Plan: | Boschkens fase 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01 |
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (1992) en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat met archeologische vindplaatsen rekening wordt gehouden bij ruimtelijke ordening, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied.
In aansluiting hierop streeft ook de provincie Noord-Brabant naar versterking van de relatie ruimtelijke ordening en archeologie. Concreet betekent dit dat de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd dient te worden en dat bij ruimtelijke afwegingen rekening gehouden wordt met archeologische waarden (aandacht voor de onderste lagen, zie streekplan Noord-Brabant 2002). Ter effectuering van dit beleid zijn de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) opgestelde Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) beschikbaar als toetsingskader bij beoordeling van ruimtelijke plannen en projecten. Deze kaarten zijn door de provincie Noord-Brabant samengevoegd tot de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (CHW). Op de CHW staan alle thans bekende terreinen in Noord-Brabant die archeologisch van belang zijn of waar sprake is van een trefkans of verwachtingswaarde op aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht.
Figuur 5.6. Fragment Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant
Op de CHW is het plangebied aangegeven als een gebied met een hoge trefkans op aanwezigheid van archeologisch waardevolle resten (zie figuur 5.6). Verder blijkt uit de Cultuurhistorische Waardenkaart dat een deel van het plangebied is aangemerkt als historisch groen. In dit bestemmingsplan houden deze gronden een groene bestemming. De historische stedenbouw is gelegen in de directe omgeving van het plangebied, maar heeft geen invloed hierop.
In het bestemmingsplan 'Surfplas' heeft een archeologische inventarisatie plaatsgevonden, bestaande uit een bronnenonderzoek en een verkennend booronderzoek. Hierna is voor het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd (ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 802: De Boschkens, Goirle, Gemeente Goirle, Inventariserend Veldonderzoek (IVO); oppervlaktekartering en karterend booronderzoek). Deze onderzoeken zij ook op dit bestemmingsplan van toepassing.
Inventariserend Veldonderzoek
Ten tijde van uitvoering van het inventariserend veldonderzoek (IVO) is gebleken dat het plangebied grotendeels uit akkerland met een goede vondstzichtbaarheid bestond. Hierdoor kon op het overgrote deel van het plangebied een vlakdekkende oppervlaktekartering worden uitgevoerd. Zowel tijdens het booronderzoek als tijdens de oppervlaktekartering is slechts modern, van elders aangevoerd materiaal aangetroffen. Er is geen vondstmateriaal aangetroffen dat als archeologisch relevant kan worden beschouwd.
De resultaten van het onderzoek geven derhalve geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de planvorming niet in de weg. Op basis van het verrichtte archeologische onderzoek is immers gebleken dat het terrein binnen het plangebied als niet behoudenswaardig is aan te merken. Het bevoegd gezag heeft op grond van het selectieadvies van Archeologic (Selectieadvies Goirle Boschkens-West, notitie AL 172, Archeologic, 26 augustus 2009) besloten om het gebied vrij te geven voor ontwikkeling (selectiebesluit 8 september 2009).