direct naar inhoud van Artikel 10 Groen
Plan: Centrum, Grave
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0786.BPCentrumGrave-oh01

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. paden;
  • c. sport-, spel- en speelvoorzieningen;
  • d. ijsbaan;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bestaande in- en uitritten;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. tuin;
  • j. jongerenontmoetingsplaats;
  • k. standplaatsen voor kramen en stallen;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats", een begraafplaats;
  • m. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals deze is opgenomen in 10.1.2.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering van het bepaalde in 10.1.1 opgenomen.

a Tuinen

Het gebruik van de gronden binnen deze bestemming voor een tuin is uitsluitend toegestaan nadat een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5 is verleend.

b Jongerenontmoetingsplaats

Het gebruik van de gronden binnen deze bestemming voor een jongerenontmoetingsplaats is uitsluitend toegestaan nadat een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.1 is verleend.

c IJsbaan

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is een ijsbaan, met ondersteunende en aan de ijsbaan ondergeschikte voorzieningen, toegestaan.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwtjes die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Nutsgebouwtjes

Voor het bouwen van nutsgebouwtjes gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m².
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.2.4 Kade- en vestingmuur

In afwijking en ter aanvulling van het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.3, is ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-kademuur" een muur met al dan niet een waterkerende functie toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten vanaf het hoogste punt van het aangrenzende maaiveld.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking maatvoering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van de maatvoering zoals opgenomen in lid 10.2, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omgevingsvergunning mag niet meer bedragen dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    • 1. de samenhang tussen bebouwing;
    • 2. de hoogtedifferentiatie.
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. evenementen, behoudens na verlening van de omgevingsvergunning bedoeld in 27.2;
  • b. een seksinrichting.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking als bedoeld in 10.1.2 onder a teneinde het gebruik van de gronden ten behoeve van een tuin toe te staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het belang van de verkeersveiligheid;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de belangen van derden.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden", de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, anders dan ten behoeve van het langzaam verkeer;
  • b. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het vellen of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen.
10.6.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in 10.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud;
  • b. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
10.6.3 Verlening

De in 10.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Ten behoeve van deze afweging wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de gemeentelijke Monumentencommissie.