direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Park Forum Zuid 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80309-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen actueel zijn, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar. Het bestemmingsplan is op 14 juni 2007 vastgesteld en dient dan ook geactualiseerd te worden. Aangezien Park Forum Oost uit de markt is gehaald en 'on hold' is gezet, wordt in dit bestemmingsplan uitsluitend ingegaan op Park Forum Zuid. Het bestemmingsplan "Park Forum Oost en Zuid" wordt deels vervangen door het onderhavige bestemmingsplan "Park Forum Zuid 2018". Het bestemmingsplan Park Forum Zuid voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader. De (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan zijn in dit bestemmingsplan wederom mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan "Park Forum Zuid 2018" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied

Park Forum Zuid wordt begrensd door Park Forum West, Park Forum Oost, Luchthaven Eindhoven, Waterrijk, Veldhoven-Noord en Zandven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0001.png"

Luchtfoto plangebied (rood omlijnd).

1.3 Voorgaande plannen

Het bestemmingsplan "Park Forum Zuid 2018" vervangt deels het bestemmingsplan "Park Forum Oost en Zuid", vastgesteld door de raad op 14 juni 2007.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Stedenbouwkundige structuur

Park Forum Zuid is een woonvriendelijk bedrijventerrein in ontwikkeling. De (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan zijn in dit bestemmingsplan wederom mogelijk gemaakt. Park Forum Zuid fungeert als een buffer tussen rustige woonwijken en de meer traditionele bedrijventerreinen. Park Forum Zuid biedt ruimte voor ca. 50 kavels van verschillende grootte, variërend tussen de 750 m2 en 1.250 m2. Een aantal kavels zijn al ingericht.

De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het gebied van het bedrijventerrein Park Forum zijn vastgelegd in het definitief ontwerp Park Forum en voor het Zuidcluster tevens in het beeldkwaliteitsplan Park Forum Zuid en de aanvulling op de beeldkwaliteitsplannen van Park Forum. De beeldkwaliteitsplannen zijn vastgesteld door de gemeenteraad en worden door de welstandscommissie gebruikt als toetsingskader bij bouwaanvragen. Planologisch wordt opnieuw vastgelegd dat de woning niet anders mag worden gebruikt dan als bedrijfswoning. Bewoning anders dan door een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de voorgeschreven bestemming van het perceel en de daarop te stichten bedrijfsbebouwing gewenst is, is niet toegestaan. Verder wordt vastgelegd dat de bedrijfswoning met het bedrijfspand gezien moeten worden als een economische eenheid, die niet separaat van elkaar verkocht mogen worden.

De combinatie van wonen en werken komt tot uitdrukking in een drietal woon-werk typologieën, te weten het kop-hals-romp type (A), gestapeld type (B) of geïntegreerd type (C). De volumes van de bedrijfsbebouwing bij type A en de bebouwing bij type C dienen 'kubisch' te zijn, dat wil zeggen geen schuine gevels en nagenoeg een horizontale daklijn. De bedrijfsbebouwing dient tevens alzijdig te worden uitgevoerd. Op voorterreinen van bedrijfsgebouwen worden geen opstallen toegestaan. Luifels, entrees, loading docks, fietsenstallingen ed. dienen derhalve inpandig te worden opgelost. Buitenopslag wordt verboden.

De woning bij type A en B bestaat uit twee lagen en een zadeldak. Het aandeel woning ten opzichte van het totale gebouwde volume dient minimaal 20% en maximaal 35% te bedragen. De minimale en maximale bouwhoogten zijn afhankelijk van het type woon-werk bebouwing. Door het instellen van maximale bouwhoogten krijgt de gestapelde variant de mogelijkheid om boven de omringende bebouwing uit te komen hetgeen dubbel ruimtegebruik uitnodigt in de vorm van een daktuin bijvoorbeeld.

De afstand van de woning en een bedrijfsgebouw bij type A dient tenminste 2 meter te bedragen. Bij hoekkavels, gelegen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg, dient tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens te worden gebouwd. In dit geval is de achterperceelsgrens, de perceelsgrens die het verst is gelegen van de doorsnijdingsweg.

Intensieve bebouwing wordt bevorderd door:

  • een minimum bebouwingspercentage van het bouwperceel van 50 te hanteren, met uitzondering van hoekkavels (kavels op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg) en bouwpercelen kleiner dan 850 m². Op deze kavels geldt een minimaal bebouwingspercentage van 30.
  • voor de bedrijfsbebouwing in de woon-werk type A en C een minimale bebouwingshoogte op te nemen;
  • een verplichte gevellijn van 5 meter langs de clusterrondweg op te nemen;
  • op te nemen dat langs de clusterrondweg minimaal 50% van de perceelsbreedte ter plaatse van de gevellijn bebouwd dient te worden.

Per bouwperceel dient tenminste 6 meter uit de oostelijke zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd voor parkeren en expediëren. Dit is niet van toepassing op bouwpercelen die zijn gelegen aan de oostzijde van het plangebied op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg. Bij deze bouwpercelen dient ten minste 6 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens, welke niet is gelegen aan de oostelijke zijde van het bouwperceel te worden gebouwd. Dit wordt op de verbeelding aangeduid als specifieke bouwaanduiding-1. Zie figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0002.png"

Figuur 1.

Per bouwperceel aan de noordelijke kopse kant van de bestemming 'Bedrijf - Woonwerk gebied' dient ten minste 6 meter uit de zuidelijke bouwperceelsgrens te worden gebouwd. Dit is niet van toepassing op de mogelijke tussenbouwpercelen (bij 3 bouwpercelen of meer). Bij deze bouwpercelen dient ten minste 6 meter uit één zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd. Dit wordt op de verbeelding aangeduid als specifieke bouwaanduiding-2.

Per bouwperceel aan de zuidelijke kopse kant van de bestemming 'Bedrijf - Woonwerk gebied' dient ten minste 6 meter uit de noordelijke bouwperceelsgrens te worden gebouwd. Dit is niet van toepassing op de mogelijke tussenbouwpercelen (bij 3 bouwpercelen of meer). Bij deze bouwpercelen dient ten minste 6 meter uit één zijdelingse bouwperceelsgrens te worden gebouwd. Dit wordt op de verbeelding aangeduid als specifieke bouwaanduiding 2.

Het bovenstaande wordt dan als volgt verbeeld, zie figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0003.png"

Figuur 2.

De openbare ruimte krijgt een 'semi-groen' karakter door de kavelgrenzen vóór de bebouwing te beplanten met beuken hagen (max. 1,20 m. hoog) en door de oriëntatie van de woningen en de voortuinen. Parkeren voor de gevellijn wordt niet toegestaan.

Binnen dit cluster van het bedrijventerrein, dat fungeert als overgangsgebied tussen de woonomgeving en de meer traditionele bedrijventerreinen, passen woonvriendelijke bedrijfsmatige activiteiten. De gronden in dit plangebied zijn enkel bestemd voor bedrijven die voorkomen in milieucategorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven die qua milieubelasting daarmee zijn gelijk te stellen. Zelfstandige kantoorvestigingen zijn uitgesloten.

Verder is, overeenkomstig de eerdergenoemde “Detailhandelsnota Gemeente Eindhoven”, kleinschalige detailhandel onder voorwaarden toegestaan binnen het Zuidcluster.

Detailhandel is hier toegestaan voorzover het betreft detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, mits de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie ('productiegebonden detailhandel'). Detailhandel in voedings- en genotsmiddelen is hier uitgesloten.

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn risicovolle inrichtingen, als bedoeld in dit besluit, binnen het plangebied uitgesloten.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

3.2.2 Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten.

Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het bestemmingsplan Park Forum Zuid voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader. De (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan zijn in dit bestemmingsplan wederom mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.Gelet op de jurisprudentie is er dan geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor de regio Eindhoven is de zone 380 Kv hoogspanningsleiding van toepassing. Dit is de bestaande hoogspanningsleiding gelegen in Eindhoven-Noord en (deels) Oost. Er is geen sprake van een 380Kv hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied.

Voorts is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNB vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is het NNB een provinciaal belang geworden. Dit plangebied is in de provinciale verordening niet aangemerkt als NNB.

Tot slot zijn de belangen van luchthaven Eindhoven geborgd. In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn algemene regels gegevens voor het militaire luchtvaartterrein en voor het daarbij behorende beperkingengebied.

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.4 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0004.png" kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0005.png"

Uitsnede Rarro (november 2014), plangebied rood omlijnd.

3.2.4 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  • 1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer. Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  • 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  • 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0006.png"

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS. In dit plangebied is de IHCS en ILS van toepassing.

IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

Het plangebied is gelegen in het gebied waar een hoogtebeperking geldt. Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Aangezien het peil binnen het plangebied 21,3 meter boven NAP ligt en de bebouwingshoogte voor gebouwen ten hoogste 18 meter bedraagt, werkt het obstakelbeheergebied niet belemmerend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0007.png"

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS
Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0008.png"

Kaart ILS-verstoringsgebied

In de regels is opgenomen dat de bebouwingshoogten van gebouwen binnen Park Forum Zuid maximaal 18 meter (39,3m.+NAP) mag bedragen. Dit is inclusief uitsteeksels zoals reclameobjecten en andere bouwwerken. Deze bouwwerken beïnvloeden het ILS derhalve niet in onaanvaardbare mate.

In de algemene afwijkingsregels is voor burgemeester en wethouders de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximale bouwhoogte voor gebouwen, tot niet meer dan 10% van die hoogten. Verder kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-,ontvang-en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 20 meter. Deze omgevingsvergunning waarin wordt afgeweken van de regels kan enkel worden verleend indien onder andere bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf (RVB), schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0009.png"

Kaart Vogelbeheersgebied

Dit bestemmingsplan laat bovengenoemd grondgebruik niet toe dan wel maakt geen bestemmingen mogelijk die voorzien in dit grondgebruik.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0010.png"

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:'

1. de groenblauwe structuur
2. het landelijk gebied
3. de stedelijke structuur
4. de infrastructuur

Dit plangebied is gelegen in de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

3.3.2 Verordening Ruimte

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte Noord-Brabant' vastgesteld. Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld.In de Verordening Ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0011.png"

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende themakaarten van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

Park Forum Zuid is een bestaand woonvriendelijk bedrijventerrein in ontwikkeling waar uitsluitend kleinschalige bedrijfsbebouwing is toegestaan in combinatie met bedrijfswoningen op hetzelfde perceel. Het plangebied fungeert als buffer tussen rustige woonwijken en de meer traditionele bedrijventerreinen. In paragraaf 3.9 wordt hier verder op ingegaan. Uit deze paragraaf volgt dat dit plangebied is aangewezen als 'modern gemengd'.

Ook worden in dit bestemmingsplan de (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan wederom mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Stedelijke ontwikkelingen dienen te worden gemotiveerd met inachtneming van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2. In deze paragraaf is aangegeven dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0012.png"

Themakaart stedelijke ontwikkeling (plangebied rood omlijnd).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0013.png"Themakaart stedelijke ontwikkeling (legenda)

Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Het plangebied is aangeduid als 'Boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'Boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0014.png"

Themakaart water met boringsvrije zone (plangebied rood omlijnd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0015.png"

Themakaart water met boringsvrije zone (legenda)

Gelet op het bovenstaand voldoet dit actualisatieplan aan de Verordening ruimte Noord-Brabant.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan is buiten een transformatiegebied gelegen.

3.4.1.1 Gebruik van de ruimte

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0016.png"

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie 2009 aangeduid als 'werken'.

Werken
Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien. Het plangebied betreft een 'overgangsgebied' naar woongebied. Het plangebied voorziet in kleinschalige bedrijvigheid met bedrijfswoningen. Dit is in overeenstemming met de Interimstructuurvisie 2009.

3.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden

3.5.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.


De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Dit plangebied is niet aangemerkt als een archeologisch waardevol gebied dan wel archeologisch verwachtingsgebied.

3.5.2 Cultuurhistorie

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

In dit plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

3.6 Verkeer en parkeren

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het plangebied beschreven.

Autoverkeer
Het gemeentebestuur heeft bij besluit van 19 november 2013 de mobiliteitsivsie “Eindhoven op weg” vastgesteld. De gebiedsontsluitingswegen hebben een verkeersfunctie en zijn primair bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer.

De bedrijvengebieden in Meerhoven worden, middels de 'Parklane', vanaf de A2 ontsloten via een doorgetrokken Anthony Fokkerweg naar de 'Meerhovendreef' (hoofdinfrastructuur van Meerhoven).

Voor Park Forum Zuid is het principe van een éénrichtingverkeerswegen gehanteerd. Hierbij zijn geen traditionele kruisingen opgenomen maar is er sprake van het samen komen van wegen. In plaats van kruisingen wordt het verkeer samengevoegd door zogenaamde weefzones. De 'Parklane', (verbinding tussen A. Fokkerweg – Meerhovendreef) is als gebiedsontsluitingsweg gecategoriseerd en maakt onderdeel uit van de hoofdinfrastructuur.

Park Forum Zuid is omringd door een éénrichtingverkeersweg (clusterrondweg) die toegang geeft tot de kavels aan de randen en tot de doorsnijdingswegen. Via de doorsnijdingswegen komt men bij de overige kavels binnen het cluster. Deze wegen zijn onderdeel van het verblijfsgebied waarbij een maximum snelheid geldt van 30 km/uur gebied conform het verkeersbesluit van 17 maart 2002 van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.

Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat uit drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Het gemeentelijke hoofdroutenetwerk voor het fietsverkeer bestaat uit primaire routes en secundaire routes. Aan de primaire routes zijn hoge kwaliteitseisen gesteld. Het moeten in principe vrijliggende paden van voldoende breedte zijn. Verder worden ze gekenmerkt door de toepassing van rood asfalt en doordat ze voorrang hebben op gemotoriseerd verkeer en, waar nodig, ongelijkvloerse kruisingen. Deze fietspaden doorkruisen het gebied van Park Forum en takken op de clusters aan. In de clusters zullen fietsers gebruik maken van de clusterrond- en doorsnijdingswegen. Het voetgangersverkeer tussen de kavels dient plaats te vinden over de trottoirs langs de clusterrond- en doorsnijdingswegen.


Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd.

Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierbij kan men tussen de minimale en maximale parkeernorm het aantal normatieve parkeerplaatsen realiseren. Indien daarvoor argumenten bestaan mag van deze norm worden afgeweken. Voor het plangebied van Park Forum Zuid geldt de norm voor 'restgebied'. De parkeernorm per kavel wordt in dit cluster voor een belangrijk deel bepaald door het brutovloeroppervlak van de bedrijfsfunctie. Tevens dient elke kavel een strook van 6 meter vrij te houden voor parkeren en expediëren. De openbare ruimte voorziet niet in parkeergelegenheid. Hierdoor dient de gehele parkeerbehoefte op eigen terrein te worden voorzien. Daarnaast mag niet worden geparkeerd voor de gevellijn.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan 2017

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:

  • richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
  • faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaat adaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
  • aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
  • groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
  • partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.

Het Groenbeleidsplan 2017 zal na vaststelling van kracht blijven tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het plan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen. Dit bestemmingsplan is gelegen binnen de strategie 'Stad, rood beeldbepalend', 'Structureel stadsgroen' en 'Natuur en landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0017.png"

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

In het onderhavige plan zijn de volgende ruimtelijke strategieën van toepassing:

Strategie: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal. Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien De gronden die ingericht mogen worden als kleinschalige bedrijvigheid met bedrijfswoningen zijn bestemd als Bedrijf - Woonwerkgebied en vallen binnen deze strategie.

Strategie: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur. De gronden die zijn gelegen binnen deze strategie zijn voornamelijk bestemd als Groen en voldoet daarmee aan het groenbeleidsplan.

Strategie: Natuur en landschap

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuurnetwerk Brabant (NNB) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven Groene Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant is Park Forum Zuid niet aangewezen als Natuurnetwerk Brabant. In Park Forum Zuid is echter wel een gemeentelijke ecologische verbindingszone gelegen. De ecologische verbindingszone is bestemd als 'Natuur'. De gronden die in dit bestemmingsplan zijn bestemd als 'Natuur', waren ook in het voorheen geldende plan bestemd als 'Natuur'. Hieronder wordt nader ingegaan op het ontstaan en aanleggen van deze ecologische verbindingszone.

Ecologische verbindingszone

Bij de ontwikkeling van Meerhoven is destijds een landschapsvisie opgesteld, Landschapsvisie Meerhoven. In de Landschapsvisie Meerhoven is een ecologische verbindingsstructuur door Meerhoven voorgesteld. Deze structuur is te beschouwen als een verbinding tussen landelijk Strijp/Beatrixkanaal en de natuurgebieden ten noordwesten van Meerhoven, met name zinvol voor amfibieën. Daarnaast dient de ecologische structuur voor behoud en ontwikkeling van natuur binnen Meerhoven, waarmee onder andere betrokkenheid bij, en ruimte en rust voor, omwonenden wordt gecreëerd.

De verbindingsstructuur bestaat uit vier takken:

1. een tak naar het noorden, tussen het toekomstige bedrijventerrein Park Forum en bedrijventerrein Flight Forum;

2. een tak naar het westen langs de toekomstige bedrijventerreinen in Park Forum;

3. een tak naar het oosten langs het park Meerland en verder tussen Flight Forum en woonwijk Zandrijk;

4. een tak naar het oosten door het park Meerland, verder tussen het centrum Meerrijk en de woonwijk Grasrijk en vervolgens tussen de woonwijken Bosrijk en Grasrijk.

De westelijke tak (2) vormt de enige rechtstreekse verbinding richting Habraken, een natuurkerngebied voor amfibieën. Deze verbinding loopt door het plangebied van Park Forum Oost en Zuid, tussen het Oost- en Zuidcluster en door de bosopstanden tussen de rijbanen van de Park Forum. Deze eco-zone is ingericht als natte extensief beheerde corridor, specifiek ingericht voor amfibieën. Verder bevindt zich daarin een sloot ten behoeve van berging van een gedeelte van het regenwater dat binnen de clusters wordt opgevangen. De minimale breedte van de eco-zone, afgezien van de duikers ter plaatse van de kruisingen met wegen, is 20 meter. De opzet van een verbindingszone specifiek voor amfibieën dient te zijn gebaseerd op:

  • Aanwezigheid van geïsoleerde watertjes op maximaal 300 meter van elkaar verwijderd;
  • Aanwezigheid van enigszins rommelige ruigtes nabij de watertjes;
  • Aanwezigheid van min of meer natuurlijk struweel en/of kleine bosjes op geringe afstand;
  • Passagemogelijkheden (eco-duiker als in landschapsvisie, of droge duiker) onder kruisende wegen.

De watertjes dienen aan specifieke voorwaarden te voldoen met betrekking tot dimensie, oever, water en begroeiing. Daarbij is heel belangrijk dat die wateren geïsoleerd liggen en daarmee vrij blijven van vis (geïsoleerde poeltjes of slootjes). Naast de watertjes dienen ook de passages te voldoen aan specifieke voorwaarden. De verschillende elementen (watertjes, ruigtes, struweel/ bosjes) dienen elkaar op kleinschalige wijze af te wisselen. De omgeving dient voldoende schuilgelegenheden voor amfibieën te bevatten (dode takken, stenen, blad) dus niet steriel opgeruimd.

In dit plangebied, Park Forum Zuid, is ter bescherming van de ecologische verbindingszone de bestemming 'Natuur' opgenomen, waarbinnen ook een omgevingsvergunning is opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied wordt de bestemming 'Natuur' doorbroken. Deze voorzien in een ontsluiting voor autoverkeer. Voor de kleine zoogdieren zullen onder de ontsluitingsweg voorzieningen getroffen worden, zodat ook voor deze dieren de verbindingszone open blijft (bijvoorbeeld door middel van de aanleg van een verbindingspijp onder de wegen).

3.7.2 Verordening bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing. Bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Boswet, vallen onder de Verordening Bomen / Nadere Regels Bomen zoals opgesteld door de gemeente Eindhoven.

Verordening Bomen

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied

In het plangebied komen geen beschermde bomen of structuren voor, wel overige bomen.

3.8 Detailhandel

3.8.1 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. Voor dit plangebied, Park Forum Zuid, is het onderdeel 'detailhandel op bedrijventerrein' van belang.

Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Op het bedrijventerrein Park Forum Zuid geldt dat geen detailhandel is toegestaan. Daarom is er in dit bestemmingsplan dan ook geen bestemming detailhandel opgenomen. Uitsluitend met de bedrijven samenhangende vormen van productiegebonden detailhandel binnen de bestemming 'Bedrijf - Woonwerkgebied' wordt toegelaten. Dit is binnen de bestemming 'Bedrijf - Woonwerkgebied' geregeld. Met betrekking tot productiegebonden detailhandel gaat het om ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.

3.9 Bedrijvigheid

Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.

In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Dit plangebied is aangewezen als 'modern gemengd'. Modern gemengd kenmerkt zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid.
Park Forum Zuid is een bestaand woonvriendelijk bedrijventerrein in ontwikkeling waar uitsluitend kleinschalige bedrijfsbebouwing is toegestaan in combinatie met bedrijfswoningen op hetzelfde perceel. Het plangebied fungeert als buffer tussen rustige woonwijken en de meer traditionele bedrijventerreinen. De bedrijven in dit plangebied zijn niet zwaar milieubelastend. De gronden in dit bestemmingsplan zijn enkel bestemd voor bedrijven die voorkomen in milieucategorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven die qua milieubelasting daarmee zijn gelijk te stellen. Geluidzoneringsplichtige- en risicovolle inrichtingen worden in het plangebied niet toegelaten. Voorts zijn zelfstandige kantoorvestigingen uitgesloten.

3.10 Kabels, leidingen en straalpaden

Binnen dit plangebied bevinden zich geen ruimtelijk relevante kabels, leidingen en straalpaden.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Zoals reeds in paragraaf 3.10 is aangegeven, zijn in dit plangebied binnen de bestemming 'Bedrijf - Woonwerkgebied' alleen bedrijven behorende in de milieucategorie 1 en 2 dan wel bedrijven die qua milieubelasting daarmee zijn gelijk te stellen toegestaan. Bovendien wordt op elk perceel een bedrijfswoning voorgeschreven. Detailhandel is hier toegestaan voorzover het betreft 'productiegebonden detailhandel'. Detailhandel in voedings- en genotsmiddelen is hier uitgesloten. Geluidzoneringsplichtige- en risicovolle inrichtingen worden in het plangebied niet toegelaten (eea zoals opgenomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten; Bijlage 1 bij de regels).

4.2 Geluid

4.2.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het voorliggende bestemmingsplan liggen een aantal dienstwoningen als geluidgevoelige bestemming.

4.2.2 Wegverkeerslawaai

Het plan ligt in de zone van de Park Forum - Meerhovendreef, een weg gelegen in stedelijke gebied met een maximumsnelheid van 50 km per uur, bestaande uit 2 rijstroken, met een zonebreedte van 200 meter aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de as daarvan. In het kader van "Eindhoven op weg" zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen geworden. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze hier verder buiten beschouwing kunnen blijven.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat op een afstand van 10 meter uit de as van de weg de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Park Forum Lden 55 dB bedraagt. Deze waarde is kaderstellend voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Park Forum Zuid.

Het treffen van bron- en overdrachtsbeperkende maatregelen, zoals het toepassen van een stil wegdek en geluidschermen, biedt geen reële mogelijkheden om de geluidbelastingen te reduceren. Alvorens het bestemmingsplan kan worden vastgesteld moet de procedure tot vaststelling van hogere ontheffingswaarden zijn gevolgd.

Voor zover de maximale gevelbelasting van de bedrijfswoningen 53 dB of hoger is, wordt op grond van het lokale geluidbeleid als voorwaarde gesteld dat de bedrijfswoningen een geluidluwe zijde moeten hebben met een geluidbelasting van maximaal 48 dB. Tevens dienen dan de verblijfsruimten binnen de bedrijfswoning, alsmede bij de bedrijfswoningen behorende buitenruimten, in zoverre als mogelijk niet worden gesitueerd aan de gevels waar de hoogste geluidbelasting optreedt.

De locatie binnen het plangebied waar dit zich voordoet is middels een aanduiding op de verbeelding kenbaar. In de regels is bepaald dat binnen de 53 dB contour wegverkeerslawaai uitsluitend conform beschikking hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder, met de daarbij genoemde voorwaarden, mag worden gebouwd.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan.

4.2.3 Railverkeerslawaai

Het plan ligt niet in de zone van een spoorlijn.

4.2.4 Industrielawaai

Het bedrijventerrein Park Forum Zuid is een niet gezoneerd industrieterrein als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Binnen het plangebied wordt wel milieuzonering toegepast. In het cluster worden woonvriendelijke bedrijfskavels gerealiseerd. Deze cluster met kleinschalige bedrijfsbebouwing in combinatie met een bedrijfswoning fungeert als buffer tussen het bedrijventerrein en de woongebieden (Waterrijk en woonwijk in de noordrand van de gemeente Veldhoven). Bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 of 2 (=grootste afstand 30 meter) zijn toegestaan binnen dit cluster. Via het Activiteitenbesluit wordt geregeld dat de bedrijven binnen het Zuidcluster geen overlast naar de bedrijswoningen mogen veroorzaken.

De minimale afstand tussen de bedrijfsbebouwing in het Zuidcluster en de woonbebouwing in Waterrijk is 30 meter. De woningen in de noordrand van de gemeente Veldhoven liggen op minimaal 75 meter van de bedrijfsbebouwing in het Zuidcluster.

Proefdraaiplaats vliegbasis Eindhoven

Op de vliegbasis Eindhoven worden sinds decennia vliegtuigmotoren beproefd na (correctief) onderhoud of reparaties. Vanwege dit proefdraaien, is het luchtvaartterrein een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Het luchtvaartterrein is daarom een gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder.

In 1993 is van rechtswege een geluidszone vastgelegd rondom het industrieterrein waar zowel Vliegbasis Eindhoven als Eindhoven Airport bij horen.

In 2011 is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de voormalige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het verplaatsen van de proefdraailocatie. De daarbij behorende wijziging van de geluidzone is, met de daarbij behorende MTG-waarden, per 29 april 2015 onherroepelijk geworden (zie onderstaande figuur). De wijzigingen zijn tevens in het Barro en Rarro opgenomen. Ter hoogte van Park Forum Zuid is de ligging van de zone niet gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0018.png"

Geluidscontour voor militair luchtvaartterrein (rood 55 dB(A) / blauw 50 dB(A))

Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege het proefdraaien niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen deze zone geldt een voorkeursgrenswaarde voor geluidsbelasting van 50 dB(A) op de gevel van o.a. nieuw te realiseren bedrijfswoningen. Voor nieuwe woningen met een geluidsbelasting van meer dan de toegestane 50 dB(A) ten gevolge van de proefstand binnen de zone, kunnen hogere grenswaarden tot maximaal 55 dB(A) worden vastgesteld.

De 50 dB(A) contour loopt over een deel van het plangebied. Bij brief van 21 april 2006 heeft Defensie aangegeven dat de geluidsbelasting ten gevolge van voornoemde proefstand ter plaatse van de dichtstbijzijnde bedrijfswoningen ten hoogste 51 dB(A) bedraagt. Bij besluit van 31 oktober 2006, nr. 1239105, hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant voor een waarneemhoogte van 5 meter een hogere grenswaarden ten gevolge van het industrieterrein “Vliegbasis Eindhoven” van maximaal 51 dB(A) vastgesteld voor de bedrijfswoningen in onderhavig plan. De gronden binnen het plangebied waar dit zich voordoet is middels een aanduiding op de verbeelding kenbaar (Geluidzone - industrie-1). Dit betreft de 50 dB(A) contour. In de regels is bepaald dat binnen deze zone uitsluitend conform de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verleende en bij dit plan gevoegde beschikking hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder, met de daarbij genoemde voorwaarden, mag worden gebouwd.

Middels een aanduiding op de verbeelding wordt (Geluidzone - industrie - 2) kenbaar gemaakt. Dit betreft de 55 dB(A)-contour. Op de gronden binnen deze contour mag geen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.

4.2.5 Luchtvaartlawaai

De 35 Ke-contour van Eindhoven Airport ligt buiten plangebied van Park Forum Zuid en heeft derhalve geen consequenties voor het ontwikkelen van bedrijfswoningen in dit cluster.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

4.3.4 Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.3.5 Planbeschrijving en toetsing

Het voorliggende bestemmingsplan Park Forum Zuid beoogt een planologische regeling te scheppen om bedrijven mogelijk te maken. Ook worden in dit bestemmingsplan de (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan wederom mogelijk gemaakt. Voorts is Parkforum als project opgenomen in het NSL. Luchtkwaliteit staat op dit onderdeel het plan niet in de weg. Daarnaast worden geen voor lucht gevoelige functies mogelijk gemaakt.

Conclusie

Het bestemmingsplan ondervindt dan ook geen belemmeringen vanuit luchtkwaliteit.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.

4.4.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

4.4.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid

De gemeente Eindhoven beschikt over de “Visie externe veiligheid Eindhoven 2009 - Risico's de maat genomen”. Met de visie geeft Eindhoven concreet richting en uitwerking aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid (domein fysieke stad) en onder welke veiligheidsverhogende condities (domein risicobron) dat mogelijk is.

Inventarisatie

Uit een inventarisatie van de risicobronnen is gebleken dat binnen het plangebied zich de volgende risicobronnen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80309-0301_0019.png"

Inrichtingen

Edco (Adriaan Mulderweg 9-11)

Een klein gedeelte van het plangebied valt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Edco. Edco valt onder de werkingssfeer van het Bevi op grond van artikel 2, lid 1, onder f van het Bevi. De gronden binnen dit invloedsgebied krijgen de bestemming 'Groen'. De bestemming 'Groen' is geen beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object. Verdere toetsing op grond van het Bevi is derhalve niet nodig.

Gasreduceerstations

Binnen het plangebied is gasdrukregel- en meetstations, deze is gelegen aan de Parkforum 1036N02 en betreft een type B gasdrukregel- en meetstation (open opstelling /vrijstaand gebouw).

Volgens het Activiteitenbesluit gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd, worden hiervoor regels in het bestemmingsplan opgenomen (zie bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening', Artikel 4 van de regels). In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.

Categorie indeling   Opstellingswijze   Kwetsbare objecten   Beperkt kwetsbare objecten  
B   Kast   4 meter   2 meter  
  (semi-)Ondergronds station   4 meter   2 meter  
  Kaststation   6 meter   4 meter  
  Open opstelling/vrijstaand gebouw   10 meter   4 meter  

Tabel 3.12 Activiteitenbesluit, veiligheidsafstanden

Munitiezone

Over een deel van het plangebied ligt een explosiezone als gevolg van de munitieopslag van het vliegveld Eindhoven Airport. Bij deze activiteit gelden een drietal veiligheidszones, te weten de A-zone, de B-zone en de C-zone. Het plangebied ligt binnen de C-zone. Volgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de daarbij behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) moet bij iedere herziening van het bestemmingsplan getoetst worden aan deze zone. Binnen deze zone mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken met vlies- of gordijngevelconstructies of met meer dan 25% glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt. Het bestemmingsplan laat binnen deze zone alleen de bestemming 'Groen' en 'Natuur' toe. Er wordt derhalve voldaan aan het Barro. Middels een aanduiding op de verbeelding is de C-zone nader aangegeven onder veiligheidszone-munitie.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.

  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.5.1 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan. De (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan worden wederom mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

4.6 Bodem

In het plangebied van Park Forum Zuid zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd.

Het te bebouwen deel van het plangebied is in 2016 onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het terrein geschikt is voor het gebruik als bedrijventerrein.

Van het overige terreindeel zijn geen recente bodemonderzoeken beschikbaar. Op basis van het onderzoek in het verleden en het tussentijds gebruik van het terrein zijn naar verwachting geen sterke verontreinigingen aanwezig. Dit betekent dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie 'Groen' en 'Verkeer'.

4.7 Natuur

De Wet natuurbescherming biedt het juridisch kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Verspreid over het hele plangebied kunnen beschermde soorten voorkomen.

Onderhavig plan is een actualisatieplan en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die op basis van voorgaande plannen niet mogelijk waren. Inmiddels is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden en het onderzoek voor het oude bestemmingsplan is verouderd (meer dan 3 jaar geleden uitgevoerd). Het onderzoek is geactualiseerd in de rapportage Quickscan beschermde flora en fauna Meerhoven te Eindhoven (Ecologica 2017). Hieruit blijkt dat een ontheffing voor beschermde soorten niet nodig is, mits voor de alpenwatersalamander voorzorgsmaatregelen worden genomen. Indien beplantingen, steenhopen en/of puin worden geruimd is nader onderzoek naar alpenwatersalamander nodig en dient te worden gewerkt volgens een geldige gedragscode.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Park Forum Zuid heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Rijksbeleid

De in 2009 in werking getreden Waterwet ziet toe op het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Het op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en milieu vastgestelde Nationaal Waterplan 2016 - 2021 moet voor wat de ruimtelijke aspecten betreft gezien worden als een structuurvisie en is bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem, het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het water beheer. In een 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat worden de condities en maatregelen voor het operationeel beheer beschreven die gericht zijn op het bereiken van die doelen. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologisch neutraal bouwen

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied

5.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem  
A-wateren binnen plangebied   Ja, de RG2 en de RG3  
B-wateren binnen plangebied   Nee  
Beschermde keurgebieden binnen plangebied?   Nee  
Binnen 25-100 jaarszone?   Ja, Welschap  
Binnen boringsvrije zone?   Nee  
Ecologische verbindingszone?   Nee  
Binnen reserveringsgebied waterberging?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Staan vermeld in de bodemparagraaf  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Nee  

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Park Forum Zuid is een in aanbouw zijnde bedrijventerrein dat onderdeel uitmaakt van de buurt Park Forum in Meerhoven. Het plangebied ligt ten westen van het centrum in het stadsdeel Strijp. In het zuiden grenst Gemeente Veldhoven aan het plangebied. Binnen het plangebied bevinden zich A-wateren. Deze wateren vormen een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de Keur van Waterschap de Dommel. Het plangebied bevind zich binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap. De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden. Behoudens een beschikking van Gedeputeerde Staten is het verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden. Voor deze zone is geen regeling opgenomen in de planregels, aangezien de bepalingen in de Provinciale Milieuverordening afdoende zijn.

5.3.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied liggen de A-watergangen RG2 (genaamd Ecosloot) en RG3. De A-watergangen zijn weergegeven op de verbeelding. De watergang RG2 maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone en voert regenwater af tijdens natte periode en valt bij gebrek aan neerslag droog. De watergang mondt uit in de bovenstroomse vennen in Meerland. In het zuiden van het plangebied is een regenwaterbuffer aanwezig van de RG3. De buffer stroomt tijdens regenbuien vol met regenwater waarna het water geleidelijk afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater van Waterrijk.

5.3.4 Verharding

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfspanden (met werken en wonen op één plaats gecombineerd), terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Rondom het gebied bestemd voor bedrijven ligt een groene bufferzone die een scheiding vormt voor het bedrijventerrein. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied.

5.3.5 Bodemopbouw

In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater

Net buiten het plangebied, in Waterrijk, bevind zich een peilbuis. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 19,50 & 17,50 m. De grondwaterstand wordt sterk beïnvloed door de bodemopbouw. In het gebied komen leemlagen voor die tot gevolg hebben dat

er een schijngrondwaterstand op kan treden.

5.3.7 Regenwater

De riolering in dit gebied is gescheiden uitgevoerd. Het regenwater dat op daken en terreinverharding valt stroomt overwegend af via het verbeterd gescheiden rioolstelsel naar het oppervlaktewater. Via het oppervlaktewater wordt het vervolgens vertraagt afgevoerd naar het Beatrixkanaal. Overtollig regenwater infiltreert in de bodem. Het verbeterd gescheiden hemelwaterstelsel heeft een pompovercapaciteit (POC) van 0,2 mm/h.

5.3.8 Afvalwater

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoert, via het gemaal Park Forum, naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan in Eindhoven.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem

5.4.1 Verharding

In Park Forum Zuid zit voornamelijk gemengde bedrijvigheid waar werken en wonen op één plaats worden gecombineerd. Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt volgens welk het gebied wordt bebouwd. Voor Park Forum zijn afspraken met het waterschap gemaakt in afwijking van het hydrologisch neutraal bouwen. Het plangebied is geheel voorzien van verbeterd gescheiden riolering. Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.

5.4.2 Berging

Conform de afspraken met het waterschap is in Park Forum Zuid waterberging gerealiseerd.

Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. De afgesproken bergingsopgave wordt geheel op gemeentegrond gerealiseerd. Het merendeel van de berging voor geheel Park Forum is reeds gerealiseerd. In Park Forum West dient een deel van de Ecosloot en de waterberging in de noordwest hoek nog gerealiseerd te worden.

5.4.3 Oppervlaktewater

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater van Park Forum Zuid.

5.4.4 Waterkwaliteit

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.

5.4.5 Advies / overleg Waterschap

In juni 2017 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  • 1. Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  • 2. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  • 3. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  • 4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Park Forum Zuid 2018" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen.

In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De  Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In Begrippen wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In ''Wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming 'Bedrijf - Woonwerkgebied' (Artikel 3)

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende “Lijst van bedrijfsactiviteiten".Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “ Bedrijven en milieuzonering''. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.
Er kan middels een afwijkingsbevoegdheid ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Binnen deze bestemming zijn twee specifieke bouwaanduidingen opgenomen ('specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2'). Voor de uitleg hoe deze bouwaanduidingen zijn bedoeld en wat daar kan wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 4)

In het plangebied komen nutsvoorzieningen voor die als zodanig zijn bestemd.

Bestemming 'Groen' (Artikel 5)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "Structureel stadsgroen” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming 'Natuur' (Artikel 6)

Deze bestemming regelt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden. Hierbinnen is ook de bescherming van de ecologische verbindingszone opgenomen en zijn waterhuishoudkundige doeleinden mogelijk. De planologische bescherming komt tot stand door de bestemming 'Natuur'. Voorts wordt deze bestemming middels een aanlegvergunning (omgevingsvergunning voor de activiteit werk en werkzaamheden) extra beschermd.

Bestemming 'Verkeer' (Artikel 7)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Algemene regels

Onder de Algemene regels (Hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel (Artikel 9), Algemene aanduidingsregels (Artikel 10) , Algemene afwijkingsregels (Artikel 11) en de Overige regels (Artikel 12). Bij nieuwbouw moeten parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform Nota Parkeernormen 2016. Dit is geregeld in Artikel 12.

In de Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4) zijn het Overgangsrecht  (Artikel 13) en de  Slotregel (Artikel 14) opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  • 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan. De (onbenutte) planologische mogelijkheden in het voorheen geldende plan zijn in dit bestemmingsplan wederom mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarnaast is de gemeente eigenaar van de gronden en zal het kostenverhaal plaatsvinden door middel van gemeentelijke gronduitgifte.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 12 juli 2017. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Met het waterschap heeft vooroverleg plaatsgevonden. Het waterschap stemt in met de actualisatie van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 van de toelichting is dit verwerkt.

Met het rijk en de provincie heeft geen vooroverleg plaatsgevonden omdat er geen rijks- en provinciale belangen in het geding zijn.

9.3 Inspraak

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. De bewoners van het plangebied zijn per brief (wijkinfo) op de hoogte gesteld van de actualisatie van dit bestemmingsplan. Zij zijn gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen met betrekking tot het plan. Het plan is daarvoor beschikbaar gesteld via de gemeentelijke website. De bewoners hebben geen informatie opgrveaagd. Er is geen reactie ontvangen.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 28 december 2017 tot en met woensdag 7 februari 2018 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 27 december 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Tijdens de periode van de terinzagelegging zijn geen zineswijzen ingediend.