direct naar inhoud van Regels
Plan: Park Forum Zuid 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80309-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Park Forum Zuid 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80309-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.7 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.9 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 clusterrondweg

de weg die is gelegen rondom het cluster;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.21 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.23 doorsnijdingsweg

een weg die het cluster doorsnijdt.

1.24 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.27 geluidgevoelige gebouwen

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.29 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.31 internetwinkel

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.32 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.33 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.34 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.35 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.36 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.37 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.39 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.40 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.41 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.42 risicovolle inrichting

1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);

2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid (Revi);

3. inrichtingen met toxische gassen;

4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.43 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.45 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.47 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens en/of bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Woonwerkgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijf - Woonwerkgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" behorende tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
  • b. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van de bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  • k. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak ` worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient op een bouwperceel of een bedrijfsgebouw of een bedrijfswoning op de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' dient per bouwperceel minimaal 6 meter uit de oostelijke zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd. Dit is niet van toepassing op bouwpercelen die zijn gelegen aan de oostzijde van het bouwvlak gelegen op een hoek van de clusterrondweg een doorsnijdingsweg. Bij deze bouwpercelen dient ten minste 6 meter uit de westelijke zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt het volgende:
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelegen aan de noordelijke kopse kant dient per bouwperceel ter hoogte van de zuidelijke bouwperceelsgrens minimaal 6 uit de zijde van de clusterrondweg te worden gebouwd, gemeten vanaf de bouwperceelsgrens. Dit is niet van toepassing op tussenbouwpercelen (bij 3 bouwpercelen of meer). Bij deze bouwpercelen dient minimaal 6 meter uit één zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd.
  • ter plaastse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelegen aan de zuidelijke kopse kant dient per bouwperceel ter hoogte van de noordelijke bouwperceelsgrens minimaal 6 meter uit de zijde van de clusterrondweg te worden gebouwd, gemeten vanaf de bouwperceelsgrens. Dit is niet van toepassing op tussenbouwpercelen (bij 3 bouwpercelen of meer). Bij deze bouwpercelen dient minimaal 6 meter uit één zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd.
  • e. bij bouwpercelen die zijn gelegen op de hoek van een clusterrondweg en een doorsnijdingsweg dienen gebouwen te worden gebouwd op minimaal 1 meter afstand van de achterzijde van de bouwperceelgrens;
  • f. een bouwperceel dient minimaal 50% bebouwd te zijn, met uitzondering van bouwpercelen gelegen op een hoek van een doorsnijdingsweg en een clusterrondweg en van bouwpercelen kleiner dan 850 m². Hiervoor geldt dat deze bouwpercelen minimaal 30% bebouwd dienen te zijn;
  • g. een bouwperceel dat is gelegen langs een clusterrondweg dient ter plaatse van de figuur 'gevellijn' voor minimaal 50% (van de figuur 'gevellijn') bebouwd te zijn;
  • h. voor de bouwhoogte geldt het volgende:
  • 1. bedrijfsgebouwen: minimum bouwhoogte is 4 m, maximum bouwhoogte is 8 m;
  • 2. bedrijfswoningen: maximum bouwhoogte is 10 m;
  • i. de maximum hellingshoek van een dak van een bedrijfsgebouw is 5°;
  • j. de inhoud van een bedrijfswoning dient ten opzichte van de totale inhoud van de gebouwen (bedrijfswoning en befrijfsgebouwen) per bouwperceel minimaal 20% en maximaal 35% te bedragen;
  • k. een bedrijfswoning dient op minimaal 2 m afstand van een bedrijfsgebouw te worden gerealiseerd, met dien verstande dat deze afstand niet geldt indien de bedrijfswoning op, of geïntergreerd wordt in, een bedrijfsgebouw.

3.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient op de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens te worden gebouwd;
  • b. de maximum oppervlakte per gebouw is 9 m²;
  • c. de maximum bouwhoogte is 3 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van een huisnummer en bedrijfslogo met dien verstande dat:
  • 1. de maximum bouwhoogte1,20 m dient te bedragen, en;
  • 2. het bouwwerk op de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens dient te worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f, en toestaan dat minimaal 35% van een bouwperceel wordt bebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder g, en toestaan dat per bouwperceel tenminste 10% van de totale perceelsbreedte ter plaatse van de figuur 'gevellijn' wordt bebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e, en toestaan dat bij bouwpercelen die zijn gelegen op een hoek van een doorsnijdingsweg en een clusterrondweg, een gebouw op de achterzijde van de bouwperceelgrens wordt gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.4, en toestaan dat overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden voor (buiten) opslag van goederen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub b;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een Seksinrichting;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  • f. het gebruik van gebouwen van minder dan 20% of meer dan 35% van de totale inhoud van de gebouwen (bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen) per bouwperceel voor wonen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits:

  • a. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  • b. het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximum bouwhoogte 5 m is.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en fietspaden, onderhoudspaden, alsmede calamiteiten in- en uitgangen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  • h. kunstobjecten;

met daarbij behorende:

  • i. verhardingen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. tunnels, ten behoeve van de in lid 5.1 sub c genoemde voet- en fietspaden;
  • b. gebouwen ten behoeve van het onderhoud met een maximum oppervlakte van 25 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 m;

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 5 m;

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;

met daarbij behorende:

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 5m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het beoefenen van (lawaai)sporten;
  • c. kleinschalig kamperen, met uitzondering van kamperen in scoutingverband.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werk en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur´ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten voor andere doeleinden dan die bedoeld in lid 6.1;
  • c. het planten, rooien, kappen of verminken van de houtopstand en gewassen;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  • e. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (infrastructurele) leidingen;

6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
  • b. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 6.1.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 1 rijstrook;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • e. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 5 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werk en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Water' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van water;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van water;
  • d. het herprofileren van waterlopen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. de aanleg van ecologische oevers betreft;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.

8.4.4 Advies

Burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzones
10.1.1 Geluidzone - Industrie -1

Binnen de aanduiding "Geluidzone -Industrie -1 " mogen bedrijfswoningen uitsluitend conform de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verleende en als Bijlage 1 behorende bij de regels opgenomen besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder, met de daarbij genoemde voorwaarden, worden gebouwd. Dit is niet van toepassing als aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.

10.1.2 Geluidzone - Industrie - 2

Binnen de aanduiding "Geluidzone -Industrie - 2" zijn geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan.

10.1.3 Geluidzone - Weg

Binnen de aanduiding "Geluidzone - Weg" mogen bedrijfswoningen uitsluitend conform de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven verleende en als Bijlage 2 behorende bij deze regels opgenomen besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder, met de daarbij genoemde voorwaarden, worden gebouwd. Dit is niet van toepassing als aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.

10.2 milieuzone - boringsvrije zone

Binnen de aanduiding "milieuzone - boringsvrije zone" zijn onverminderd het elders in dit bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

10.3 Luchtvaartverkeerszone
10.3.1 luchtvaartverkeerszone-ils

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone-ils' ten behoeve van het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer rondom de start- en landingsbaan een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven op de bijgevoegde Luchtvaartverkeerzone-ILS-kaart, overschrijdt. burgemeester en wethouders is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van een hogere bouwhoogte, onder de voorwaarde dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hiertoe dient hij voorafgaand aan de vergunningverlening schriftelijk advies in te winnen bij Defensie.

10.4 veiligheidszone - gasreduceerstation
10.4.1 veiligheidszone - gasreduceerstation

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - gasreduceerstation' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

10.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 en een beperkt kwetsbaar object toestaan, mits:

  • a. deze niet ligt binnen de afstand genoemd in onderstaande tabel, in de kolom "beperkt kwetsbare objecten", met dien verstande dat de afstand wordt gemeten vanaf het gasdrukmeet- en regelstation, en:
  • b. de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad, en;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Categorie indeling   Opstellingswijze   Kwetsbare objecten   Beperkt kwetsbare objecten  
B   Kast   4 meter   2 meter  
B   (semi-)ondergronds station   4 meter   2 meter  
B   Kaststation   6 meter   4 meter  
B   Open opstelling/ vrijstaand gebouw   10 meter   4 meter  

10.5 Veiligheidszone - munitie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' is het bouwen van bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met meer dan 25% glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt, niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  • e. het bedoelde onder lid 11. 1, onder a tot en met d, kan alleen wanneer bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf, van het Ministerie van Defensie schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Dit advies behoeft alleen te worden ingewonnen als een afwijking wordt gevraagd van de in de regels gegeven bouwhoogte.
  • f. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeereis
  • a. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, mag getoetst worden aan nieuwe dan wel gewijzigde parkeernormen, als deze in werking zijn getreden en leiden tot een lagere parkeernorm.
12.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 indien:

  • a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  • b. het voldoen aan de in lid 12.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 12.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Park Forum Zuid 2018.