direct naar inhoud van 6.5 Ammoniak
Plan: Buitengebied noord en Kloosterstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002152-1401

6.5 Ammoniak

6.5.1 Stikstofdepositie

De emissie van ammoniak (NH3) in gebieden met veel agrarische veehouderijen, zorgt in het algemeen voor een verhoging van de stikstofdepositie in deze gebieden. Depositie van stikstof (uit o.a. ammoniak) en zuur beïnvloedt de bodemkwaliteit en daarmee op termijn de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit en kan leiden tot aantasting van de samenstelling van flora en fauna (achteruitgang biodiversiteit), de boomgroei en de vitaliteit van ecosystemen (grotere gevoeligheid voor stressfactoren als vorst en insectenplagen). De agrarische sector draagt als gevolg van ammoniakemissies voor een groot deel (zo'n 52%) bij aan de totale stikstofdepositie in Nederland. Logischerwijs zorgt de emissie van ammoniak (NH3) in gebieden met veel veehouderijen over het algemeen voor een verhoging van de stikstofdepositie in deze gebieden. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 30% van de vrijkomende ammoniak in de eerste vijf kilometer neerslaat. De depositie van het overige deel vindt in de vorm van NH4 plaats verspreid over een gebied tussen de vijf en duizend kilometer van de bron. Omdat de ammoniakdepositie dus sterk samenhangt met de afstand tot de bronnen (i.c. de veehouderijen, zowel intensieve veehouderijen als rundveebedrijven) is er een duidelijke relatie met de ruimtelijke ordening. De ligging van veehouderijen ten opzichte van voor verzuring gevoelige natuur is dus van groot belang voor het behoud van die natuur.

6.5.2 Ammoniakbeleid

Het Rijk volgt bij de bescherming tegen de natuur door ammoniakdepositie een 2-sporenbeleid, te weten:

  • Een gebiedsgericht beleid, waarin beperkingen worden opgelegd rondom voor verzuring gevoelige natuurgebieden.
  • Een generiek emissiebeleid waarbij eisen worden gesteld ten aanzien van emissiearme stallen, bemesting en mestopslagen

Het eerste spoor, het gebiedsgerichte spoor houdt onder andere in dat maatregelen rond ammoniakgevoelige natuurgebieden moeten worden genomen. Een belangrijke maatregel is de zonering van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van die wet moeten de provincies de meest kwetsbare natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofd Structuur (de zogenaamde zeer kwetsbare gebieden) aanwijzen. In deze zeer kwetsbare gebieden, die gelegen zijn binnen de EHS, en een zone van 250 meter daaromheen gelden beperkingen voor de milieuvergunningverlening aan bedrijven. In de Nota Ruimte is vastgelegd dat met deze uitgangspunten ook bij ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden.

Uit de Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant (Besluit 3 oktober 2008) blijkt dat nabij het plangebied kwetsbare gebieden liggen in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij. De zonering van de verschillende gebieden vanuit de Reconstructiewet is afgestemd op de ligging van deze kwetsbare gebieden. Onderstaande kaarten geven de ligging van de zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij weer, zoals die is vastgesteld door Provinciale Staten op 3 oktober 2008. Ook is de 250 meter beschermingszone rond deze zeer kwetsbare gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002152-1401_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002152-1401_0010.png"

Uit Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant, gebied Rosmalense polder en Kruisstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002152-1401_0011.png"

Uit Atlas Wet ammoniak en veehouderij Noord-Brabant, gebied Kloosterstraat.

In aanvulling op het generieke ammoniakemissiebeleid worden de meest kwetsbare natuurgebieden door middel van zonering extra beschermd. Daarbij is nieuw-vestiging van veehouderijen niet toegestaan en is uitbreiding van veehouderijen alleen onder strikte voorwaarden mogelijk (binnen het emissieplafond van de veehouderij). In de Wav is ook bepaald dat onder bepaalde omstandigheden verdergaande technieken dan de best beschikbare techniek moeten worden toegepast. Dit zal vooral van toepassing zijn op grote intensieve veehouderijen.

Naast de Wav is ook de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Voor activiteiten (waar veehouderijen ook onder vallen) rond beschermde natuurmonumenten en aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden geldt namelijk een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, om schade aan de betreffende gebieden te voorkomen. Ook de Reconstructiewet biedt een kader voor een gebiedsgerichte aanpak van ammoniak. Tot slot is in de provincie Noord-Brabant de 'Verordening stikstof en natura 2000 Noord-Brabant' van toepassing. De verordening is bedoeld om de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen te reguleren in relatie tot de bescherming van waardevolle natuur. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen. Ook gelden er voorwaarden aan het salderen van de uitstoot van ammoniak, via een provinciale depositiebank. Uitvoering van de verordening leidt tot een daling van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij en geeft duidelijkheid over mogelijkheden voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Toetsing van de ammoniakdepositie is in het MER beschouwd. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent in Hoofdstuk 5 is gesteld.

Het tweede spoor is het generieke spoor. Door middel van het besluit Huisvesting gelden emissie-eisen voor alle stallen. Op den duur zullen alle stallen emissie-arm moeten worden uitgevoerd, voor zover de techniek daarvoor beschikbaar is. Daarnaast zijn er regels voor het emissiearm uitrijden van mest en voor het afdekken van mestbassins. Dit generieke spoor is gericht op het terugdringen van de achtergronddepositie van ammoniak en is voor ruimtelijke ordening minder relevant.