direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd
Plan: Woonwijken, Grave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0786.BPWoonwijken-va01

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. horeca;
  • e. maatschappelijke doeleinden;
  • f. kantoren;
  • g. een brandweerkazerne;
  • h. een tuincentrum;
  • i. een bedrijfswoning;
  • j. wonen;
  • k. een zendmast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • l. waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals deze is opgenomen in 5.1.2.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering van het bepaalde in 5.1.1 opgenomen.

a Detailhandel, dienstverlening, (ondersteunende) horeca, maatschappelijke doeleinden en kantoren

Detailhandel, dienstverlening, (ondersteunende) horeca, maatschappelijke doeleinden en kantoren zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

b Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan binnen een detailhandelsvestiging; het vloeroppervlak voor ondersteunende horeca mag, per detailhandelsvestiging, niet meer bedragen dan 20% van het totale vloeroppervlak, met een maximum van 30 m².

c horeca

Voor horeca geldt het volgende:

  • 1. horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend in de categorieen I en II;
d brandweerkazerne

Een brandweerkazerne is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne'. Ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' is wonen niet toegestaan.

e tuincentrum

Een tuincentrum is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.

f bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is een bedrijfswoning toegestaan.

g Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van dat vloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • 2. het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • 3. de activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn;
  • 4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;
  • 5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse;
  • 6. de activiteiten mogen niet vergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in art 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • 7. er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht;
  • 8. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
h Parkeren

Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien er voldaan wordt aan de normering zoals deze is opgenomen in de kolom "overige bebouwde kom" van Bijlage 1 Parkeernormen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Situering

Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gesitueerd.

5.2.3 Gebouwen

Voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 5.2.2 zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m2;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' en behorend bij de bedrijfswoning als bedoeld in 5.1.2 onder f, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw, met een maximale hoogte van 4 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. voor de bebouwde oppervlakte geldt per bouwperceel dat deze niet meer mag bedragen dan 80 m², met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" met niet meer dan 50% mogen worden bebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden of op minimaal 1 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens; met dien verstande dat in hoeksituaties gebouwen uitsluitend op een afstand van minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gesitueerd.
5.2.5 Balkon

Het plaatsen van hekwerken op een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw is uitsluitend toegestaan indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.3 verlenen.

5.2.6 Bebouwingspercentage

Ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" mag het bebouwingspercentage zoals dit is aangegeven, niet worden overschreden.

5.2.7 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "bouwvlak" en "bijgebouwen".

5.2.8 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zendmast toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 50 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking maatvoering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van de maatvoering zoals opgenomen in lid 5.2, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omgevingsvergunning mag niet meer bedragen dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. er is geen sprake van samenloop met het bepaalde in 5.3.2.
5.3.2 Afwijking bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking het bepaalde in 5.2.2, teneinde uitbreidingen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag met niet meer dan 3 m worden overschreden, met dien verstande dat de grens van het bouwvlak aan de zijde van de voorgevel niet mag worden overschreden;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • e. op het perceel is voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig.
5.3.3 Afwijking balkon

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2.5 verlenen indien:

  • a. de aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw op een afstand van minimaal 1 m van een perceelsgrens is gesitueerd;
  • b. het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras;
  • c. het hekwerk niet hoger is dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de balkonvloer.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gebruik van ruimten binnen de woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het uitoefenen van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. evenementen, behoudens na verlening van de omkgevingsvergunning bedoeld in 25.2;
  • d. een seksinrichting.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 5.4 onder a en toestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aan-, uit- of aangebouwd bijgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • b. de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en dient beperkt te blijven tot het verlenen van zorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. er wordt rekening gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m2. Overschrijding van deze maximale oppervlakte is slechts toegestaan indien de tijdelijke woonvoorziening in een bestaand gebouw wordt gesitueerd en de noodzaak voor overschrijding van de maximale oppervlakte voortvloeit uit het advies van de onafhankelijke deskundig instantie;
  • f. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • g. afwijking van het bepaalde onder f is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m;

Het bevoegd gezag trekt bovengenoemde omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vergunning aanwezige noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

5.5.2 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 5.4 onder b, en toestaan dat een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van dat vloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • b. het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. de activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in art 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht;
  • h. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
5.5.3 Afwijking parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 5.1.2 onder h en een afwijking van de in Bijlage 1 Parkeernormen opgenomen parkeernormen, mits:

  • a. in de aanvraag om omgevingsvergunning in voldoende mate is gemotiveerd, onder andere blijkend uit de aard en omvang van de functie zoals die ter plaatse wordt uitgeoefend, dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is en resteert;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemming "wonen"

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen in de bestemming "Wonen", teneinde de bedrijfswoning te wijzigen naar een reguliere woning en eventueel de daarbij behorende gronden. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:

  • a. het bepaalde in Artikel 14 Wonen, wordt in acht genomen;
  • b. het aantal woningen dat is toegestaan wordt vastgelegd;
  • c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • d. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • g. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.