direct naar inhoud van 9.2 Inspraak
Plan: Coudewater
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002161-1501

9.2 Inspraak

Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 19 december 2011 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode (tot en met 30 januari 2012) op het plan te reageren. Daarnaast is op woensdag 18 januari een inspraakavond georganiseerd. Het verslag van deze avond is als bijlage in paragraaf 9.4 opgenomen.

Hieronder worden de ingekomen inspraakreacties samengevat weergegeven en worden deze voorzien van gemeentelijk commentaar.

Tijdens de inspraakavond is één schriftelijke reactie ingebracht door:

  • 1. De heer J.T.A.M. van Schaijk, Peelhoeven 6 te Rosmalen

Daarnaast zijn tijdens de termijn van de terinzagelegging de volgende inspraakreactie ontvangen:

  • 2. Bewoners Wambergstraat
    • a. De heren R.J.M. Bauer en N.A. Kroon, Wambergstraat 2 te Rosmalen
    • b. De heer A.R.E. Verhoeven en mevrouw S. Hofman, Wambergstraat 4 te Rosmalen
    • c. De heer T.A. Verhagen en mevrouw S. Schuurmans, Wambergstraat 6 te Rosmalen
    • d. De heer R.M.P.G. Danklof en mevrouw J.S. Soullie, Wambergstraat 8 te Rosmalen
  • 3. Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Oost Brabant, Berlicumseweg 8 te Rosmalen
  • 4. De heer A.J.J. Seetsen, Peter de Gorterstraat 4 te Rosmalen

Reactie a, b, c ingekomen inspraakreacties

Commentaar gemeentelijk commentaar

9.2.1 de heer J.T.A.M van Schaijk, Peelhoeven 6 te Rosmalen

Reactie a

Inspreker geeft aan dat de groenzone ten noorden van de Peter de Gorterstraat behouden moet blijven en dat hier geen bebouwing mogelijk gemaakt moet worden.

Commentaar

Inspreker doelt op de Nota van uitgangspunten Landgoed Coudewater. In deze Nota van Uitgangspunten zijn zoeklocaties benoemd ten noorden van de Peter de Gorterstraat, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande boszone behouden moet blijven en bebouwing moet worden ingepast in de bestaande open boskamers.

In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is echter alleen de nota van uitgangspunten opgenomen om inspreker, omwonenden en andere belanghebbenden en belangstellenden erop te wijzen dat er in de nabije toekomst ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Hiervoor moeten dan uiteraard één of meerdere aparte ruimtelijke ordeningsprocedures worden gevoerd om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de groenzone ten noorden van de Peter de Gorterstraat. Slechts bouwmogelijkheden die al in het nu geldende plan zijn opgenomen, zijn overgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan.

9.2.2 Bewoners Wambergstraat

Reactie a

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn diverse functies mogelijk, waaronder 'sport'. Ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan uit 1971 is deze bestemming toegevoegd. In het bestemmingsplan is aangegeven dat de toevoeging van 'sport' noodzakelijk is voor de huidige golfbaan. Insprekers vinden het begrijpelijk dat zij bij de aanleg van de huidige golfbaan niet betrokken zijn, omdat dit op redelijke afstand van hun woningen heeft plaatsgevonden. Toch willen zij te kennen geven dat de landschappelijke inpassing volgens hen beter had gekund en willen zij graag betrokken worden in het vervolgtraject voor de golfbaan.

Bij de aanleg van de huidige golfbaan is onvoldoende rekening gehouden met toepasselijke erfafscheidingen. Een hekwerk als afzetting is landschappelijk, ecologisch esthetisch gezien onvoldoende afgewogen en toegepast.

De gemeentelijke doelstellingen om de golfbaan in een landschappelijk raamwerk te plaatsen in het kampenlandschap is ten aanzien van de erfafscheidingen onvoldoende uitgewerkt en vastgelegd.

Weliswaar is er een minder opvallend hekwerk geplaatst met daarvoor groen/struweel dat het hekwerk enigszins camoufleert, maar geheel natuurlijke erfafscheidingen van landschappelijke inpassingselementen zouden beter zijn. Bij deze elementen kan gedacht worden aan houtwallen, laag struweel, lage natuurlijke hekwerken en eventueel het graven van sloten.

Insprekers willen benadrukken dat zij op dit punt géén formele zienswijze hebben, maar willen benadrukken dat de huidige invulling een gemiste kans is om het landschappelijk kampenlandschap te versterken. Zij vragen ons college hier in het vervolg meer aandacht aan te schenken.

Commentaar

De gemeente heeft inderdaad de ambitie – verwoord in de Nota van Uitgangspunten Landgoed Coudewater - om de landschappelijke kwaliteiten van het kampenlandschap te versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen is landschappelijke inpassing een vereiste. Bij de verdere uitwerking van de golfbaan en het kampenlandschap zal de gemeente aan bovengenoemd aspect aandacht schenken en dit ook onder de aandacht brengen bij GGZ Oost-Brabant en de golfclub.

Reactie b

In de bestemming 'Gemengd' is de functie welzijns- en medische en paramedische voorzieningen opgenomen. Insprekers begrijpen niet waarom het bouwvlak grenzend aan het bospad verlengd aan de Wambergstraat één op één is overgenomen en in de bestemming 'Gemengd' welzijns- en medische en paramedische voorzieningen zijn opgenomen.

Volgens de Grex-wet dient de gemeente concrete plannen te hebben inclusief een financiële onderbouwing om een dergelijke functie één op één over te nemen in een conserverend bestemmingsplan. Deze concrete plannen zijn er niet. Daarom verzoeken insprekers om dit bouwblok van de bestemmingsplankaart te verwijderen om te voorkomen dat er verkeerde verwachtingen gewekt worden.

GGZ geeft de voorkeur aan het zoveel mogelijk concentreren van haar zorgfuncties en de gemeente hecht veel belang aan het behoud en versterking van het kampenlandschap. Door de welzijns- en medische en paramedische voorzieningen tot ver buiten de bebouwingsconcentraties door te trekken levert dit een tegenstrijdigheid op.

Mocht het landschap in de toekomst verder ontwikkeld worden, dan willen insprekers, conform de afspraak met wethouder Snijders, in een vroeg stadium betrokken blijven bij de uitwerking.

Commentaar

In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat voor 'bij algemene maatregel van bestuur aangewezen' bouwplannen de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt (artikel 6.4). Dit onderdeel wordt ook wel de Grondexploitatiewet of Grex-wet genoemd. In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 6.2.1) is vastgelegd wat deze bouwplannen zijn. Hierbij gaat het onder andere om de bouw van woningen, andere hoofdgebouwen of de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlak.

Beide artikelen zijn echter alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen die in het daarvoor geldende planologische regime (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) nog niet mogelijk waren.

In het nu geldende bestemmingsplan 'Coudewater' zijn op de door insprekers bedoelde locatie al welzijns- en medische en paramedische voorzieningen mogelijk op basis van de bestemming 'Psychiatrisch Ziekenhuis IV'. Bovendien kunnen op deze locatie ook gebouwen worden gebouwd.

Als er onverhoopt toch geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld heeft GGZ Oost-Brabant dus ook de mogelijkheid om op de bedoelde locatie gebouwen te bouwen en deze te gebruiken voor welzijns- en medische en paramedische voorzieningen.

Deze bestaande rechten kunnen niet zomaar worden afgenomen. Als deze rechten niet in het nieuwe bestemmingsplan 'Coudewater' worden opgenomen, kan GGZ Oost-Brabant een verzoek om tegemoetkoming in planschade doen. Gezien de grote bouwmogelijkheden kan er sprake zijn van een grote planschadeclaim. Het bestemmingsplan is daarmee niet uitvoerbaar.

De ambitie voor dit gebied is inderdaad compleet anders dan de huidige juridisch-planologische mogelijkheden op dit moment toelaten. GGZ wil echter haar bestaande bouwrechten niet op voorhand 'weggeven', maar hecht eraan om bestaande mogelijkheden te behouden. Het schrappen van deze bouwmogelijkheden zal uiteindelijk nadrukkelijk gekoppeld worden aan het mogelijk maken van ontwikkelingen. GGZ en gemeente hebben overigens niet de intentie om hier welzijns- , medische of paramedische voorzieningen te bouwen. GGZ is bezig met het opstellen van een masterplan waarin een andere invulling aan dit gebied wordt gegeven. Om draagvlak voor de nieuwe ontwikkelingen te verkrijgen hebben we GGZ en golfclub nadrukkelijk geadviseerd om omwonenden en andere betrokkenen vroegtijdig te betrekken in de planvorming.

Reactie c

Insprekers geven complimenten voor de wijze waarop ons college de actualisering van de bestemmingsplanning voortvarend heeft opgepakt en tot uitvoering brengt.

Commentaar

Onder dankzegging wordt de reactie voor kennisgeving aangenomen.

9.2.3 Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Oost Brabant, Berlicumseweg 8 te Rosmalen

Reactie a

GGZ Oost-Brabant hecht er aan dat in het nieuwe bestemmingsplan dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn opgenomen als in de vigerende plannen. Uit de vergelijking van insprekers blijkt dat het voorontwerp ruim 65.000 m² bvo aan bebouwing minder toelaat dan het vigerende bestemmingsplan 'Coudewater'. Insprekers dringen er op aan dit in het ontwerpbestemmingsplan te corrigeren.

Commentaar

De inspraakreactie van GGZ Oost-Brabant heeft ons aanleiding gegeven om in overleg te treden met GGZ. Op 10 februari 2012 en 20 maart 2012 heeft een overleg tussen GGZ Oost-Brabant en medewerkers van de gemeente plaatsgevonden. De inhoud van de beide overleggen hebben wij mede gebruikt bij het opstellen van het navolgend commentaar,

Insprekers maken een vergelijking tussen het vigerend bestemmingsplan 'Coudewater' en het voorontwerpbestemmingsplan door het berekenen van de maximale bouwmogelijkheden in beide plannen. Voor het bestemmingsvlak wordt via het bebouwingspercentage een maximaal te bouwen oppervlakte berekend, die vermenigvuldigd wordt met het aantal bouwlagen dat GGZ Oost-Brabant inschat. Op deze wijze berekenen zij het brutovloeroppervlak.

Deze vergelijking is niet geheel correct. In tegenstelling tot wat insprekers aangeven, kan op basis van het vigerende bestemmingsplan niet ruim 648.000 vierkante meter brutovloeroppervlak worden gebouwd, maar ruim 614.000 vierkante meter. Zowel het bestemmingsvlak dat is bestemd als Psychiatrisch Ziekenhuis IV als het bestemmingsvlak voor Bijzondere woonbebouwing is kleiner dan insprekers aangeven (zie ook de hierna volgende tabel en afbeelding 1 in de bijlage). Een deel van het bestemmingsvlak voor Bijzondere woonbebouwing uit het vigerende plan 'Coudewater' is gelegen buiten het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater'.

Tabel 1: Vergelijking berekening vigerende bouwrechten door insprekers en door gemeente 's-Hertogenbosch

  Berekening GGZ   Berekening gemeente  
Bestemming   m² bouwvlak   m² bvo   m2 bouwvlak   m² bvo  
Psychiatrisch Ziekenhuis I   122.132   -   112.132   -  
Psychiatrisch Ziekenhuis II   106.785   -   106.785   -  
Psychiatrisch Ziekenhuis III (goedkeuring onthouden)   186.046   -   186.046   -  
Psychiatrisch Ziekenhuis IV (max bebouwing 40%, h15)   323.960   466.502   311.971   443.238  
Psychiatrisch Ziekenhuis IV (max bebouwing 40%, 1/10 deel bebouwd oppervlak h40)   323.960   142.542   311.971   137.269  
Bijzondere woonbebouwing (max bebouwing 60%, h15)   10.320   16.512   8.838   14.141  
Bijzondere woonbebouwing (max bebouwing 60%, 1/3 deel bebouwd oppervlak h40)   10.320   22.704   8.838   19.444  
Totaal     648.261     614.092  

Ook ten aanzien van de monumenten klopt deze vergelijking niet. In het vigerend plan is namelijk geen rekening gehouden met monumenten. Er is sprake van een zeer groot bestemmingsvlak met de bestemming Psychiatrisch Ziekenhuis IV dat voor 40% mag worden bebouwd. Binnen dit bestemmingsvlak is een aantal monumenten aanwezig. Ook met het huidige bestemmingsplan, in combinatie met de bescherming die deze monumenten genieten op basis van de Monumentenwet of monumentenverordening is het ophogen van deze monumenten zelden mogelijk.

In het voorontwerpbestemmingsplan is de bestaande hoogte voor deze monumenten opgenomen. Het opnemen van een hoogte van 15 meter geeft schijnzekerheid. Het suggereert dat de bestaande panden kunnen worden verhoogd, terwijl dit strijdig is met de bescherming die deze panden op basis van de Monumentenwet dan wel gemeentelijke monumentenverordening genieten.

Desondanks zijn wij insprekers tegemoet gekomen door in het ontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' een vergelijkbaar brutovloeroppervlak op te nemen als in het vigerende bestemmingsplan 'Coudewater' is opgenomen. Op basis van het vigerende bestemmingsplan kunnen insprekers 614.000 vierkante meter brutovloeroppervlak realiseren, in het ontwerpbestemmingsplan is dat bijna 617.000 vierkante meter brutovloeroppervlak (zie tabel 2 en afbeelding 2 in de bijlage). Dit verschil zit in een afronding van het bebouwingspercentage op hele cijfers tot 45%.

Reactie b

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Coudewater' in 1971 is goedkeuring onthouden aan een naar schatting 19 hectaren groot deel van het plan, waarop de bestemming Psychiatrisch Ziekenhuis III was voorzien. Het is insprekers niet duidelijk welke bestemming en bebouwing is toegelaten. GGZ Oost-Brabant hecht er waarde aan met de gemeente in overleg te treden over de vigerende bestemming en bebouwingsmogelijkheden op deze gronden. Insprekers maken bezwaar tegen de voorgestelde bestemmingen Groen en Natuur in dit gebied.

Commentaar

Op de gronden waaraan goedkeuring is onthouden is het Uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Rosmalen' vastgesteld op 5-2-1958, van toepassing. De gronden hebben de bestemming 'Landelijk gebied II'. Binnen deze bestemming mogen agrarische bedrijven worden opgericht, mits deze voldoen aan bepaalde voorwaarden.

In de Verordening ruimte van de Provincie Noord-Brabant zijn de gronden aangewezen als extensiveringsgebied. Voor deze gronden is onder andere bepaald dat nieuwvestiging van een intensief agrarisch bedrijf niet is toegestaan.

Het gebied dat is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur is bestemd als Natuur. Hierop wordt in het commentaar op de reactie l nader ingegaan. Het overige deel van het gebied is bestemd conform het huidige gebruik.

Reactie c

Insprekers zijn ook eigenaar van een perceel dat buiten het voorontwerpbestemmingsplan is gehouden. Het gaat om de gronden ten noorden van het plangebied langs de rijksweg A59. Zij verzoeken de gemeente voor dit gebied helderheid te verschaffen over de functies en het gebruik die hier toelaatbaar zijn.

Commentaar

De gronden waarop insprekers doelen zijn opgenomen in het bestemmingsplan Molenhoek-Sparrenburg-A59, dat op 28 februari 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dat bestemmingsplan is het Tracébesluit voor de A59 opgenomen. De betreffende gronden maken deel uit van dit Tracébesluit en zijn daarom ook in dat plan opgenomen.

De gronden hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen deze bestemming zijn toegestaan: wegverkeer en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

Reactie d

Het begrip "Kantoor" in artikel 1.27 wordt in de begripsomschrijvingen gedefinieerd als "het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen." Deze begripsomschrijving is voor meerdere uitleg vatbaar. Vallen advocatenkantoren, accountantsbureaus, een bureau voor werving en selectie en dergelijke ook onder deze definitie?

Uit oogpunt van rechtszekerheid en mede gelet op de huidige marktomstandigheden in het vastgoed verzoekt GGZ Oost Brabant de definitie van "Kantoor" niet nodeloos te beperken, omdat dit de verhuurbaarheid van de betreffende kantoorruimten niet ten goede komt.

Commentaar

Het college begrijpt de wens van insprekers om een zo ruim mogelijke definitie op te nemen. Echter geven de huidige marktomstandigheden en het beleid zoals vastgelegd in de nota Kantoren- en bedrijventerreinbeleid 2010 - 2020 ons geen aanleiding om een zo ruim mogelijke definitie van 'kantoor' op te nemen. Het verruimen van de definitie van 'kantoor' zorgt ervoor dat er geen sprake meer is van een kantoor, maar van 'dienstverlening': 'het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen'. Dat zou vervolgens leiden tot een verruiming van de mogelijkheden en dat is in dit beheersmatige bestemmingsplan niet aan de orde.

Bovendien is de door ons gehanteerde definitie een in veel gemeenten gebruikte definitie. Bijvoorbeeld de door insprekers benoemde accountantsbureaus en advocatenkantoren vallen binnen deze definitie. De bij ons bekende jurisprudentie alsmede bovenstaande overwegingen geven geen aanleiding tot het wijzigen of verder specificeren van deze definitie.

Reactie e

De bouwvlakken met bestemming 'Gemengd' hebben in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'Psychiatrisch Ziekenhuis IV'. Deze bestemming laat toe dat voor maximaal 10% van het bebouwd oppervlakte de bouwhoogte maximaal 40 meter mag bedragen. In het voorontwerpbestemmingsplan is deze bepaling niet overgenomen. Daarmee worden bestaande bouwrechten aangetast, terwijl het plan elders aangeeft dat het doel is deze te handhaven. GGZ Oost Brabant verzoekt de bepaling voor het onder voorwaarden toelaten van een bouwhoogte tot 40 meter terug te brengen in het ontwerpbestemmingsplan.

Commentaar

In het voorontwerpbestemmingsplan was inderdaad de mogelijkheid om onder voorwaarden gebouwen op te richten tot een bouwhoogte van 40 meter niet opgenomen, zoals deze wel in het vigerende bestemmingsplan ''Coudewater'' is opgenomen. Zoals insprekers aangeven is er sprake van een op beheer gericht bestemmingsplan, waarin de bestaande planologische situatie zoveel als mogelijk wordt vastgelegd. In het onderhavige geval is het handhaven van de planologische toegestane bouwhoogte echter niet wenselijk.

De achterliggende gedachte daarbij is dat de ruimtelijke impact van hoogbouw (zoals hier tot 40 meter) op deze locatie enorm groot is. De raad heeft om die reden op 17 juni 2003 de Nota Hoogbouw vastgesteld. In deze nota wordt hoogbouw gedefinieerd als bebouwing hoger dan 25 meter. Coudewater wordt niet benoemd als locatie voor hoogbouw. Hieruit volgt dat hoogbouw op deze locatie beleidsmatig niet gewenst is.

De mogelijkheid om onder voorwaarden gebouwen op te richten tot een bouwhoogte van 40 meter wordt daarom niet zo overgenomen. Wel wordt het bestemmingsplan nu zo gewijzigd dat een mogelijkheid wordt opgenomen om onder dezelfde voorwaarden gebouwen tot een hoogte van 25 meter te kunnen oprichten.

Daarom wordt in artikel 3.2.2. sub d toegevoegd:

In afwijking van het gestelde onder c mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 25 meter, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • Het oppervlak, waarvoor deze afwijking van toepassing is, mag niet meer bedragen dan 10% van het bebouwd oppervlak;
  • de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde begrenzing van de bestemming dient, indien deze minder dan 50 meter bedraagt, ten minste het dubbele van de maat te bedragen waarmee een hoogte van 15 meter wordt overschreden

De bouwrechten die met deze bepaling verloren gaan ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan, hebben wij gecompenseerd door het bebouwingspercentage binnen de bestemming Maatschappelijk te verhogen. Op deze manier blijven de bouwrechten voor insprekers per saldo gelijk en is het ontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' in lijn met het beleid dat de raad eerder heeft vastgesteld.

Reactie f

In meerdere artikelen in het voorontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing.

Het is vaste jurisprudentie dat de bevoegdheid om nadere eisen te stellen objectief dient te worden begrensd. In literatuur wordt hierover het volgende vermeld:

"Taalkundig betekent dit, dat de delegatie alleen mag worden begrensd op een wijze die voortspruit uit feiten en niet door een eigen gevoel of eigen opvatting. Het is niet aanvaardbaar om te volstaan met een overwegend kwalitatieve en indicatieve begrenzing van de uitwerkingsopdracht. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is een objectieve en dus bijna automatisch een kwantitatieve begrenzing van de delegatie noodzakelijk. " (Het bestemmingsplan, M.J. Tunissen, Kluwer 2009, p. 133; zie ook: Ruimtelijk bestuursrecht, Tekst &Commentaar, Kluwer 2010, p. 66)

De criteria genoemd in het voorontwerp zijn niet kwantitatief, maar kwalitatief van aard. Een aantal criteria is sterk afhankelijk van persoonlijke opvattingen. Op grond van bijvoorbeeld artikel 3.3 sub a kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. Het is niet helemaal duidelijk of hier sprake is van een ruimtelijk of een visueel aspect. Visuele aspecten horen thuis in de Welstandsnota en niet in het bestemmingsplan.

De criteria zijn dermate algemeen en weinig specifiek dat zij in strijd zijn met de rechtszekerheid. Wij verzoeken u dan ook dit artikel te schrappen, op alle plaatsen in de regels waar dit artikel voorkomt. (3.3, 4.3, 5.3, 7.3, 8.3, 10.3)

Commentaar

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het in geringe mate aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Nadrukkelijk gaat het niet om welstandsaspecten, maar ruimtelijk relevante aspecten.

Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Over een vergelijkbare nadere eisen-regeling in een bestemmingsplan van de gemeente Gorinchem heeft de Raad van State zich op 8 februari 2012 uitgesproken (201008959/1/R4). Ingevolge artikel 3, lid 3.3. van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Avelingen-Schelluinsestraat' kan het college nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woonklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Volgens het oordeel van de Afdeling blijkt uit deze opgenomen voorwaarden voldoende duidelijk in welke gevallen en met het oog op welke belangen het college tot het stellen van nadere eisen kan overgaan. De Afdeling ziet in dit geval geen grond voor het oordeel dat de bedoelde bevoegdheden in strijd met de rechtszekerheid zouden zijn.

Ook in onderhavig bestemmingsplan kunnen nadere eisen gesteld worden aan de afmeting en plaats van de bebouwing en worden de belangen benoemd. Bovenstaande uitspraak is daarmee toepasbaar op onderhavig bestemmingsplan. Daarom houden wij vast aan het opnemen van de nadere eisenregeling zoals deze ook in het voorontwerp was opgenomen voor de bestemmingen Gemengd, Maatschappelijk en Wonen. Wel komen wij deels tegemoet aan het verzoek van insprekers door de nadere eisen-regelingen in de artikelen 4 (Groen), 7 (Verkeer) en 8 (Verkeer-Verblijfsgebied) te laten vervallen. Omdat de bouwmogelijkheden in deze artikelen zeer beperkt zijn, is het opnemen van een nadere eisenregeling niet noodzakelijk.

Reactie g

Delen van het gebied dat in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'Psychiatrisch Ziekenhuis IV' heeft, zijn in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Groen' . Daarmee zou GGZ Oost Brabant bestaande bouwrechten op deze gronden verliezen. Zij verzoeken deze gronden in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk' te geven.

Commentaar

Een deel van de gronden is in het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' bestemd als 'Groen'. Dit zijn gronden, waarop bijvoorbeeld een groot aantal monumentale bomen aanwezig is. Daardoor is het niet mogelijk op deze gronden te bouwen. Het opnemen van een maatschappelijke bestemming met bouwblok kan schijnzekerheid geven. Immers, een omgevingsvergunning voor kappen zal niet worden afgegeven, waardoor het in de praktijk niet of zeer beperkt mogelijk is op deze gronden te bouwen. Om die reden hebben wij de betreffende gronden in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Nu inspreker als eigenaar verzoekt deze gronden te bestemmen als Maatschappelijk, geven wij gehoor aan dit verzoek. De gronden die in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'Psychiatrisch Ziekenhuis IV' hadden en in het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' bestemd zijn als 'Groen', zijn in het ontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk'. Dit houdt nadrukkelijk niet in dat daarmee de monumentale status van bomen wordt aangetast. Door deze bestemmingswijziging zal een omgevingsvergunning voor kappen niet eerder worden verleend.

Reactie h

In het voorontwerpbestemmingsplan zijn voor de rijks- en gemeentelijke monumenten bouwvlakken opgenomen die strak langs de bestaande gevels begrensd zijn. GGZ Oost-Brabant is van mening dat zij daarmee onnodig in haar rechten en vrijheden wordt beperkt. De monumentale panden vinden hun bescherming in de Monumentenwet en de gemeentelijke Monumentenverordening. Een strikte begrenzing van het bouwvlak zoals in het Voorontwerp voorgesteld zal ertoe leiden dat eventuele aanpassingen aan deze gebouwen die voor de Monumentencommissie en/of RCE acceptabel zouden zijn door het bestemmingsplan worden verboden. Dit is naar onze mening een onnodige beperking die bovendien niet in het belang van de monumentale panden is. Insprekers verzoeken de (rijks)monumentale panden op te nemen in het globale bouwvlak van de bestemming Maatschappelijk.

Commentaar

Zoals wij reeds in het commentaar op reactie a hebben aangegeven, is het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 gewijzigd. Met deze wijziging moeten in bestemmingsplannen ook de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening worden gehouden. Hieruit vloert voort dat in het bestemmingsplan de cultuurhistorische waarden verankerd dienen te worden, zo is ook in de nota van toelichting te lezen.

De bescherming van monumenten kan dus niet alleen op basis van de Monumentenwet en de gemeentelijke Monumentenverordening worden gelegd. In het belang van een goede ruimtelijke ordening dient ook rekening gehouden te worden met de aanwezige monumenten. Het opnemen van één groot bouwblok, waarvan de monumenten deel uit maken volstaat niet.

De monumentale panden op Coudewater zijn bewust gebouwd in een landschappelijke setting met een alzijdige architectuur (géén duidelijke voor- of achterkant). Het omringende park is van grote waarde als voorbeeld van een buitenplaats en van de vernieuwingen in de visie op geestelijke gezondheidzorg aan het eind van de 19e eeuw. We hebben het hier dus niet enkel over het monument zélf, maar evenzeer over de omgeving. Iedere gewenste uitbreiding dient zorgvuldig te worden afgewogen.

Dat wil echter niet zeggen dat per definitie voor volledig behoud van monumenten wordt gekozen en er daarbij geen enkele uitbreiding of aanpassing mag plaatsvinden. De gemeentelijke beleidsnota 'Van behoud naar inspireren' onderstreept dit. Soms maakt de dynamiek van de stedelijke ontwikkeling het noodzakelijk een andere keuze dan sec behoud te maken. Een formele bescherming garandeert echter wel dat ook in die gevallen bij aanpassing of vervanging voldoende rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische kwaliteiten.

Bovendien wordt door het niet opnemen van een bouwblok in de zeer directe nabijheid van monumenten voorkomen dat zonder tussenkomst van de RCE of de afdeling Bouwhistorie, Monumenten en Archeologie (BAM) van de gemeente op zeer korte afstand van monumenten kan worden gebouwd. Het monumentale karakter, dat dus mede bepaald wordt door de landschappelijke setting blijft daarmee behouden.

Het afwijken van de beschermende werking die het bestemmingsplan biedt is op twee manieren mogelijk: binnen- of buitenplans. Het college geeft er de voorkeur aan om eventuele aanpassingen aan gebouwen met een buitenplanse afwijking mogelijk te maken. Op deze wijze kan maximale vrijheid worden gegeven aan architecten om op creatieve en inspirerende wijze de cultuurhistorische belangen te combineren met stedenbouwkundige of architectonische aanpassingen. Met het opnemen van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid dienen voorwaarden gedefinieerd te worden, waarmee de vrijheid van architecten om tot creatieve oplossingen te komen, worden beperkt. Bovendien bestaat het gevaar dat een eventuele aanpassing, waar zowel insprekers als de gemeente achter staan, alsnog niet past binnen de kaders van de afwijkingsmogelijkheid.

Reactie i

Artikel 5.1 sub n bevat een (niet uitputtende) opsomming van toegestane functies die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie "Maatschappelijk". GGZ Oost Brabant verzoekt aan deze bepaling toe te voegen "aan de hoofdfunctie ondergeschikte kantoren, detailhandel en horeca".

GGZ Oost Brabant wil graag de vrijheid behouden om in ondergeschikte mate administratieve functies voor haar eigen organisatie elders op het terrein te vestigen, anders dan uitsluitend binnen de bouwvlakken die specifiek een functieaanduiding "Kantoor" hebben in het voorontwerp. Tegelijkertijd verzoekt GGZ Oost Brabant de laatst bedoelde functieaanduidingen wel te behouden, aangezien het hierdoor op de desbetreffende locaties mogelijk blijft functies toe te Iaten die niet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie.

Het is vaste jurisprudentie dat ondergeschikt gebruik is toegestaan. Als richtlijn daarbij geldt doorgaans 10 tot 15% van het totaal. Bij bedrijfsactiviteiten gaat het dan om 10 tot 15% van de totale omzet. In het onderhavige geval zou als uitgangspunt kunnen gelden 10 tot 15% van het totale bruto vloeroppervlak. Uit oogpunt van rechtszekerheid lijkt het insprekers raadzaam hierover een bepaling op te nemen in het (ontwerp) bestemmingsplan, dan wel hierover een passage op te nemen in de toelichting bij het plan.

Commentaar

Een oppervlakte van 10 tot 15% van het totale bruto vloeroppervlak bedraagt hier 60.000 tot 90.000 m². Dat komt neer op de grootte van een groot winkelcentrum, en is bijvoorbeeld veel groter dan de Bossche Woonboulevard en ruim zes keer groter dan de toevoeging aan winkelvoorzieningen die in het plan 'Kom Zuid' in Rosmalen mogelijk wordt gemaakt. Een dergelijke oppervlakte voor ondergeschikte kantoren, detailhandel en horeca in algemene zin is onwenselijk.

Wel begrijpen wij de wens om op het landgoed flexibel om te kunnen gaan met kantoren, detailhandel en horeca ten behoeve van het gebruik door personeel en cliënten. Daarom nemen wij in de regels van de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk de mogelijkheid op om kantoren, detailhandel en horeca ten behoeve van medische, paramedische voorzieningen en welzijnsvoorzieningen te realiseren. Op deze wijze zijn de functies kantoren, detailhandel en horeca ondersteunend aan het personeel en cliënten van GGZ Oost-Brabant overal binnen de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk toegestaan. Gebouwen kunnen vanzelfsprekend alleen gebouwd worden waar bouwvlakken op de verbeelding zijn opgenomen.

Voor afwijkend gebruik van derden, bijvoorbeeld de dansschool, zijn aparte aanduidingen op de verbeelding opgenomen. Dat afwijkende gebruik is door de aanduiding qua situering en maatvoering vastgelegd.

Reactie j

De bouwvlakken met bestemming 'Maatschappelijk' hebben in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'Psychiatrisch Ziekenhuis IV'. Deze bestemming laat toe dat voor maximaal 10% van het bebouwd oppervlakte de bouwhoogte maximaal 40 meter mag bedragen. In het voorontwerpbestemmingsplan is deze bepaling niet overgenomen. Daarmee worden bestaande bouwrechten aangetast, terwijl het plan elders aangeeft dat het doel is deze te handhaven. GGZ Oost Brabant verzoekt de bepaling voor het onder voorwaarden toelaten van een bouwhoogte tot 40 meter terug te brengen in het ontwerpbestemmingsplan.

Commentaar

Een deel van het bestemmingsvlak dat nu bestemd is als Maatschappelijk was in het vigerend bestemmingsplan bestemd als Psychiatrisch ziekenhuis IV. Voor de beantwoording wordt verwezen naar het commentaar op reactie e.

Het bestemmingsvlak ten noorden van de Peter de Gorterstraat dat in het voorontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' als Maatschappelijk is bestemd, heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming Bijzondere woonbebouwing. Deze gronden zijn bestemd voor huisvesting van het verplegend personeel. In het ontwerpbestemmingsplan 'Coudewater' nemen wij deze rechten over door het opnemen van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonvoorziening' op de verbeelding. Ter plaatse van deze aanduiding is uitsluitend huisvestiging voor verplegend personeel toegestaan.

Ook binnen deze bestemming was een mogelijkheid om onder voorwaarden gebouwen op te richten tot een bouwhoogte van 40 meter. Dit wordt teruggebracht tot 25 meter. Zie hiervoor de beantwoording onder e.

In artikel 5.2.2. sub f toegevoegd:

In afwijking van het gestelde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonvoorziening' de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 25 meter, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • het oppervlak, waarvoor deze afwijking van toepassing is, mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van het bebouwd oppervlak
  • de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde begrenzing van de bestemming dient, indien deze minder dan 50 meter bedraagt, ten minste het dubbele van de maat te bedragen waarmee een hoogte van 15 meter wordt overschreden.

Reactie k

Insprekers verzoeken om in artikel 5.2.2 b de passage " ... tot het betreffende percentage per bouwperceel;" te vervangen door" ... tot het betreffende percentage per bouwvlak;"

Commentaar

Op dit moment is het volledige landgoed Coudewater eigendom van insprekers. Indien gronden in de toekomst verkocht worden, kan een situatie ontstaan, waarin per bouwvlak meerdere grondeigenaren aanwezig zijn. De toegestane bouwmassa kan in dat geval door één grondeigenaar volledig worden benut, waardoor de andere grondeigenaar of –eigenaren geen gebouwen meer kunnen realiseren. Deze situatie is niet wenselijk. Om die reden is ervoor gekozen 'bouwperceel' in plaats van 'bouwvlak' te hanteren.

Reactie l

De bestemming "Natuur" in het voorontwerp hangt nauw samen met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de regelgeving daaromtrent in de Verordening Ruimte van de Provincie.

Voor wat betreft de EHS kunnen drie delen van het plangebied worden onderscheiden:

  • de Groote Wetering
  • het gebied ten oosten van de Berlicumseweg achter de dijk langs de Grote Wetering
  • een groot deel van het gebied ten noorden van de Peter de Gorterstraat.

De Wetering is in de Verordening Ruimte van de Provincie Brabant aangewezen als "Zoekgebied voor ecologische verbindingszone" en "Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen". Het stuk grond ten oosten van de Berlicumseweg achter de dijk langs de Groote Wetering is in de Verordening Ruimte niet aangewezen als beschermd gebied, maar heeft in het voorontwerp wet de bestemming "Natuur" gekregen. Een groot deel van het gebied ten noorden van de Peter de Gorterstraat is aangewezen als EHS. Dat gebied is in het voorontwerp ook bestemd als "Natuur".

Het doel van de EHS is om de EHS als netwerk van natuurgebieden te beschermen tegen negatieve effecten van ruimtelijke ingrepen. Dat betekent niet dat ontwikkelingen zoals woningbouw en bedrijvigheid, verboden zijn. Door het afwegen van de betrokken belangen wordt vastgesteld of, en zo ja onder welke voorwaarden, een ontwikkeling in de EHS kan worden toegelaten. De bescherming van de EHS vindt plaats door het nee-tenzij-regime uit de Nota Ruimte. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen in de EHS met een negatief effect op de EHS in principe niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.

Om de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de als "Natuur" bestemde gebieden niet nodeloos te beperken verzoekt GGZ Oost Brabant in het nieuwe bestemmingsplan die gebieden mede te bestemmen als "Maatschappelijk" of "Gemengd", indien en voor zover op grond van de geldende bestemmingsplannen in die gebieden zodanig gebruik van de grond en bebouwing is toegestaan. In dat geval wordt bebouwing in die gebieden op grond van het nieuwe bestemmingsplan niet op voorhand uitgesloten en wordt de beoordeling of bebouwing kan worden toegestaan afhankelijk gesteld van de uitkomst van ecologisch onderzoek en een te verrichten belangenafweging.

De Groote Wetering die langs het plangebied loopt heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming "Natuur". Ten oosten van de Berlicumseweg heeft niet alleen deze Wetering de bestemming "Natuur", maar ook een achter de dijk gelegen stuk grond. Voor zover GGZ Oost Brabant kan nagaan is dat stuk grond op de kaart voor "Natuur en Landschap" behorende bij de Verordening Ruimte van de Provincie Brabant niet aangeduid als "Ecologische Hoofdstructuur", noch als "Zoekgebied voor ecologische verbindingszone", noch als "Attentiegebied EHS". Daarom verzoekt GGZ Oost Brabant het achter de dijk gelegen stuk grond onderdeel te Iaten uitmaken van de bestemming "Maatschappelijk".

Commentaar

Het gebied ten noorden van de Peter de Gorterstraat en het gebied ten oosten van de Berlicumseweg achter de dijk langs de Groote Wetering zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur (EHS). In artikel 4.2 van de provinciale Verordening ruimte is bepaald:

Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur:

  • 1. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
  • 2. stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken.
  • 3. In afwijking van het eerste lid neemt een bestemmingsplan de geldende niet natuurbestemming en de met het oog daarop gegeven regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken in acht.
  • 4. In afwijking van het tweede lid stelt de gemeenteraad binnen negen maanden nadat op grond van een verplichting van Gedeputeerde Staten of van een waterschapsbestuur de inrichting en het beheer voor natuurdoeleinden zijn verzekerd, een bestemmingsplan vast waarbij de geldende niet-natuurbestemming is gewijzigd naar een natuurbestemming met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het eerste lid.

In de toelichting op de Verordening ruimte is nadrukkelijk vermeld dat bij een herziening van het bestemmingsplan niet meer de afwijking als bedoeld in het tweede lid geldt. Met andere woorden, de gebruiks- en bouwrechten die voor het van kracht worden van de EHS golden, mogen niet meer in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen worden. Om deze reden kan geen gehoor worden gegeven aan het verzoek om de betreffende gronden die zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, mede te bestemmen als 'Gemengd' of 'Maatschappelijk'.

De Groote Wetering is door de provincie aangewezen als zoekgebied voor ecologische verbindingszone. In de Verordening is bepaald dat:

'Een bestemmingsplan dat is gelegen in een zoekgebied voor ecologische verbindingszone strekt tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij dat zoekgebied een breedte heeft van:

  • 1. ten minste 50 meter in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, en ten minste 25 meter in alle overige gebieden.
  • 2. Een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, stelt:
    • a. beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing, voor zover zulks nodig is om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
    • b. regels ten aanzien van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk'.

Voor de ecologische verbindingszone is in het ontwerpbestemmingsplan een zone die overeenkomt met het bestaande dijklichaam aangehouden. De bouwrechten die daarmee op deze plaats niet langer te realiseren zijn, zijn gecompenseerd door het opnemen van een hoger bebouwingspercentage, in vergelijking met het vigerend bestemmingsplan, binnen de bestemming Maatschappelijk.

Reactie m

Blijkens de verbeelding is een groot deel van het plangebied mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

De beschermingsregeling in het voorontwerp is nieuw ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. In de geldende bestemmingsplannen is geen regeling opgenomen met betrekking tot archeologie.

Voor GGZ Oost Brabant kan de nieuwe regeling ingrijpende gevolgen hebben, vanwege het uitgangspunt dat de veroorzaker betaalt. De praktijk leert dat de kosten van archeologisch onderzoek extreem hoog kunnen zijn en dat slechts bij zeer hoge uitzondering van overheidswege een financiële bijdrage wordt geleverd aan die kosten.

Uit de toelichting bij het voorontwerp blijkt dat de aanwijzing van de gronden die mede bestemd zijn voor de bescherming van archeologische waarden uitsluitend gebaseerd is op een bureauonderzoek. Uit de toelichting blijkt niet dat ter plaatse een archeologisch bodemonderzoek is verricht.

Op grond van artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht dient een bestuursorgaan de nodige kennis te vergaren omtrent alle relevante feiten en de af te wegen belangen bij de voorbereiding van een besluit. Mede op basis van deze zorgvuldigheidsplicht is GGZ Oost Brabant van oordeel dat een bureauonderzoek in dit geval niet toereikend is. Gelet op de ingrijpende gevolgen die de aanwijzing kan hebben voor de eigenaar van het perceel zal een bodemonderzoek in de vorm van proefboringen, proefsleuven of anderszins moeten worden uitgevoerd, teneinde met een grotere mate van zorgvuldigheid vast te stellen of, en zo ja welke delen van het plangebied in aanmerking komen voor een beschermde archeologische status.

Commentaar

De aanduiding van het gebied is tot stand gekomen zowel op basis van bureauonderzoek als op basis van proefboringen. Voor het gebied binnen de contouren van het kloosterterrein zoals dat is weergegeven op de hierna volgende kadastrale minuutkaart uit circa 1832, is uitsluitend bureauonderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002161-1501_0029.png"

Op het terrein worden behalve kloostergebouwen ook nog andere gebouwen zoals bijvoorbeeld een brouwerij verwacht. De gemeente heeft geen oudere plattegronden van dit complex, waardoor het niet mogelijk is de locaties nader te bepalen. Aanvullend booronderzoek zou op deze locaties geen uitsluitsel geven omdat deze methode te weinig zekerheid geeft. Aanvullend booronderzoek geeft wel enig inzicht in de bodemopbouw maar voor het in kaart brengen van voormalige gebouwen en funderingen etc. is deze methode niet geschikt.

Voor het overige deel van het plangebied is wel verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de globale landschappelijke situatie (waarop de archeologische verwachting van het gebied is gebaseerd) overeenkomt met het bureauonderzoek. De archeologische verwachting is daarom gehandhaafd, alsmede de vertaling op de beleidskaart.

Ten aanzien van het plandeel ten zuiden van de Berlicumseweg waarop in het voorontwerpbestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 1' gelegen was, is dit in het ontwerpbestemmingsplan aangepast naar 'Waarde – Archeologie – 2'. Dit zou bij benadering de locatie van het voormalige kasteeltje Spreeuwenburg moeten aangeven. Deze locatie is onzeker omdat er sinds 1832 (de kadastrale minuutkaart waarop het kasteeltje nog staat) veel is veranderd in het wegenpatroon. Uit nadere bestudering van alle historische kaarten en het maken van projecties concluderen wij dat het kasteelterrein vermoedelijk meer naar het zuidoosten heeft gelegen en grotendeels bij de aanleg van de bestaande weg en de wetering in de jaren '70 is verdwenen. Hoewel er in de nabijheid van deze 'stip' nog wel twee gebouwde gemeentelijke monumenten liggen (Berlicumseweg 9 en 11) lijkt het er op dat het kasteelterrein hier niet verwacht wordt en wordt deze locatie op de beleidskaart van categorie 4D teruggebracht tot 5A. Op de verbeelding is dit aangepast naar Waarde – Archeologie – 2'.

Voor de gebieden die aangeduid zijn met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 2' geldt dat, indien archeologische verwachtingen mogelijk strijden met bestaande bouwrechten, de gemeente op eigen kosten het waarderend onderzoek door middel van proefsleuven zal betalen.

Overigens kan inspreker het onderzoek dat is uitgevoerd inzien. Afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten is uiteraard bereid om het onderzoek toe te lichten.

9.2.4 De heer A.J.J. Seetsen, Peter de Gorterstraat 4 te Rosmalen

Reactie a

De omheining van het perceel aan de Peter de Gorterstraat 4 ligt 20 meter westelijker dan op de verbeelding is opgenomen.

Commentaar

Op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan is de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gevolgd die door de provincie op de kaart van de Verordening Ruimte is opgenomen. Hierbij is door de provincie een marge aangehouden van 12,5 meter.

Zoals ook in het commentaar op de reactie 3l is aangegeven, zijn gemeenten verplicht de gronden die zijn aangewezen als EHS te bestemmen als Natuur.

Rekening houdend met de marge die de provincie geeft, hebben wij de begrenzing van de Natuurbestemming iets verlegd, waardoor inspreker een iets bredere woonbestemming aan de westzijde van zijn woning krijgt.

Het verleggen van deze begrenzing met 20 meter is niet mogelijk. In dat geval is het bestemmingsplan in strijd met de provinciale Verordening Ruimte. Inspreker kan deze gronden wel gebruiken, mits de bepalingen in de natuurbestemming niet worden geschonden.