direct naar inhoud van Regels
Plan: Cingelshouck- Augustinianum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80143-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Cingelshouck- Augustinianum met identificatienummer NL.IMRO.0772.80143-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is .

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen alsmede een kapper.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is;

1.11 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van ter visie legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwhoogte

onder bouwhoogte wordt verstaan:

  • de hoogte van gebouwen, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, lichtkappen en ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals schoorstenen, masten en delen van ventilatie-intallaties, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat)peil;
  • de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gemeten uit het hoogste punt boven het (straat)peil.
1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 dak

iedere boven beëindiging van een gebouw.

1.25 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.

1.26 dove gevel

een gevel die voldoet aan de voorwaarden uit artikel 1b vijfde lid van de Wet geluidhinder.

1.27 eengezinswoningen

als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneen gebouwde woningen, zoals twee-onder-één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.30 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.31 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting

een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.33 gevaarlijke stoffen


gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.34 goothoogte

hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het maximaal toegestane bouwvolume.

1.35 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.36 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.38 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.39 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.40 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, openbaar bestuur en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie. Eén en ander met uitzondering van kinderdagverblijven, sociaal-medische voorzieningen en medische voorzieningen zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 parkeernormen

de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeernormen behorende bij deze regels;

1.44 Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.45 risicovolle inrichting
  • a. alle Bevi inrichtingen, artikel 2 Bevi en alle Revi inrichtingen artikel 1b Revi;
  • b. alle inrichtingen die vallen onder de bijlage I van de regeling provinciale risicokaart of onder het registratiebesluit externe veiligheid;
  • c. alle inrichtingen met toxische gassen;
  • d. inrichtingen met meer dan 1 m3 brandbaar gas in een insluitsysteem.
1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.47 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.48 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.49 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze indcidenteel of structureel droogvallen.

1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).

1.51 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.52 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.53 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.54 woongebouw

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van een bouwwerk (in %) in verhouding tot de oppervlakte van het bouwvlak.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte van een bouwvlak:

tussen de harten van de grenzen van een bouwwerk.

2.8 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:

Het gedeelte van het bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

2.9 buitenwerks gevelvlak van een gebouw of bijbehorend bouwwerk:

Het gedeelte van het gebouw of bijbehorend bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

2.10 de afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelscheiding van het bouwperceel.

2.11 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen .

2.12 peil (straatpeil)

hieronder wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
2.13 minimum/maximum bebouwingspercentage:

het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden.

Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.

2.14 bruto vloeroppervlak van een gebouw (b.v.o.):

de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimten van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten.

2.15 verkoopvloeroppervlak van een gebouw (v.v.o.):

de totale overdekte vloeroppervlakte die voor het publiek geheel of grotendeels toegankelijk is, bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop en uitstalling van goederen.

2.16 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. pleinen en (evenementen)terreinen ten dienste van de aangrenzende maatschappelijke bestemming;
  • d. fietsenstalling ten dienste van de aangrenzende maatschappelijke bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling';
  • e. paden en bruggen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. waterretentie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';
  • j. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende

  • k. verhardingen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum goothoogte van 3 m, een maximum nokhoogte van 4 m en een maximum oppervlakte van 15 m2.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeven van:

  • a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vereiste omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden aangeduid als 'waardevolle boom' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het kappen en rooien van de waardevolle boom;
  • het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  • het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  • het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • het aanleggen van verharde of halfverharde wegen en paden.

3.4.2 Uitzondering vergunningvereiste

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • het normale onderhoud en/of beheer van het openbaar groen betreffen;
  • waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanlegvergunning of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
  • welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

3.4.3 Criteria verlening vergunning

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • door de genoemde werken en werkzaamheden geen risico's ontstaan op aantasting van de waardevolle boom;
  • er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • b. horecavoorzieningen, voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening(en);
  • c. parkeervoorzieningen en stalling van fietsen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sportvoorzieningen (waaronder een tribune) en speelvoorzieningen, voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening(en);
  • f. paden;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. geluidbeperkende voorzieningen;
  • k. leidingen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van aanduiding 'gevellijn' dient het gebouw in de gevellijn geplaatst te worden;
  • c. de maximum bouwhoogte binnen het 'bouwvlak' is weergegeven op de verbeelding;
  • d. voor het aantal parkeerplaatsen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 3.

4.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum goot- en nokhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, is de maximum bouwhoogte 7 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover het betreft geluidbeperkende voorzieningen langs de Dirk Boutslaan, eventueel in combinatie met speel- en sportvoorzieningen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken maximale bouwhoogte gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 4.2.1 onder c genoemde maximum bouwhoogte voor gebouwen tot een maximum bouwhoogte van 17 meter, mits het woon- en leefklimaat voor de omgeving en het architectonische concept van het gebouw hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.2 Afwijken maximale bouwhoogte lichtmasten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 4.2.3 onder b genoemde maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken tot een maximum bouwhoogte van 10 meter voor lichtmasten ten behoeve van sportvoorzieningen, voor zover ten dienste van maatschappelijke voorzieningen, mits het woon- en leefklimaat voor de omgeving hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de in de waterparagraaf opgenomen compenserende waterberging van 950 m3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' binnen de bestemming 'Groen'.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt in overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van onder a opgenomen waterberging van 950 m3.

Artikel 5 Gemengd - uit te werken

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep tot een maximum vloeroppervlak van 50 m² als ondergeschikte nevenfunctie bij het wonen, in de vorm van vrijstaande, half vrijstaande en aaneengesloten woningen met eventuele daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bedrijfsdoeleinden in de categorie A zoals genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging' die als Bijlage 1 onderdeel uitmaakt van de regels, of voor zover het bedrijfsactiviteiten betreft die niet in deze lijst zijn opgenomen maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als genoemd in deze lijst, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, zelfstandige kantoren en detailhandel;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. geluidbeperkende voorzieningen;
  • l. leidingen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 omschreven bestemmingen uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Bij de inrichting van het gebied dient rekening gehouden te worden met de (stedenbouwkundige) uitgangspunten en voorwaarden uit het Document 'Augustinianum - stedenbouwkundig ontwerp (VOSP)'. Het VOSP maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels;
  • b. Grondgebonden woningen en maatschappelijke doeleinden zijn toegestaan;
  • c. Maximaal 25 % van de woningen mag uitgevoerd worden als woon-werkwoningen, waarbij het bruto vloeroppervlak aan bedrijvigheid van alle woon-werkwoningen tezamen niet meer mag bedragen dan maximaal 750 m2;
  • d. De bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 3 bouwlagen plus een eventuele dakverdieping. De goothoogte van de woningen bedraagt maximaal 10 meter;
  • e. De bouwhoogte van overige bebouwing, zoals bedrijfspanden en maatschappelijke gebouwen, bedraagt maximaal 7 meter. Overschrijding van de bouwhoogte van bedrijven tot maximaal 10 meter bouwhoogte is uitsluitend toegestaan, voor zover deze hoogte nodig blijkt ter vermindering van geluidshinder tot het niveau van de toegestane grenswaarden;
  • f. Het totale bruto vloeroppervlak voor maatschappelijke doeleinden bedraagt maximaal 500 m2;
  • g. De bebouwingsdichtheid bedraagt circa 25 tot 35 woningen per hectare;
  • h. De afstand tussen het bouwvlak van de bestemming 'Maatschappelijk' en de te realiseren woningen bedraagt ten minste 18 meter;
  • i. Voor het behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte zal het bouwvolume aan maatschappelijke doeleinden gecompenseerd worden door een evenredige vermindering van het bouwvolume aan woningen;
  • j. De consequenties van de voorgenomen ontwikkeling voor zowel de riolering als de waterhuishouding dienen inzichtelijk gemaakt te worden;
  • k. Het gebruik conform de bestemming 'Gemengd - uit te werken' is alleen toegestaan, indien de in de waterparagraaf opgenomen compenserende waterberging van 950 m3 wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • l. De parkeerbehoefte dient gebaseerd te worden op de geldende parkeernormen zoals opgenomen in Parkeernormen van de regels;
  • m. Wegverkeerslawaai:

Het oprichten van woningen en andere geluidsgevoelige functies is slechts toegestaan, als:

    • 1. De berekende maximale geluidbelasting op de gevels voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel aan de vastgestelde hogere grenswaarden;
    • 2. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geldt de verplichting dat hogere grenswaarden verleend moeten zijn voordat het uitwerkingsplan wordt vastgesteld. Bij een geluidsbelasting op de gevels hoger dan 53 dB moeten woningen een geluidluwe zijde hebben;
  • n. Industrielawaai:

Het oprichten van woningen en andere geluidsgevoelige functies is slechts toegestaan, als in het uitwerkingsplan een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen voor de aanleg van de volgende geluidbeperkende voorzieningen:

    • 1. De aanleg van een geluidbeperkende L-vormige voorziening (deels langs de Dirk Boutslaan en deels loodrecht op deze weg);
    • 2. Het plaatsen van een geluidscherm langs het sportterrein;
    • 3. De voorwaardelijke verplichting moet waarborgen dat pas na de realisatie en instandhouding van deze geluidbeperkende voorzieningen de woningen en andere geluidgevoelige functies ontwikkeld kunnen worden. Voor een indicatie van de situering, afmetingen en materiaalkeuze van de genoemde geluidbeperkende voorzieningen wordt verwezen naar het akoestische onderzoek industrielawaai, dat als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van de toelichting van dit bestemmingsplan;
    • 4. De berekende maximale geluidsbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
  • o. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-uit te werken-1' gelden de volgende regels
    • 1. Zelfstandige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-uit te werken-1' ;
    • 2. Het totale bruto vloeroppervlak voor bedrijfsdoeleinden bedraagt maximaal 1.000 m2.
    • 3. Per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning dient buiten de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-uit te werken-1' te worden geplaatst;
    • 4. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 7 meter. Er mag een hoekaccent aan de Dirk Boutslaan worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 12,5 meter.
    • 5. De bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 3 bouwlagen plus een eventuele dakverdieping. De goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 10 meter;
    • 6. Er zijn geen maatschappelijke doeleinden toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 geluidzone - industrie
  • a. Binnen de op de verbeelding aangegeven 'geluidzone - industrie' zijn ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' uitsluitend geluidgevoelige functies toegestaan, als:
    • 1. de berekende maximale geluidsbelasting op de gevel(s) voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB (A) voor industrielawaai, of;
    • 2. een hogere grenswaarde is verleend, indien de voorkeursgrenswaarde op de gevel(s) wordt overschreden.
  • b. Binnen de op de verbeelding aangegeven 'geluidzone - industrie' zijn ter plaatse van de bestemming 'Gemengd - uit te werken' uitsluitend geluidgevoelige functies toegestaan, als:
    • 1. in het uitwerkingsplan een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen voor de aanleg van de volgende geluidbeperkende voorzieningen:
      • de aanleg van een geluidbeperkende L-vormige voorziening (deels langs de Dirk Boutslaan en deels loodrecht op deze weg);
      • het plaatsen van een geluidscherm langs het sportterrein.

De voorwaardelijke verplichting moet waarborgen dat pas na de realisatie en instandhouding van deze geluidbeperkende voorzieningen de woningen en andere geluidgevoelige functies ontwikkeld kunnen worden. Voor een indicatie van de situering, afmetingen en materiaalkeuze van de genoemde geluidbeperkende voorzieningen wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek naar industrielawaai, dat als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van de toelichting van dit bestemmingsplan.

    • 1. de berekende maximale geluidsbelasting op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB (A).

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met niet meer dan 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 20 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
  • f. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie tot een maximum van 100 m2 (bvo) en een maximum bouwhoogte van 5 m., het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeereis

Indien bij de afgifte van een omgevingsvergunning de omvang of de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat bouwwerk dan wel op het bij het bouwwerk horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte van het bouwwerk en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door het bevoegd gezag, conform de Parkeernormen (Bijlage 3) bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.

10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Cingelshouck- Augustinianum.