overeenkomst.
Op 25 april 2017 is nog een inspraakreactie ontvangen op het voorontwerp bestemmingsplan. Ofschoon ver na het verstrijken van de inspraaktermijn ingediend, wordt in dit verslag toch hierop ingegaan.
Inspraakreactie: In het verleden is toegezegd dat de achterpercelen die nu nog in het buitengebied liggen op termijn voor de bestemming 'Wonen' bebouwd zouden mogen worden. Hiervoor is zelfs alvast een inrit aangelegd.
Overwegingen: De betreffende percelen liggen in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de voormalige gemeente Maasdonk. Ze hebben daarin de bestemming 'Agrarisch met waarde'. Binnen deze bestemming is bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Wonen' niet toegestaan. Er zijn geen stukken bekend waarin is toegezegd dat op termijn bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Wonen' op dit gedeelte van de achterpercelen zal worden toegestaan. Het toestaan van een inrit kan niet worden aangemerkt als een recht deze percelen ook te bebouwen. Nu bebouwen van deze percelen niet is toegestaan wordt dit beschouwd als een nieuwe ruimtelijk ontwikkeling.
Het voorliggend bestemmingsplan legt slechts de bestaande juridisch planologische situatie vast. Daarom worden in het plan in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. Deze moeten eerst integraal ruimtelijk worden beoordeeld.
De percelen liggen in het bestemmingsplan Buitengebied. Ze liggen in het gebied dat wordt omsloten door de achterpercelen aan de Brugstraat, de groenstrook langs de achterpercelen aan de Rijshoeve richting de Groote Wetering. Dit gebied is een kenmerkend open terrein. Deze openheid staat door de omliggende bebouwing op achterpercelen steeds verder onder druk. Bebouwing van agrarische gronden voor woondoeleinden beperkt de openheid van het gebied. Mede gelet ook op de precedentwerking is dit daarom niet zonder meer gewenst.
De ingekomen inspraakreacties gaven geen aanleiding om het plan in de ontwerpfase aan te passen dan wel deze niet verder in procedure te brengen.
Het vooroverleg en de inspraakprocedure geven geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan in deze fase. Het bestemmingsplan kan daarmee in de ontwerpfase worden gebracht.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 6 juni 2017 volgens artikel 3.8 lid 1 Wro, in samenhang met Afdeling 3.4 Awb, zes weken ter visie gelegen. Iedereen is tijdens deze termijn in de gelegenheid gesteld mondeling of schriftelijk zienswijzen aan de gemeenteraad kenbaar maken.
Op het ontwerp bestemmingsplan zijn 5 schriftelijke zienswijzen ingekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in het bij dit bestemmingsplan behorende "Nota van zienswijze bestemmingsplan Kom Vinkel". Twee zienswijzen waren gedeeltelijk gegrond en gaven aanleiding tot het op onderdelen gewijzigd vast stellen van het bestemmingsplan.