Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: partiële herziening Buitengebied, Nieuwkuikseweg 17a-19
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0788.BPNieuwkuikseweg19-VA01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
plan
het bestemmingsplan ‘partiële herziening Buitengebied, Nieuwkuikseweg 17a-19’ van de gemeente Haaren;
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BPNieuwkuikseweg19-VA01 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
verbeelding
de (digitale) kaart deel uitmakende van het plan, bestaande uit één kaartblad;
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
aan- of uitbouw
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
agrarisch bedrijf
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
 
bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
 
bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
 
bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
 
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijgebouw
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
erfbeplanting
beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
 
evenement
georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
gevoelige functies
woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
 
groencentrum
groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m²;
 
gronddepot
bewaarplaats van grond;
 
hoofdgebouw
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;
 
kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teeltondersteunende kassen;
 
kampeerterrein
stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;
 
kleinschalig kamperen
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;
 
landbouwmechanisch bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;
 
landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;
 
langgevelboerderij
een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;
 
loon- en grondwerkbedrijf
een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
 
maatschappelijke voorzieningen
gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
 
mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
 
nevenfuncties
Onder nevenfuncties worden verstaan:
a recreatieve functies;
b agrarisch verwante functies;
c agrarisch technische hulpfuncties;
d statische binnenopslag;
e verbrede landbouw;
 
nieuwbouw
bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
 
ondergeschikte functie
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;
 
ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties;
 
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
 
overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;
 
paardenbak
een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
peil
a voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
 
recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
 
reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;
 
retentievoorziening
een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;
 
seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;
 
silo
een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;
 
stacaravan
een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
 
statische opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;
 
(teelt)ondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;
 
(teelt)ondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
 
permanente (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
 
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
 
overige (teelt)ondersteunende voorzieningen
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);
 
VAB
Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;
 
veldschuur
een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;
 
verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
 
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
 
voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
 
voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
 
waterbassin
een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;
 
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
 
woonunit
een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
 
zorgboerderij
de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
Bouwhoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
 
Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap- en natuurwaarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden – landschap- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. bestaande nevenfuncties;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke inpassing’: de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’: behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor dassenleefgebied;
  5. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen;
  6. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  7. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  9. evenementen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend mogen worden gebouwd:
    1. erf- en terreinafscheidingen;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  2. de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.3.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 2 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn;
  3. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
  4. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.
3.4.2 Mestbassins
De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
 
3.4.3 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken en/of laten gebruiken van de voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
 
3.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van werken en werkzaamheden
 
3.5.1 Verbod
Het is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten of te laten verrichten:
  1. verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  2. omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
  3. verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  4. aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  5. verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  6. permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
  7. verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  8. aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 m2 per perceel.
3.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. plaatsvinden binnen het bouwvlak.
3.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Wijziging naar bos of- natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud, herstel en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
  1. op de betreffende gronden zal natuurontwikkeling plaatsvinden;
  2. de agrarische activiteiten zijn beëindigd;
  3. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wensen de wijziging.
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘statische opslag’: een bedrijf dat zich bezighoudt met statische opslag;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landschappelijke inpassing’: de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  4. ondergeschikte detailhandel;
  5. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;
  6. aan-huis-verbonden beroepen;
  7. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘bouwvlak’.
 
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en overkappingen, bedraagt maximaal 1.331 m2;
  2. per bestemmingsvlak is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;
  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  4. de goothoogte bedraagt maximaal de bestaande goothoogte;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte;
  6. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
4.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende vergunningplichtige aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 100 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en technische installaties bedraagt maximaal 10 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1,5 m bedraagt;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Verboden gebruik
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden voor:
  1. een ander soort bedrijf dan een bedrijf dat zich bezighoudt met statische opslag;
  2. meerdere bedrijven;
  3. opslag buiten de bebouwing.
4.3.2 Omvang aan huis verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing, tot en maximum van 30 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is niet toegestaan;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.3.3 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken en/of laten gebruiken van de voor Bedrijf aangewezen gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
 
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.4.1 Wijziging naar Wonen na bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:
  1. alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    1. bestaande woningen;
    2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing, tot een maximum van 200 m2;
  2. het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 1.500 m2;
  3. de wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het bouwvlak te omvatten;
  4. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  5. het aantal woningen binnen het voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot;
  6. per 500 m3 sloop mag de inhoud van de woning worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m3;
  7. wijziging is uitsluitend toegestaan indien voldaan is aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009 van gemeente Haaren;
  8. de ontwikkeling moet bijdragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in de Structuurvisie van de gemeente Haaren; hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – landschappelijke inpassing’: de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  3. tuinen en erfverhardingen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘bouwvlak’.
 
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. er mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  2. woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd, met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg;
  3. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m3;
  4. in afwijking van lid c, omvat de woning tevens het op het tijdstip van ter inzage legging aanwezige gebouw dat in directe verbinding staat met de woning;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
5.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende vergunningplichtige aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, waartoe conform artikel 5.2.2 lid d niet behoort het op het tijdstip van ter inzage legging aanwezige gebouw dat in directe verbinding staat met de woning, bedraagt maximaal 100 m2;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1,5 m bedraagt;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Oppervlakte bijgebouwen en overkappingen
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m2, met inachtneming van de volgende regels:
  1. van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende, bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen wordt ten minste 25% gesloopt, doch ten minste evenveel als de met de omgevingsvergunning gevraagde afwijkende oppervlakte.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Verboden gebruik
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden voor:
  1. het verstrekken van logies;
  2. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf;
  3. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep.
5.4.2 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken en/of laten gebruiken van de voor Wonen aangewezen gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
 
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 60 m2 vloeroppervlakte;
  2. detailhandel is niet toegestaan;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  4. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
5.5.2 Aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 60 m2 vloeroppervlakte;
  2. detailhandel is niet toegestaan;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  5. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
 
6.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden, die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan afwijken van het onder a bepaalde, indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  4. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.
6.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van werken en werkzaamheden
 
6.3.1 Verbod
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. plaatsvinden binnen het bouwvlak.
6.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, mits:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.  
Artikel 7 Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat-Natte natuurparel bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.
 
7.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van werken en werkzaamheden
 
7.2.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. verzetten of vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,2 m wordt gewijzigd;
  2. omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld;
  3. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  4. aanleggen van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van reeds bestaande drainage;
  5. verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  6. aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
7.2.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. plaatsvinden binnen het bouwvlak.
7.2.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 7.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de bescherming van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
3 Algemene regels
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
9.2 Ondergronds bouwen
  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens;
  2. als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  3. verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning;
  4. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.
10.2 Afwijken gebruiksregels
 
10.2.2 Afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 en toestaan dat een deel van de woning, vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  3. het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende bedrijfswoning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn;
  4. de afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel van het) bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden, zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
10.2.3 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 ten behoeve van het gebruik van ruimte binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m2 wordt voor bed and breakfast gebruikt;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
  4. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  5. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;
  3. ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. ten behoeve van het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de EHS;
    2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
    3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden.
  5. ten behoeve van tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond door middel van een AAB advies;
    2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, mag huisvesting in woonunits en stacaravans maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden. Buiten deze 6 maanden dienen de woonunits of stacaravans van het perceel verwijderd te worden, dan wel inpandig te worden opgeslagen.
    3. het gezamenlijk brutovloeroppervlak van ruimte voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m2 bedragen;
    4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
    5. huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
    6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
    7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven;
    8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het Bouwbesluit.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Algemene wijzigingen
 
Het bevoegd gezag kan, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  3. door de wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 13 Algemene procedureregels
 
13.1 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
 
13.2 Afwijkingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure van toepassing, zoals geregeld in hoofdstuk 4 van de Awb en in de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo.
 
Artikel 14 Overige regels
 
14.1 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmetingen van bebouwing;
  2. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing; een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan.
14.2 Voorwaarden voor stellen nadere eisen
 
De onder 14.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
  2. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden;
  3. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. ter voorkoming van de onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  5. voor zover van toepassing in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan partiële herziening Buitengebied, Nieuwkuikseweg 17a-19’.