Plan: | Boschkens fase 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01 |
Waterbeleid Waterschap De Dommel
Het plangebied valt onder het beheer van waterschap De Dommel. Het waterschap streeft naar realisatie van een bepaald basisniveau van de waterhuishoudkundige situatie voor het gehele beheersgebied. Dit basisniveau biedt voldoende waarborgen voor algemeen gebruik van het water (systeem) voor zowel menselijke doeleinden als evenwichtig functionerende ecosystemen.
Beleidsnota stedelijk water
In april 2000 heeft waterschap De Dommel een belangrijk deel van haar beleid vastgelegd in de beleidsnota stedelijk water. De beleidsnota 'Stedelijk water' beoogt meer helderheid te geven in de rol van het waterschap en wat men van het waterschap mag verwachten. In deze nota wordt een voorstel gedaan op welke wijze het waterschap een meer actieve rol kan gaan spelen in het stedelijk gebied. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar het watersysteem en de waterketen.
Watersysteem
Planvorming
In samenwerking tussen waterschap en gemeenten wordt voor het gebied van iedere gemeente de opstelling van een 'Waterplan bebouwd gebied' nagestreefd. In een waterplan bebouwd gebied worden de ontwikkelingen en eventuele problemen op het gebied van oppervlaktewater, grondwater en riolering in samenhang bezien. In hoofdlijnen komt daarin aan de orde:
Een Waterplan bebouwd gebied geeft duidelijkheid over de vraag wie, waar, welke verantwoordelijkheid heeft, geeft een analyse van knelpunten en stelt prioriteiten voor de korte en lange termijn acties. Daarnaast biedt het een waterkansenkaart voor het stedelijk gebied en vormt het een basis voor een convenant of een overeenkomst die tussen waterschap en gemeente kan worden gesloten. Het waterschap is bereid om -bij gelegenheid van ontwikkelingen van nieuwe bestemmingsplannen -tijdig en actief te participeren in de opstelling van een waterhuishoudkundig plan en de daaruit voortvloeiende 'natte paragraaf' voor het bestemmingsplan.
Uitgangspunten planvorming
Schoon water wordt niet naar een rioolwaterzuivering afgevoerd. De voorkeursvolgorde voor de behandelingswijze van schoon water is als volgt:
Stedelijk water dient zo natuurlijk mogelijk te worden ingepast. Uitvoering van onderhoud mag niet worden belemmerd. Er moet in principe rekening worden gehouden met een onderhoudspad van vier m. Als de bovenbreedte breder is dan zeven meter, dan geldt dit voor beide zijde van de watergang. Het uitgangspunt voor nieuwbouwlocaties is dat er hydrologisch neutraal wordt gebouwd.
Uitvoering
De uitvoering van de noodzakelijke waterhuishoudkundige voorzieningen voor de ontwatering en afwatering in nieuwbouwlocaties kunnen efficiënt door gemeenten worden uitgevoerd, in het kader van het bouwrijp maken van het gebied. Een voorwaarde hierbij is dat het waterschap vanaf het begin bij de ontwikkeling van het waterhuishoudkundige plan en de natte paragraaf is betrokken en dat er overeenstemming bestaat over het definitieve plan. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het afkoppelen van verhard oppervlak.
Beheer
Al het oppervlaktewater (niet zijnde rijkswater) is in beheer bij het waterschap. Dit is geregeld in de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant.
Eigendom
Het waterschap streeft ernaar dat zoveel mogelijk ondergronden van de watergangen (inclusief onderhoudspaden) in eigendom zijn van overheidsorganen, bijvoorbeeld de gemeente.
Onderhoud
Bij het onderhoud beperkt het waterschap zich tot het uitvoeren van het onderhoud van het leggerprofiel dat nodig is voor het in stand houden van het natte profiel van het oppervlaktewater ten behoeve van de waterhuishoudkundige functie(s) (berging en afvoercapaciteit). In bepaalde gevallen zullen gemeenten er de voorkeur aan geven zelf het onderhoud uit te blijven voeren. Als dit met het oog op de functie van het oppervlaktewater mogelijk is, kan het waterschap hieraan meewerken. Er moeten dan afspraken worden gemaakt over tijdstip, frequentie en kosten van het onderhoud.
Meten en onderzoek
Het waterschap zal in samenwerking met de gemeente de eigen landelijke ervaring ten aanzien van het afkoppelen continu evalueren en inzetten in toekomstige situaties.
Waterketen
Planvorming
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan. Voor de optimale inrichting van de afvalwaterketen is het nodig dat de aanpak niet meer gericht is op de rioolsystemen van de verschillende gemeenten afzonderlijk, maar op de regionale afvalwaterketen als geheel (rioolwaterzuivering met aangesloten rioolwatersystemen). Het initiatief voor het opstellen van een afvalwaterketen per zuiveringsgebied wordt door het waterschap genomen, waarbij gemeenten en de waterleidingbedrijven worden betrokken.
Uitgangspunten planvorming
Schoon water moet niet meer naar een rioolwaterzuivering worden afgevoerd. Zie uitgangspunten planvorming Watersysteem.
Voor nieuwe uitbreidingen geldt dat het afstromende hemelwater van het verhard oppervlak volgens de genoemde voorkeursvolgorde moet worden behandeld. Als afkoppen om (milieu-) technische redenen (nog) niet mogelijk is, kan hemelwater via een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden afgevoerd.
Voor bestaande gemengde stelsels is de pomp overcapaciteit 0,7 mm per uur, gerelateerd aan het aangesloten verhard oppervlak. De benodigde pompovercapaciteit in m³ per uur daalt derhalve bij afkoppelen. De hierdoor (op termijn) ontstane financiële winst voor het waterschap, legitimeert mede een stimuleringsregeling voor afkoppelen.
Bestaande gemengde rioolstelsels moeten minimaal voldoen aan de basisinspanning.
Lozingen, via overstorten van gemengde rioolstelsels, op oppervlaktewater met de functie waternatuur zijn in principe niet toegestaan. Bij gebrek aan een alternatief moet de lozing worden teruggebracht door aanvullend op de basisinspanning 14 mm berging aan te leggen, of een gelijkwaardig alternatief.
Voor lozingen, via overstorten van gemengde rioolstelsels, op oppervlaktewater met een algemene milieu doelstelling geldt dat, als de vereiste waterkwaliteit ten gevolge van de overstort niet wordt gehaald, er in aanvulling op de basisinspanning maximaal 8 mm berging moet worden aangelegd, of een gelijkwaardig alternatief.
Uitvoering, beheer en onderhoud
Voor het aanleggen, beheren en onderhouden van rioolstelsels (inclusief randvoorziening) is de gemeente verantwoordelijk. Het waterschap zal dit financieel niet stimuleren. Het waterschap is verantwoordelijk voor het aanleggen, beheren en onderhouden van transportsystemen vanaf overnamepunten en rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Derde Waterbeheerplan 2010-2015 ,'Krachtig water'
Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015.
Een indeling in de volgende thema's is gemaakt:
• droge voeten;
• voldoende water;
• natuurlijk water;
• schoon water;
• schone waterbodem;
• mooi water.
Aan de basis van het plan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in het gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in het beheergebied.
Voor het thema Droge voeten worden gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast. Voor Voldoende water worden plannen voorgesteld voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vast. Er worden maatregelen genomen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden (Topgebieden). Voor het thema Natuurlijk water wordt bij de inrichting en het beheer van de watergangen ingezet op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en verweven' uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen gaan wordt verder ingezet op beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières van vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk per gebied uitgevoerd, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water-(bodem)kwaliteit. Voor Schoon water wordt het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen doorgezet. Er worden gezamenlijke optimalisatiestudies uitgevoerd. De afspraken worden vastgelegd in afvalwaterakkoorden.
Verder worden een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er worden bron- en effectgerichte maatregelen genomen om kwetsbare gebieden te beschermen. Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aangepakt in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging gaan wordt gesaneerd, beheerd of geaccepteerd. Voor Mooi water wordt bij de inrichtingsprojecten de waarde van water voor de mens vergroot door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
Nota beheer en onderhoud stedelijk water
In de beleidsnota beheer en Onderhoud stedelijk water van het waterschap De Dommel (januari 2003), zijn uitgangspunten geformuleerd over hoe het waterschap wil omgaan met het stedelijk water. Daarnaast zijn onduidelijkheden weggenomen. De doelgroep van de nota zijn met name de gemeenten. Het waterschap wil de beleidsnota als uitgangspunt gebruiken voor overleg met de gemeenten. De beleidsnota gaat niet in op grondwater en kanalen. De nota bevat een visie, die vervolgens vertaald is in strategische uitgangspunten. Vervolgens zijn deze strategische uitgangspunten geconcretiseerd in drie doelstellingen, zijnde:
Voor wat betreft het onderhavige bestemmingsplan, geldt dat bij de planvorming, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met bovengenoemde nota's.
Kadernota stedelijk water (2006)
De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer zullen plaatsvinden.
Het is de ambitie van het waterschap om stedelijk water, zoveel als realistisch haalbaar is, integraal onderdeel uit te laten maken van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Het is essentieel om de samenhang te bewaken in een grote aantal activiteiten die het waterschap de komende jaren op het gebied van stedelijk water samen met gemeenten gaat oppakken.
Het waterschap neemt de volgende specifieke maatregelen in het stedelijk gebied. Op maat verstrekken van subsidies aan gemeenten voor de volgende maatregelen:
Beleidsnotitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk
De beleidsnotitie Ontwikkelen met een duurzaam wateroogmerk geeft een inhoudelijke uitwerking en onderbouwing van de beleidsterm 'hydrologisch neutraal bouwen'. Daarnaast worden uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd voor het hydrologisch neutraal bouwen.
Waterbeheer en watertoets
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer gevoerd door het Waterschap De Dommel. Dit bestemmingsplan betreft overigens alleen fase 6 van de totale ontwikkeling van het plan Boschkens. Voor Boschkens fase 4, 5 en 6 is het watersysteem bekeken. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
Huidige situatie
Het plangebied ligt tussen de stedelijke kernen van Goirle en Tilburg, aan de oostzijde van de surfplas. De locatie is momenteel onverhard en bestaat uit weiland en akkerland. De maaiveldhoogte varieert tussen circa NAP +14,3 m in het noorden en NAP +16,5 m in het zuiden van het plangebied. De bodem bestaat ter plaatse uit zand.
Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VII*. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature meer dan 1,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,6 m beneden het maaiveld ligt.
De locatie ligt in vrij afwaterend gebied. Dit betekent dat er geen gemalen nodig zijn om het water af te voeren. Ten westen van het plangebied ligt een surfplas. Deze staat niet in verbinding met het overige watersysteem. De surfplas is ontstaan door zandwinning in het verleden en heeft een waterpeil van circa NAP +12 m. Verder bevindt zich binnen of langs het plangebied geen open water. In de omgeving van het plangebied bevinden zich ook geen waterkeringen.
Volgens de wateratlas blijkt de woningbouwlocatie niet in het attentiegebied van een natte natuurparel (NNP) te liggen. Dit betekent dat de ingrepen in de waterhuishouding binnen het plangebied niet hoeven te worden getoetst op mogelijke effecten op de NNP.
Het plangebied is momenteel ongerioleerd. Ook in de directe omgeving bevindt zich momenteel geen rioolstelsel.
Zoals het waterschap De Dommel aangeeft bevindt zich in het plangebied de leggerwatergang de Katsbogten (zie onderstaand figuur). Deze heeft op de verbeelding een aanduiding 'water' gekregen.
Figuur 5.5. Leggerwatergang de Katsbogten (bron: keurkaart De Dommel)
Toekomstige situatie
Waterbezwaar en dimensionering van voorzieningen binnen fase 6
Binnen het plangebied (Boschkens fase 4, 5 en 6) vindt woningbouw plaats. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt het verhard oppervlak maximaal toe met circa 50.000 m², hierbij is ervan uitgegaan dat alle erven bij woningen volledig worden verhard. Deze toename in de hoeveelheid verharding dient gecompenseerd te worden in de vorm van open water en/of infiltratievoorzieningen. In dit geval worden in het plangebied infiltratievoorzieningen aangelegd in de vorm van wadi's en infiltratieriolen. Op die manier wordt het water langer in het gebied vastgehouden. In het plangebied zal derhalve geen permanent oppervlaktewater worden gerealiseerd.
Afvoer hemelwater
Met de realisering van de ontwikkeling van fase 4, 5 en 6 zal het verhard oppervlak worden vergroot met maximaal 50.000 m² (als alle erven volledig worden verhard). Om te controleren of het bedachte watersysteem dit water kan verwerken is een controleberekening uitgevoerd (Controleberekening riolering Boschkens-west Goirle, Ingenieursbureau Moons, projectnummer 09-10486-JV, 8 december 2009). Uit deze berekeningen blijkt dat er geen water op straat komt te staan.
Bij nieuwe ontwikkelingen is, om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren, de trits 'eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren' richtinggevend voor het waterbeheer. De bebouwing in het plangebied zal worden voorzien van een gescheiden rioolsysteem conform de 'Handreiking omgaan met regenwater op verhard gebied'. Het hemelwater wordt geheel afgevoerd en geïnfiltreerd in de bodem.
Op locaties waar infiltratie via wadi's niet mogelijk blijkt, wordt het hemelwater geïnfiltreerd via infiltratieleidingen (IT-riolen). Binnen het plangebied voert de ontsluitingsweg (Boschring) het hemelwater oppervlakkig af naar wadi's. De 'woonstraten' en de woningen aan de buitenzijde van het plangebied voeren het hemelwater af naar de infiltratieleidingen. De wadi's doen ook dienst als overstort van de IT-riolen, indien deze de hoeveelheid water niet meer kunnen verwerken.
Door het hemelwater te infiltreren wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van een groter woningbouwproject. De infiltratievoorzieningen zijn ontworpen voor de woningbouwontwikkeling als geheel. De infiltratieleidingen hebben interne overstortdrempels om de berging van de leidingen maximaal te benutten. Aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt een overstort (van de infiltratieleiding) naar de surfplas gerealiseerd. Afvoer van regenwater op de plas vindt pas plaats wanneer het systeem van IT-riolen en wadi's niet meer afdoende is.
De infiltratieleidingen worden gerealiseerd onder een deel van de wegen. De overige wegen voeren het hemelwater af naar de berm of naar een wadi. De wadi's worden verspreid in en rondom het plangebied aangelegd. Inmiddels is een ontwerp opgesteld voor de regenwaterhuishouding in en rondom het plangebied.
Berging
Voor de berekening van de benodigde berging is uitgegaan van een bui met een herhalingstijd van T=10. Dit komt overeen met een bui van 35,7 mm. Voor de berekening van de hoeveelheid berging is uitgegaan van een infiltratieleiding met een diameter van 400 mm. Voor de wadi's is een gemiddelde vulling van 0,30 aangehouden. Daarnaast is het stelsel met een rekenmodel van Mouse doorgerekend met een controlebui van T=100 + 10%.
In het plangebied wordt hemelwater van 10.881 m2 wegen en 13.105 m2 bebouwing (totaal 23.986 m2) afgevoerd naar infiltratieleidingen. Daarnaast wordt hemelwater van 5.56 m2 wegen afgevoerd naar wadi's. Dit resulteert in een benodigde berging bij een bij van T=10 van 1.055 m3. In totaal bieden de infiltratieleidingen en wadi's in het projectgebied een bergend vermogen van 1.145 m3. Dit duidt op een bergingsoverschot van 90 m3. De ontwikkeling van Boschkens fase 6 kan echter niet los worden gezien van de ontwikkeling van Boschkens-west in zijn geheel. Voor de totale ontwikkeling is 2.920 m3 waterberging vereist en 3.013 m2 gerealiseerd. Hiermee wordt in zijn geheel voldaan aan de waterschapseisen. De volledige kwantitatieve onderbouwing is opgenomen in het Regenwaterhuishoudingsplan.
Bouwmaterialen
Voor de nieuw te bouwen woningen is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
Ontwateringsdiepte
De ontwateringsdiepte (het verschil tussen de maaiveldhoogte en de gemiddelde hoogste grondwaterstand) dient voor het gehele plangebied minimaal 1 m te bedragen om de nodige veiligheid tegen grondwateroverlast te waarborgen. Aangezien ter plaatse relatief diepe grondwaterstanden voorkomen, is de bestaande ontwateringsdiepte voldoende voor het realiseren van de woningbouw. In het plangebied wordt uitgegaan van een gesloten grondbalans. Uitkomende grond wordt gebruikt om laaggelegen gronden op te hogen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat in het hele ontwikkelingsgebied Boschkens (dus deels buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan) de ontwateringsdiepte minimaal 1 m bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de door het waterschap vereiste minimale ontwateringsdiepte.
Vergunningen en Beheer & onderhoud
Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt met name voor de aanleg van de infiltratievoorzieningen en voor het afvoeren van regenwater naar de surfplas.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishouding. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.