direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Woonwijken, Grave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0786.BPWoonwijken-va01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bijzondere woongebouwen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument", het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals deze is opgenomen in 14.1.2.

14.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1.

a Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van dat vloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • 2. het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • 3. de activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn;
  • 4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;
  • 5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse;
  • 6. de activiteiten mogen niet meldings- en/of vergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in art 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • 7. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden anders dan ondergeschikt en ten dienste van het aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 8. er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht;
  • 9. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
b Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Door middel van het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 14.5.2 kan het bevoegd gezag het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, toestaan.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

14.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”;
  • b. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-patiowoning" zijn uitsluitend patiowonigen toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 6. ter plaatse van een combinatie van de onder 1 tot en met 5 genoemde aanduidingen zijn uitsluitend de bijbehorende, onder 1 tot en met 5 genoemde, bouwwijzen toegestaan;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-bouwwijze" zijn uitsluitend de bouwwijzen of een combinatie van de bouwwijzen genoemd onder 1, 2, 3 en 5 toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • d. de hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 65°, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument", de bestaande kapvorm en dakhelling niet mag worden gewijzigd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a zijn overschrijdingen van het “bouwvlak” door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m2;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven.
14.2.3 Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen

Voor de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” en de aanduiding “bijgebouwen”;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw, met een maximale hoogte van 4 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden of op minimaal 1 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens; met dien verstande dat in hoeksituaties gebouwen uitsluitend op een afstand van minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gesitueerd.
14.2.4 Vrijstaande bijgebouwen

Voor vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gesitueerd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de combinatie van de volgende aanduidingen "vrijstaand", "tweeaaneen", "aaneengebouwd" en "gestapeld" ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. in afwijking van het gestelde in c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" niet meer bedragen dan is aangeduid.
14.2.5 Bebouwde oppervlakte

Voor de bebouwde oppervlakte geldt het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80 m², met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" met niet meer dan 50% mogen worden bebouwd;
  • b. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen en zijn aangeduid met de aanduiding "bijgebouwen" telt de bebouwde oppervlakte van deze bijgebouwen niet mee bij de bepaling van de bebouwde oppervlakte als bedoeld onder a.
14.2.6 Balkon

Het plaatsen van hekwerken op een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw is uitsluitend toegestaan indien het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3.6 verlenen.

14.2.7 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.2.8 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "bouwvlak" en "bijgebouwen".

14.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet ter plaatse van de aanduidingen “bouwvlak” en “bijgebouwen” zijn gelegen, mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduidingen “bouwvlak” en “bijgebouwen” mag niet meer bedragen dan 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijking aan- en/of uitbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.2.3 onder a, teneinde de situering van aan- en/of uitbouwen buiten de aanduidingen "bouwvlak" en "bijgebouwen" toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de uitbreiding mag plaatsvinden over 50% van de breedte van de voorgevel;
  • b. de diepte van de uitbreiding maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de aan- en/of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4 m;
  • d. na realisering een minimale diepte van de voortuin – gemeten van de voorgevel tot aan de openbare weg – van 2 m overblijft;
  • e. de uitbreiding niet tot gevolg mag hebben dat meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
14.3.2 Afwijking goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.2.2 onder c teneinde de maximale goot- en bouwhoogte te vergroten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
14.3.3 Afwijking bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.2.2 onder a, teneinde uitbreidingen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag met niet meer dan 3 m worden overschreden, met dien verstande dat de grens van het bouwvlak aan de zijde van de voorgevel niet mag worden overschreden;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
14.3.4 Afwijking kapvorm

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.2.2 onder d, teneinde een andere kapvorm danwel dakhelling toe te staan, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en van de cultuurhistorische waarden van de monumenten en beeldbepalende panden.

14.3.5 Afwijking maatvoering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van de maatvoering zoals opgenomen in lid 14.2, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omgevingsvergunning mag niet meer bedragen dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. er is geen sprake van samenloop met de overige afwijkingsbevoegdheden in 14.3.
14.3.6 Afwijking balkon

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 14.2.6 verlenen indien:

  • a. de aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw op een afstand van minimaal 1 m van een perceelsgrens is gesitueerd;
  • b. het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras;
  • c. het hekwerk niet hoger is dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de balkonvloer.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gebruik van ruimten binnen de woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het uitoefenen van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. evenementen, behoudens na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 25.2;
  • d. een seksinrichting.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.4 onder a en toestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aan-, uit- of aangebouwd bijgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • b. de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en dient beperkt te blijven tot het verlenen van zorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. er wordt rekening gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m2. Overschrijding van deze maximale oppervlakte is slechts toegestaan indien de tijdelijke woonvoorziening in een bestaand gebouw wordt gesitueerd en de noodzaak voor overschrijding van de maximale oppervlakte voortvloeit uit het advies van de onafhankelijke deskundig instantie;
  • f. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • g. afwijking van het bepaalde onder f is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m;

Het bevoegd gezag trekt bovengenoemde omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vergunning aanwezige noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

14.5.2 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 14.4 onder b, en toestaan dat een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van dat vloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • b. het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. de activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in art 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht;
  • h. degene die de activiteiten in de woning en/of in de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.