Sportpark Verhoven
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0784.BPSportprkVerhoven-VG01 |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen, eventueel met recreatief medegebruik zoals speelplaats of speelveld;
een geluidswal en -scherm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal'.
voet- en fietspaden;
waterretentie, waterpartijen en -gangen en bruggen c.q. duikers,
ondergrondse voorzieningen zoals bergbezinkbassins, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
kunstobjecten;
hondentoilet;
straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van speeltoestellen inclusief skatevoorzieningen en kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 meter.
De bouwhoogte van geluidswallen en -schermen mag niet meer dan 5 meter bedragen, gemeten vanaf de kruin van de rijksweg A58;
De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Overkappingen zijn niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik van de grond wordt in ieder geval verstaan:
tijdelijke of permanente bewoning;
het gebruik als standplaats voor woonwagens;
het gebruik als kampeerterrein;
seks- en/of pornobedrijf en prostitutie.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bos en natuurgebieden;
behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
de productie van hout.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten van grond, zoals afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, ontginnen en grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm (zoals diepploegen), een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
het graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten en ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van drainage;
het verwijderen, vellen of rooien van bos en andere houtopstanden;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten;
het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en beheer betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming (zoals kap van bomen in het kader van de houtproductie);
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
passen binnen de bestemmingsomschrijving van deze bestemming.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportterreinen;
sportvoorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes en tribunes;
horeca van maximaal categorie 1;
calamiteitenwegen;
paden voor langzaam verkeer;
fietsenstallingen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Het bouwvlak mag voor niet meer bebouwd worden dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
5.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van palen en (licht)masten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtmast’ en binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 16 m, mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 12, lid 12.3.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – scorebord’ mag maximaal 1 scorebord worden gebouwd, mits:
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
de breedte niet meer bedraagt dan 5 m.
De overige andere bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b en d ten behoeve van de bouw van lichtmasten met een bouwhoogte van maximaal 16 m op gronden buiten de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtmast’, mits:
er geen directe lichtinstraling voor omwonenden wordt veroorzaakt;
de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad;
wordt voldaan aan de belemmeringenzones, zoals geregeld in artikel 12, lid 12.3.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden;
parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
groenvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 m.
Artikel 7 Leiding - Brandstof
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse brandstofleidingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
In geval van strijdigheid in deze regels gaan de bepalingen van het artikel 'Leiding - Brandstof' vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' voorrang krijgt.
7.2.2 Bouwwerken
Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van energieleveringszekerheid.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het
bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
de onderliggende bestemming bebouwing toelaat;
als gevolg van het bouwen geen schade ontstaat, dan wel kan ontstaan aan de desbetreffende leidingen;
de leidingbeheerder is gehoord.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Brandstof’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
7.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 7.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in 8.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Een rapport als bedoeld onder sub a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning
Het is voor de gronden binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Voorwaarden
De in lid 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd, waaruit blijkt dat voor het betreffende terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat:
de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de archeologische waarden door de gewenste activiteit niet of niet onevenredig worden geschaad;
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak voor de bestemming ‘Waarde - Archeologie:
naar ligging wordt verschoven;
naar omvang wordt vergroot of verkleind;
wordt verwijderd;
voor zover de constateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.