direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stratum binnen de Ring II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80097-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de in de Wet ruimtelijke ordening verankerde plicht tot actualisatie van bestemmingsplannen. In 2003 is gestart met de inhaalslag actualisatie bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied van Eindhoven. Inmiddels is een groot gedeelte van het stedelijk gebied belegd met geactualiseerde bestemmingsplannen. Het gedeelte van het centrumgebied, de wijk Oud Stratum, behoeft thans ook te worden geactualiseerd. Met deze actualisatie wordt mede uitvoering gegeven aan de reparatie van het vigerend bestemmingsplan Eindhoven binnen de ring. In enkele rechterlijke uitspraken is over de toepassing van dit bestemmingsplan en andere vergelijkbare bestemmingsplannen van de gemeente Eindhoven geconcludeerd dat deze plannen onvoldoende mogelijkheden bieden om mee te kunnen werken aan gewenste ontwikkelingen en om op te kunnen treden aan ongewenste ontwikkelingen.

Op grond van de wet dient om de tien jaar het bestemmingsplan opnieuw te worden vastgesteld teneinde te kunnen voldoen aan de actualisatieplicht. Het bestemmingsplan "Stratum binnen de Ring II" is het resultaat van de actualisatie. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Het plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het centrum van het stedelijk gebied van Eindhoven en betreft de wijk Oud Stratum in het noordelijk gebied van het stadsdeel Stratum dat binnen de Ring ligt. De wijk Oud Stratum bestaat uit de buurten Elzent Noord, Rochusbuurt en Iriswijk. Van de Iriswijk zijn uitgezonderd:
- het (industrie)gebied ten noorden van de Lucas Gasselstraat en de Breitnerstraat en ten oosten van de scholengemeenschap Augustinianum;
- het terrein van de scholengemeenschap Augustinianum;
- het terrein "de Iristuinen" op de hoek van de Breitnerstraat en Stuiverstraat.
Voor elk van deze gebieden is een bestemmingslan in procedure.

Het plangebied is als volgt begrensd:

  • in het noorden door de Wal, Bilderdijklaan, Geldropseweg, Vestdijk en rivier de Dommel (t.h.v. de Bleekstraat en Nachtegaallaan)
  • in het oosten door t Havenhoofd, Eindhovens kanaal, Tongelresestraat, Kanaaldijk Zuid, Breitnertstraat, Lucas Gasselstraat en de grens van het perceel van scholengemeenschap Augustinianum
  • in het zuiden door de Geldropseweg, St. Jorislaan en de Dr. Schaepmanlaan
  • rivier De Dommel vormt de begrenzing van het plangebied in het westen

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0001.jpg"

1.3 Voorgaande plannen

De volgende bestemmingsplannen worden gedeeltelijk door het bestemmingsplan "Stratum binnen de Ring II" vervangen:

  • Eindhoven binnen de Ring vastgesteld door de gemeenteraad op 22 oktober 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 1 juni 1999;
  • Eindhoven binnen de Ring, herziening voorschriften, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 februari 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 28 april 2000;
  • Eindhoven binnen de Ring, gedeeltelijke herziening, vastgesteld door de gemeenteraad op 13 november 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 16 juni 2001;
  • Eindhoven binnen de Ring, wijziging voorschriften, vastgesteld door de gemeenteraad op 12 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 23 oktober 2001;
  • Prostitutiebedrijven vastgesteld door de gemeenteraad op 12 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 23 oktober 2001;

Binnen de contouren van het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen gesitueerd die onlangs in werking zijn getreden:

  • II Eindhoven binnen de Ring (Geldropseweg 2f) vastgesteld door de gemeenteraad op 6 september 2011. Dit plan heeft betrekking op de herontwikkeling van de bedrijfsbebouwing van Frencken aan de Geldropseweg. In de plintlaag komt een commerciële functie (showroom en winkelruimte) en op de verdiepingen komt een woonfunctie (15 appartementen);
  • IX Eindhoven binnen de Ring (Tongelresestraat 32) vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2012. Dit plan heeft betrekking op de herontwikkeling van het perceel aan de Tongelresestraat 32, waar voorheen slijterij 't Drankurgel wasgevestigd. Het ontwikkelingsplan voorziet in de realisatie van 20 appartementen en 20 grondgebonden woningen.

De ontwikkelingen die met deze bestemmingsplannen worden mogelijk gemaakt zijn nog niet in uitvoering. Met het bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II worden beide plannen vervangen echter met dien verstande dat de planregels en verbeelding waarmee de ontwikkeling worden mogelijk gemaakt, geheel zijn overgenomen en ingepast. Voor de onderbouwing van deze ontwikkelingen dienen de toelichting van beide plannen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.

Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Historisch perspectief

Het plangebied behoorde tot 1920 bij de gemeente Stratum.
Het historisch landschap was een gebied met natte beekdalen en hoge en droge dekzandruggen. Het gebied bevindt zich grotendeels in het beekdal van de Dommel.
Tot in de Volle Middeleeuwen (circa 1200 jaar na Christus) waren de hoger gelegen dekzandruggen de meest gunstige plaats voor bewoning. Vanaf de Late Middeleeuwen en vooral vanaf de Nieuwe Tijd werden de hogere zandgronden gecultiveerd en vervolgens de nattere beekdalgronden, waardoor deze geschikt werden voor graslanden en akkerbouw. De ontginningen in de beekdalen zijn in de verkaveling op de kadastrale kaart van 1832 te zien. De Dommel had toen nog grotendeels zijn natuurlijke vorm, met uitzondering van het gebied in en nabij het centrum van Eindhoven.
De centrale as in het gebied is de Stratumsedijk, de uitvalsweg van de binnenstad naar Stratum en verder naar het zuiden. De weg komt al voor op de oudste kaart van Eindhoven, getekend door Jacob van Deventer omstreeks 1560, en is waarschijnlijk onderdeel van een oude middeleeuwse route. In de 19de eeuw vormde de Stratumsedijk, toen kortweg Dijk genoemd, onderdeel van de in 1818 voltooide straatweg van 's-Hertogenbosch naar Luik. Aan deze uitvalsweg verrezen in de 19de eeuw kapitale herenhuizen van vermogende burgers.
Later in de 19e eeuw werd de wegenstructuur verder verbeterd door de aanleg van een nieuwe weg naar Geldrop in 1852 en de Tongelresestraat in 1870. Buiten de Stratumsedijk en de dorpskern kende Stratum tot ver in de 19de eeuw voornamelijk een agrarisch grondgebruik.

De Rochusbuurt tussen de Geldropseweg en de St. Jorislaan ontstond uit de geleidelijke groei en verdichting van de oude dorpskern van Stratum rond de St. Joriskerk. De verstedelijking in de Rochusbuurt vonden pas plaats vanaf de twintiger jaren van de vorige eeuw.
Het gebied ten noordoosten van de Stratumsedijk (nu de Irisbuurt) maakte vanaf de 19de eeuw een ontwikkeling door die vooral bepaald werd door de industrialisatie. Aanvankelijk waren het vooral textielondernemingen die zich vestigden aan de Dommeloever, maar vooral na de voltooiing van het Eindhovensch Kanaal in 1846 kwamen er aan de Kanaaldijk en aan de Tongelresestraat naast textielfabrieken tal van andere bedrijven zoals de houtindustrie en sigarenfabrieken. De meeste industrie verdween hier in het laatste kwart van de twintigste eeuw, na de sluiting van het Eindhovensch kanaal in 1974.

Na de annexatie van Stratum bij Eindhoven in 1920 werd een planmatige stadsuitbreiding mogelijk. Het eerste uitbreidingsplan van Groot-Eindhoven van J. Cuypers en L.J.P. Kooken verscheen in 1918 en werd later uitgewerkt door de directeur gemeentewerken G.C. Kools. Dit plan ging uit van een scheiding van functies en een ordening naar klassen, waarbij aan Stratum vooral een woonfunctie werd toegekend. Als onderdeel daarvan ontstond het villapark Den Elzent, dat voorzag in de toenemende huisvestingsbehoefte van hoger opgeleiden. Volgens de ideeën over tuinwijken werd het wonen hier in een groene omgeving gerealiseerd.

Na 1920 werd ook gewerkt aan de totstandkoming van een binnenring om de infrastructuur van het centrum te verbeteren. Als onderdeel daarvan werd nog vóór 1930 de Hertogstraat aangelegd. Het zou echter nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat in 1953 de Vestdijk werd doorgetrokken met een verkeersbrug over de Dommel. Kort daarna werd met de P.C. Hooftlaan de binnenring in 1954 voltooid

2.2 Stedenbouwkundige structuur

Tot het centrumgebied van Eindhoven wordt gerekend het gebied dat wordt omsloten door de Ring. Daarbinnen ligt ook het plangebied van het bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II dat in de visie Centrumgebied Eindhoven is aangeduid als de zuidelijke binnenstadsrandzone (het gebied ten zuiden van de Dommel met uitzondering van het gebied dat wordt begrensd door de Geldropseweg/ Bilderdijklaan/Vestdijk en Wal. .

Voor het overgrote deel ligt het plangebied binnen de wijk Oud-Stratum van het stadsdeel Stratum en omvat de buurten Elzent Noord, Rochusbuurt Irisbuurt. Een klein deel van het plangebied dat wordt omsloten door de P Czn Hooftlaan, Hertogstraat, Geldropseweg en Bilderdijklaan behoort echter tot de wijk Centrum.

Het plangebied is een gevarieerd gebied met de nadruk op de woonfunctie. Aan de Geldropseweg, Bilderdijklaan, Vestdijk en Stratumsedijk is daarnaast een menging van verschillende functies te vinden.

Verkeersstructuur

De hoofdwegenstructuur in het gebied bestaat uit de Vestdijk, Hertogstraat, P Czn Hooftlaan, Bilderdijklaan, Geldropseweg en het gedeelte van de Stratumsedijk ten zuiden van de kruising met de Hertogstraat en de P Czn Hooftlaan.

Daarnaast zijn de Bleekstraat, Tongelresestraat, Sint Jorislaan, Elzentlaan en de Dr Schaepmanlaan belangrijke wegen op wijkniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0002.jpg"

Groen en water

Het plangebied wordt aan de westzijde geflankeerd door de Dommel, een van de belangrijkste (groen)structuren van de stad. Verder liggen er verspreid door het gebied enkele groene verblijfsruimtes zoals aan de Adolf van Cortenbachstraat en aan de Van Wassenhovenstraat in de Irisbuurt en aan de Hoefkestraat in de Rochusbuurt

Daarnaast is de laanbeplanting een belangrijk onderdeel van de groenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0003.jpg"

De buurten

Binnen het plangebied liggen de buurten Elzent-Noord en de Rochusbuurt. Daarnaast het grootste deel van de Irisbuurt en een klein gedeelte Binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0004.jpg"

Elzent-Noord

Het gebied Den Elzent is opgedeeld in Elzent Zuid en Elzent Noord. De Dr. Schaepmanlaan vormt de scheidingdslijn in deze tweedeling. De buurt Elzent noord wordt begrensd door de PC Hooftlaan, Stratumsedijk,Elzent-, Dr Schaepmanlaan en de Dommel. Dit noordelijk gedeelte van het gebied Elzent sluit aan bij het centrumkerngebied en wordt grotendeels in beslag genomen door woonbebouwing. Elzent is een van de meest prestigieuze wijken in Eindhoven. Het is een villawijk dat rijk is omgeven door het groen van de grote tuinen bij de vele villa's en de van de oevers van de Dommel. De ruim opgezette villawijk bestaat uit deels gebogen straten met een parkaanleg langs de Dommel. De wijk is onderdeel van het Uitbreidingsplan (1918) van J. Cuypers en L.J.P.Kooken, die het villapark ontwierp. De Elzentlaan vormt een belangrijke verkeersader waar de andere wegen in de villawijk op uitkomen.
Den Elzent Noord is hoofdzakelijk een woonbuurt met zeer gevarieerde bebouwing die bestaat uit veelal vrijstaande villa's en groepen van twee of drie grote woningen met kap. In de loop der tijd is een verzakelijking van de buurt in de vorm van kantoor c.q. beroepsuitoefening aan huis merkbaar. In de oostelijke rand van het gebied Elzent noord zijn de zakelijke en maatschappelijke functies gesitueerd. Vele maatschappelijke en kantoorfuncties zijn de laatste jaren omgezet in woonfuncties. In deze rand is voorzien in middelhoge bebouwing.
De buurt telt 794 inwoners (1-1-2011) en heeft een oppervlakte van 21 ha.

Rochusbuurt

De Rochusbuurt is het woongebied gelegen tussen de Geldropseweg, St. Jorislaan en de Hertogstraat. De buurt betreft een gedeelte van de vroegere dorpskern van Stratum dat tot 1920 een zelfstandige gemeente was.

Sommige straten in deze buurt tellen nog een aantal woningen met één bouwlaag. Door deze kleinschaligheid heeft de buurt gedeeltelijk nog een dorps karakter. Omstreeks 1920 is in de relatief hogere bebouwing een toenemende verstedelijking merkbaar. Ondanks een gewijzigd bebouwingsbeeld is de historische structuur nog herkenbaar in het wegenpatroon en in de gevarieerde kleinschalige bebouwing.
De buurt telt 1350 inwoners (1-1-2010) en heeft een oppervlakte van 15 ha.

Irisbuurt

De Irisbuurt ligt ten zuidoosten van de binnenstad, binnen de ring en wordt begrensd door Bleekstraat, de Kanaaldijk Zuid, de Hugo van der Goeslaan, de Geldropseweg en Vestdijk Deze wegen vormen belangrijke verkeersaders voor het gebied.

Het gedeelte van de Irisbuurt dat binnen het plangebied ligt is overwegend een woonbuurt, waarbij de bebouwing (m.u.v. de bebouwing aan de hoofdwegenstructuur en het Eindhovensch Kanaal) voor het grootste deel bestaat uit grondgebonden woningen.

Ten noordwesten van de Tongelresestraat ligt het oudste deel van de Irisbuurt. Dit ontstond na de aanleg van de Eindhovensch Kanaal in 1846 rond het Havenhoofd en langs de Tongelresestraat. Het bebouwingsbeeld is gevarieerd en heeft deels nog het oude, industriële karakter, waarbij de oorspronkelijke bebouwing overwegend kleinschalig is. Voor het overige is de Irisbuurt in grote lijnen vanaf het begin van de 20ste eeuw ontwikkeld vanuit de richting van het stadscentrum en de Geldropseweg.
De Irisbuurt (totaal) telt 1915 inwoners (1-1-2010) en heeft een oppervlakte van 54 ha, waarvan 26 ha. binnen het plangebied.

Binnenstad

Een klein gedeelte van de Binnenstad ligt in het plangebied. Dit gedeelte van het plangebied wordt begrensd door de P.C.Hooft, Bilderdijklaan, Geldropseweg, Hertogstraat. Dit gebied maakt deel uit van het gebied binnen de binnenring. De Stratumsedijk is de centrale as en verdeelt dit gebied in tweëen. Dit is een gemengd gebied met een variatie aan functies, bebouwinghoogten en –vormen.

2.3 Recente ontwikkelingen

2.3.1 Locatie Hoefkestraat (vml Joep Jansenterrein)

Dit project betreft de herontwikkeling van een terrein aan de Geldropseweg. Het terrein wordt omsloten door de Geldropseweg, Hoefkestraat en St. Rochushofje. Het binnenterrein was voorheen bebouwd met bedrijfsruimten. Deze opstallen zijn gesloopt en hiervoor in de plaats komt een invulling met woningen en commerciële ruimten.
Voor deze ontwikkeling is op 3 februari 2009 vrijstelling verleend op grond van artikel 19 lid 2 en artikel 19a WRO. Deze vrijstelling is onherroepelijk en derhalve is sprake van verleende rechten.

In april 2013 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 13 grondgebonden woningen. De verleende vrijstelling maakte het mogelijk om maximaal 98 woningen te realiseren, waarvan 15 grondgebonden woningen en 83 appartementen.

In het kader van dit bestemmingsplan heeft de ontwikkelende partij (Wooninc) verzocht om in plaats van de appartementen 2 extra grondgebonden woningen te mogen realiseren ter plaatse van de entree naar de parkeergarage voor de appartementen. Indien het appartementengebouw vervalt, kan deze entree eveneens komen te vervallen en ontstaat de mogelijkheid om de rij grondgebonden woningen verder door te zetten.
Er is reeds vrijstelling verleend voor het realiseren maximaal 15 grondgebonden woningen.

Gelet op het feit dat het programma afneemt met 83 woningen, 15 grondgebonden woningen reeds toelaatbaar waren in het kader van de verleende vrijstelling en de locatie van de voormalige entree stedenbouwkundig akkoord is, is er voor gekozen om in dit bestemmingsplan het bouwvlak ten behoeve van de woningen ook te leggen op de gronden, waar eerder de entree naar het appartementengebouw zou komen.

In het bestemmingsplan zullen deze woningen rechtstreeks worden opgenomen op de verbeelding. De mogelijkheid tot het bouwen van appartementen is komen te vervallen in dit bestemmingsplan. Ter plaatse waar geparkeerd gaat worden en een hofje komt, is de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden opgenomen.

2.3.2 Locatie Sint Jorislaan (vml Blauwververij)

Dit project betreft de herontwikkeling van het terrein van de voormalige Blauwververij aan de St. Jorislaan en het aangrenzende terrein aan de Romerohof. Het project beoogt door middel van woningbouw het voorheen besloten gebied onderdeel te maken van de Rochusbuurt.
Voor deze ontwikkeling is op 3 februari 2009 vrijstelling verleend op grond van artikel 19 lid 2 en artikel 19a WRO. Deze vrijstelling is onherroepelijk en derhalve is sprake van verleende rechten. De verleende vrijstelling maakt in totaal 68 woningen mogelijk. Er blijven 24 bestaande woningen gehandhaafd. Er worden 40 nieuwe woningen gebouwd en de voormalige blauwververij wordt verbouwd tot 4 atelierwoningen. De verbouw van de voormalige blauwververij is reeds uitgevoerd en dit gedeelte van de locatie is ook als zodanig bestemd.

De verkoop van de beoogde appartementen in dit plangebied valt tegen. De ontwikkelende partij, Wooninc, is aan het onderzoeken of het mogelijk is een plan te ontwikkelen met grondgebonden woningen. Hierdoor wijzigt de stedenbouwkundige opzet.

Het woningbouwprogramma zal bij een invulling met grondgebonden woningen afnemen. De verleende vrijstelling bevat het kader dat rechtskracht heeft en waarvan is vast komen te staan dat op deze locatie woningbouw haalbaar en uitvoerbaar is.

Bij het bestemmen van deze locatie is gekeken op welke wijze de rechten van de verleende vrijstelling gehandhaafd blijven, maar waarbij ook de mogelijkheid van een ander stedenbouwkundig plan niet is uitgesloten.

Dit kan door een uit te werken bestemming op te nemen. Deze bestemming bevat een bouwverbod. Op het moment dat er een stedenbouwkundig plan is dat voldoet aan de voorwaarden in de uitwerking en dat akkoord is, kan via de zogenaamde binnenplanse anticipatieprocedure het bouwverbod worden opgeheven. Dan kan een reguliere omgevingsvergunning worden verleend.
De voorwaarden in de uitwerkingsbevoegdheid hebben betrekking op het maximum aantal woningen, voldoende parkeren, bebouwingspercentage, hoogte bebouwing, voldoende waterberging e.d Deze voorwaarden zullen zoveel mogelijk aansluiten bij de verleende vrijstelling.

2.3.3 Locatie Havensingel, Havenstraat, Kanaaldijk (Havenkwartier)

Dit project betreft de herontwikkeling van het voormalig Tapijtcentrum op de hoek Havensingel, Havenstraat en Kanaaldijk. Op 16 oktober 2008 is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van woningen en kantoorruimten. Vervolgens is een verzoek ontvangen om deze vergunning te wijzigen. Op 6 mei 2009 is een vergunning verleend voor het bouwen van woningen en kantoorruimten met betrekking tot het splitsen van 7 woningen in onder- en bovenwoningen. Op 31 januari 2011 is opnieuw een gewijzigd plan ingediend.
In dit actualiseringsplan is het terrein opgenomen als wonen onbebouwd. Mochten er nieuwe plannen ontwikkeld worden dan zal daarvoor een aparte planologische procedure worden ingezet.

2.3.4 Ontwikkelingen Geldropseweg 2f en Tongelresestraat 32

Binnen het plangebied zijn er nog twee lokaties waar is voorzien in nieuwe ontwikkelingen.

Voor het perceel van Frencken aan de Geldropseweg 2f is voorzien in een plan voor de ontwikkeling van een gebouw met in de plintlaag een commerciële functie (showroom en winkelruimte) en op de verdiepingen een woonfunctie (15 appartementen). Voor deze ontwikkeling is het bestemmingsplan II Eindhoven binnen de Ring (Geldropseweg 2f) vastgesteld door de gemeenteraad op 6 september 2011 en inmiddels onherroepelijk geworden.

Voor het perceel aan de Tongelresestraat 32 waar destijds slijterij 't Drankurgel was gevestigd is voorzien in een plan voor de realisatie van 20 appartementen en 20 grondgebonden woningen. Voor deze ontwikkeling is het bestemmingsplan IX Eindhoven binnen de Ring (Tongelresestraat 32) vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2012 dat inmiddels onherroepelijk is geworden.

Voor beide ontwikkelingen is weliswaar voorzien in een juridische basis doch van uitvoering van de plannen is nog geen sprake. Conform het uitgangspunt bij de actualisatie van bestemmingsplannen dienen vastgesteld beleid en ontwikkelingen waarover bestuurlijk besluitvorming heeft plaatsgevonden te worden meegenomen bij het maken van actualisatieplannen. Gelet hierop zijn de plannen voor deze twee ontwikkelingen in het bestemmingsplan Stratum binnen de ring II geheel ingepast. De onherroepelijke besluiten hogere waarden Wet Geluidhinder voor deze plannen zijn als bijlage bij de bestemming Gemengd-4 en bestemming Wonen-3 in de planregels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveau's. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1). De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech, systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

3.2.2 Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale

belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder van duurzame verstedelijking wordt in 2012 opgenomen in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder van duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten (kantoorlocatie, woningbouwlocaties) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:

  • 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
  • 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte, die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op ontheffingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.

De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, zijn neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. Deze wijziging zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.

De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2.4 Nota Luchtvaart (2009)

De visie, verwoord in de Luchtvaartnota, is gericht op het verder ontwikkelen van een concurrerende en duurzame luchtvaart en luchthavens voor een sterke Nederlandse economie. Een optimale internationale bereikbaarheid door de lucht is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De ambitie is om de verbindingsplaats in Europa te zijn waar nationale en internationale bedrijven hun mondiale ambities kunnen realiseren. Hoewel de afspraken voor de lange termijn voor de planhorizon van dit plan minder relevant zijn, zijn de geformuleerde uitgangspunten wel van belang voor de gemeente Eindhoven.

Ten aanzien van de luchthaven Eindhoven gelden de volgende uitgangspunten:

  • de status van de luchthaven als militaire luchthaven blijft onveranderd;
  • voor de ontwikkeling van Schiphol op middellange termijn zal Eindhoven 35.000 vliegtuigbewegingen extra accommoderen. Deze afspraken over het accommoderen van extra vliegtuigbewegingen worden in een luchthavenbesluit vastgelegd;
  • de uitbreiding van het civiele medegebruik mag niet ten koste gaan van de Nederlandse militaire functies op de luchthaven;
  • de ontwikkeling dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de groene innovatieve ambitie van de regio en Brainport-doelen.

Het bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II raakt niet de uitgangspunten van de Nota Luchtvaart.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin wordt geconstateerd dat dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij belangrijke kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter-)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).

Eindhoven wordt in relatie gebracht met het stedelijk netwerk BrabantStad samen met Breda, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken, met name met het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het Ruhrgebied en Maastricht- Heerlen-Aken-Luik. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.

Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond dat is aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0005.png" Figuur: Visiekaart (Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant, 2011)

3.3.2 Deelstructuurvisie Brainport Oost

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Voor Eindhoven is daarvoor de deelstructuurvisie Brainport Oost van belang. Het oostelijk deel van de Brainportregio is het gebied ten oosten van Eindhoven, tot en met Helmond en Veghel. De betrokken twaalf gemeenten zijn Eindhoven, Helmond, Son en Breugel, Nuenen, Geldrop-Mierlo, Laarbeek, Sint-Oedenrode, Veghel, Asten, Someren, Deurne en Gemert-Bakel.

Brainport Oost is een gebied met een combinatie van steden en dorpen. De natuur en recreatie spelen een belangrijke rol. Daarnaast kent de regio een grote bedrijvigheid met een innovatief karakter. Het gebied behoort tot de Europese top van (industriële) kennis- en innovatieregio's.
Om de regio bereikbaar, leefbaar en economisch aantrekkelijk te houden is Brainport Oost een van de negen gebieden in Brabant waarin de provincie samen met haar partners investeert.

3.3.3 Verordening ruimte

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.

De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Het onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en het plangebied is gelegen in de kernrandzone van het centrum van Eindhoven en gedeeltelijk in de Dommelzone. Derhalve zijn voornamelijk de punten 'stedelijke ontwikkelingen' en 'natuurgebieden en andere gebieden met waarden' van belang voor het plangebied. Deze onderwerpen komen terug op respectievelijk de kaartlagen 'Stedelijke ontwikkeling' en 'Natuur en landschap'. Voor het plangebied is voornamelijk deze laatste kaartlaag van belang, gezien de aanwezigheid van de Dommel en klein deel van het Eindhovens kanaal (Kanaalzone) binnen het plangebied. De Dommelzone en Kanaalzone zijn namelijk beide aangewezen als twee typen zoekgebieden, te weten een 'zoekgebied voor een ecologische zone' en het 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'. Over het onderwerp 'ruimtelijke kwaliteit' kan kort gezegd worden dat deze niet in het geding komt, omdat er geen ontwikkelingen in het plangebied voorzien zijn.

Kaartlaag 'Stedelijke ontwikkeling – Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'

Op kaartlaag 1 is het plangebied aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied'. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden, voordat men mag kijken naar de speciaal aangeduide zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de stedelijke concentratiegebieden is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie zo veel mogelijk overgenomen, waardoor dergelijke ontwikkelingen niet voorzien zijn. Derhalve is een verantwoording zoals hierboven benoemd is, niet noodzakelijk in de toelichting bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0006.jpg" Figuur: Kaartlaag 'Stedelijke ontwikkeling - Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied' (Verordening ruimte Noord-Brabant, 2011)

Kaartlaag 'Natuur en landschap - Zoekgebied ecologische verbindingszone'

Een ecologische verbindingszone is een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd. In de Verordening ruimte is opgenomen dat indien een plangebied binnen een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone is gelegen, het bestemmingsplan hiervoor zodoende is opgesteld dat deze voorziet in de verwezenlijking, het behoud en beheer van een dergelijke zone. Daartoe dienen in het bestemmingsplan beperkingen aan stedelijke en recreatieve ontwikkelingen gesteld te worden, indien dit nodig is om te voorkomen dat de zone minder geschikt wordt voor de realisering, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone. Hiermee samenhangend dienen in het bestemmingsplan regels opgenomen te worden met betrekking tot het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² (geen bouwwerk zijnde) binnen dit zoekgebied.

Een zoekgebied voor een ecologische zone heeft, indien deze binnen bestaand stedelijk gebied gelegen is, een breedte van ten minste vijftig meter. De daadwerkelijke breedte van de al dan niet gerealiseerde ecologische verbindingszone mag op sommige plaatsen smaller zijn dan de voorgeschreven breedte, op voorwaarde dat het te kort geschoten deel van de beschermingszone middels een ander beschermingsregime is vastgelegd. Dit regime moet echter wel gericht zijn op het behoud en beheer van de ecologische zone.

Binnen het voorliggend bestemmingsplan is de ecologische verbindingszone zoveel mogelijk beschermd in de regels en op de verbeelding. Het conserverende plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van de Verordening ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0007.jpg"

Figuur: Kaartlaag 'Natuur en landschap - Zoekgebied voor ecologische verbindingszone' (Verordening ruimte Noord-Brabant, 2011)

Kaartlaag 'Natuur en landschap - Zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen'

In de Verordening ruimte is een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen als volgt gedefinieerd: "een gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan (PWP) 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen". Dit PWP is op 20 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en heeft de status van een structuurvisie. In dit plan zijn enkele wateronderwerpen genoemd, welke in bestemmingsplannen opgenomen dienen te worden. De provincie tracht dit te bewerkstelligen door middel van het stellen van regels in de Verordening ruimte.

Het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen overlapt voor een groot deel met het zoekgebied voor ecologische verbindingszone. Inhoudelijk komen de beschermingsregimes van beide zoekgebieden dan ook overeen. Zo geldt in beide gevallen dat wanneer het plangebied van een bestemmingsplan gelegen is binnen het zoekgebied, het bestemmingsplan zodoende moet worden opgesteld dat deze voorziet in de verwezenlijking, het behoud en beheer van watersystemen dan wel de ecologische zone.

Zodoende dienen in een dergelijk bestemmingsplan beperkingen te worden gesteld aan stedelijke en recreatieve ontwikkelingen, indien dit nodig is om te voorkomen dat de zone minder geschikt wordt voor de realisering, het behoud en beheer van de zone. Hiermee wordt (nieuw) ruimtebeslag en bebouwing tegengegaan. Daarnaast worden in het bestemmingsplan regels opgenomen met betrekking tot het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² (geen bouwwerk zijnde), waardoor deze werken vergunningsplichtig worden. Het beschermingsregime van het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen is aanvullend hierop voorzien in regels voor het ophogen van gronden en het raadplegen van het waterschap over de aanlegvergunning (thans omgevingsvergunning).

Binnen het voorliggend bestemmingsplan wordt het zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen zoveel mogelijk beschermd in de regels en op de verbeelding. Het conserverende plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van de Verordening ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0008.jpg" Figuur: Kaartlaag 'Natuur en landschap – Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' (Verordening ruimte Noord-Brabant, 2011)

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0009.jpg" Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie grotendeels aangeduid als 'Wonen'. Deze gronden zijn primair bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.

Daarnaast vormt een deel van het gebied, rondom het noordelijke deel van de Stratumsedijk, de uitloop van de binnenstad. Dit deel van het plangebied is op de kaart aangeduid als 'Centrumvoorzieningen'. Hieronder vallen goed bereikbare concentraties van centrumstedelijke voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, dienstverlening, cultuur, welzijn en zorg. Secundair zijn ook wonen en onderwijs toegestaan.

Ten slotte wordt een deel van het plangebied begrensd door het riviertje de Dommel. De naast omgeving van dit riviertje is op de kaart primair aangeduid als 'Natuur'. Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur. Dit groen heeft secundair ook een functie als 'Gebruiksgroen'.

Het plangebied maakt daarnaast deel uit van de in de interimstructuurvisie genoemde strategische investeringszone 'Centrumgebied'. De visie schrijft voor dat het centrum zich verder moet ontwikkelen tot een hoogstedelijk, bruisend en dynamisch hart van de centrumstad Eindhoven. Het centrum moet daarbij als een magneet werken voor investeerders, bewoners, bedrijven, toeristen en (buitenlandse) werknemers. Enkele investeringsprojecten binnen het Centrumgebied, welke tevens binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan vallen, zijn het boven de grond brengen van de Nieuwe Gender en delen van het Dommeldalproject en het HOV-netwerk.

Ook de strategische zones 'Dommelzone' en 'Hoofdinfrastructuur' zijn deels van toepassing op het plangebied. De investeringen binnen de Dommelzone richten zich vooral op groen en water (inclusief de recreatieve functie). In mindere mate wordt ook geïnvesteerd in infrastructuur. Investeringen binnen de zone 'Hoofdinfrastructuur' zijn voornamelijk gericht op infrastructuur en bereikbaarheid. Investeringsprojecten die binnen het plangebied zullen plaatsvinden, hebben bijvoorbeeld betrekking op het HOV-netwerk, het fietsnetwerk en de doorstroming op de ring en binnenring.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0010.jpg" Figuur: Uitvoeringsprogramma: Investeringsprojecten (Interimstructuurvisie Eindhoven, 2009)

Dit bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de Interimstructuurvisie 2009 van de gemeente Eindhoven.

3.4.2 Visie Centrumgebied Eindhoven

De Visie Centrumgebied Eindhoven (2004) is door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld op 26 januari 2004 en gaat in op de versterking van de binnenstad van Eindhoven. Hierbij gelden enkele concrete meetbare doelen:

  • het verhogen van de waardering;
  • het verlengen van de verblijfsduur;
  • het vergroten van het aantal bezoekers.

Daarnaast worden de grenzen van het stadshart verruimd en moeten binnen die grenzen de ruimtelijke ordening en inrichting van de openbare ruimte gericht worden op het bevorderen en faciliteren van een (groot) stedelijke identiteit met als randvoorwaarden: vergroting van de diversiteit; beter gebruik van bestaande faciliteiten; verbinding van nieuwe en bestaande faciliteiten door aantrekkelijke, bij voorkeur groene, wandelroutes; uitbreiding van het groenaanbod; accentuering van pleinen; vergroting van het aanbod van non-commerciële rustplekken en ten slotte de verbetering van de verbinding van het noorden en het zuiden over het spoor. Verder dienen kenmerkende contrasten als uitgangspunt genomen te worden voor de verdere ontwikkeling van het centrum. Hierbij gaat het voornamelijk om de contrasten grootschaligheid naast kleinschaligheid, activiteit naast rust en mondain naast dorps.

Een deel van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op een deelgebied binnen de Visie Centrumgebied Eindhoven (2004), te weten de zuidelijke binnenrandzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0011.jpg" Figuur: Gebiedsindeling Centrumgebied (Visie Centrumgebied Eindhoven, 2004)

Zuidelijke binnenrandzone

Deze zone wordt verder getypeerd als 'rustzone'. Het gebied betreft voornamelijk woongebied. Ten noorden van het gebied stroomt de Dommel, welke recent een metamorfose heeft ondergaan. De aanwezigheid van de Dommel met haar groene karakter, dient nog beter voelbaar gemaakt te worden door onder andere straatgroen in de woongebieden. Hierdoor wordt het karakter als woongebied nog meer versterkt. Specifiek zijn de Paradijslaan, Wal en Vestdijk genoemd als voorbeelden van straten waar het groene karakter van de Dommel de binnenstad in getrokken kan worden. Hoewel het karakter als woongebied versterkt wordt, verdient een zekere menging met kleinschalige economische activiteiten (al dan niet aan huis) echter de voorkeur omdat dit past bij de binnenstadsrandzone. Dit geldt met name voor de radialen Geldropseweg, Stratumsedijk en Tongelresestraat. De ontwikkeling van het Havenhoofd is relevant, waarbij het ook bij de inrichting van het gebied rondom, en dan met name de hoek Kanaaldijk-Zuid/Bleekstraat, belangrijk is om de bijzondere betekenis van deze plek beter te accentueren. Ten slotte verdient de Geldropseweg een kwaliteitsimpuls en is bebouwing op het achterterrein van de hoek Stratumsedijk/Geldropseweg gewenst. Deze bebouwing is overigens inmiddels gerealiseerd.

In de Visie Centrumgebied Eindhoven wordt aangegeven dat de in de jaren tachtig ingezette versterking van de woonfunctie in het centrumgebied van Eindhoven, waaronder het plangebied valt, krachtig wordt doorgezet. De mogelijkheden hiervoor liggen voornamelijk op thans slecht benutte binnenterreinen in de binnenstadsrandzones. Hierbij wordt het in het rijksbeleid gepropageerde intensief en meervoudig ruimtegebruik concreet in de praktijk gebracht. Specificatie naar diverse in de markt te onderscheiden niches, zoals seniorenzorgarrangementen, studentenhuisvesting, grondgebonden stadshuizen, lofts en luxe naast goedkope etagewoningen, staat voorop. Hierdoor ontstaat een gevarieerd binnenstedelijk woonklimaat. Bovendien ontstaat door deze geleidelijke toename van woningen meer draagvlak voor kleinschalige binnenstedelijke voorzieningen en voorzieningen die het wonen ondersteunen, zoals crèches, kinderopvang, een school en (kleinschalige) recreatieve voorzieningen.

Algemeen

In de Visie Centrumgebied wordt aangegeven dat het winkelareaal uitgebreid zal moeten worden, om een groei van het aantal bezoekers te kunnen bewerkstelligen. In eerste instantie wordt deze uitbreiding in de stadskern tot uiting gebracht. Daarnaast wordt detailhandel toegevoegd op zwakkere plekken in de binnenstadsrandzones, teneinde deze plekken te versterken. Aan verruiming van het aanbod aan hotels binnen het plangebied is volgens de visie geen behoefte. Wel is een verruiming van het aanbod aan cultuur en leisure voorzieningen gewenst, teneinde de diversiteit en aantrekkingskracht van de binnenstad te vergroten. Meer van dergelijke voorzieningen, in samenhang met verruimde openingstijden van onder andere deze voorzieningen, horeca en parkeerfaciliteiten, kan Eindhoven ook in de avonduren op de kaart zetten als 'avondstad'. Daarnaast is een centraal punt binnen de visie het tonen van respect voor de cultuurhistorische ondergrond en met betrekking tot aanwezige oude bebouwing het principe 'niet slopen, tenzij'. Voor het plangebied is dit punt van groot belang, zeker omdat een deel van het plangebied deel uit maakt van beschermd stadsgezicht Den Elzent. Hoogbouw, in het kader van intensief ruimtegebruik, is voornamelijk voorzien in het stationsgebied. In de Dommelzone mag sprake zijn van incidentele hoogbouw in een groene setting die deze markante structuurlijn juist in het centrum accentueert. Ten slotte hoort bij een aantrekkelijk stadshart een goede bereikbaarheid. De ambitie is dan ook om een balans te vinden tussen de diverse vervoersmodaliteiten en zodoende de bereikbaarheid te vergroten. Dit betekent tevens een voldoende aanbod aan parkeervoorzieningen voor zowel auto als fiets, zeker met het oog op de 'avondstadgedachte'.

3.4.3 Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven

In de notitie 'De derde dimensie van een laagbouwstad, Hoogbouwvisie Eindhoven' (Gemeente Eindhoven, 2008) is het hoogbouwbeleid van de gemeente Eindhoven vastgelegd. Het doel van de notitie is het vormen van een afwegingskader voor nieuwe hoogbouwprojecten. Het hoogbouwbeleid levert een bijdrage aan de doelstellingen van het raadsprogramma Ruimtelijke Kwaliteit. Het beleid is bindend voor besluitvorming en visieontwikkeling, maar heeft geen juridische status (dat ligt vast in bestemmingsplannen). Het is allereerst een toetsingskader waarmee de wenselijkheid van hoogbouw kan worden bepaald.

Hoogbouw is een vorm van intensief ruimtegebruik en levert een belangrijke bijdrage aan de manier hoe de stad omgaat met de verstedelijkingsdruk. Eindhoven wil het beste van twee werelden zijn. Aan de ene kant is Eindhoven een dynamische stad, die prikkelt en stimuleert; aan de andere kant is Eindhoven een stad waar het goed en rustig wonen is, met volop groenvoorzieningen.

Het is daarom belangrijk dat gebieden in de stad zich sterk van elkaar onderscheiden om daarmee die diversiteit te waarborgen. Vanuit die visie bezien moeten duidelijke keuzes worden gemaakt over de gebieden waar hoogbouw wel of niet wordt toegestaan. Dit is sterk afhankelijk van externe factoren en de bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer speelt een bepalende rol. Een belangrijke functie wordt toegedicht aan de HOV-lijnen.

In de Hoogbouwnota wordt onderscheid gemaakt tussen hoogbouw in de S-categorie (buurtaccenten tot vijf lagen hoog, de M-categorie (structuurdragende hoogbouw tot 45 meter), de L-categorie (stedelijke oriëntatiepunten tot ongeveer 75 meter), de XL-categorie (regionale landmarks, torengebouwen zichtbaar van buiten de stad tot 105 meter) en de XXL-categorie (gebouwen hoger dan 105 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0012.jpg"

Figuur: Hoog- en laagbouwstructuren (Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven, 2008)

Volgens de hoogbouwnota is het plangebied van onderhavig bestemmingsplan laagdynamisch van aard. Om die reden is het gebied in de notitie aangeduid als zijnde een 'laagbouwmilieu'. Dat wil zeggen dat dit gebied weinig potentie heeft voor hoogbouw. De omgeving is namelijk niet gebaat bij hoogbouw, omdat dit de leefbaarheid van de buurten niet bevordert (bijv. vanwege de fysieke inbreuk op de leefomgeving of parkeer- en verkeersoverlast). Wel worden kansen geboden voor de ontwikkeling van buurt- en wijkcentra. Hierbij geldt een maximum van vijf bouwlagen (S-categorie), omdat hierdoor de afstand tussen woning en woonomgeving acceptabel blijft.

Verder is het belangrijk om cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing zoveel mogelijk te behouden. Met name bij de radialen (zoals Stratumsedijk en Geldropseweg) is dit het geval en deze kenmerken zich door continuïteit van kleinschalige lintbebouwing en herkenbaarheid binnen het stedelijk weefsel. De ontwikkeling van gebouwen die door hun maatvoering deze continuïteit doorbreken, is niet wenselijk en wordt derhalve niet toegestaan.

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet om die reden niet in nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan past dan ook binnen het hoogbouwbeleid van de gemeente Eindhoven.

3.5 Volkshuisvesting

In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken. Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden, zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto "kiezen voor stedelijke kwaliteit" heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.

Met onze regionale en provinciale partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen en de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven(BOR). Dit komt voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen.

Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 en het Eindhovense Programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020

Het Eindhovense programma Wonen 2010-2015, met een doorkijk naar 2020 (gemeenteraad 2009) past binnen de kaders van het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 (Regioraad, 2009).

Het regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 bevat de volgende uitgangspunten:

    • a. Het regionaal programma Wonen moet aansluiten bij de reële vragen op de woningmarkt;
    • b. De taakstelling voor de Peel en de Kempen is maximaal en de taakstelling voor het Stedelijk Gebied is minimaal;
    • c. Conform de bestaande BOR-afspraken bouwen de omliggende BOR-gemeenten 10.000 woningen voor Eindhoven in de periode 2010-2030;
    • d. Het programma moet bijdragen aan de vermindering van de onevenwichtigheid in de verhouding sociaal/marktsector tussen stad en omliggende gemeenten. De bestaande BOR-afspraken zijn hierbij het uitgangspunt.

Eindhoven moet in de periode 2012-2022 op eigen grondgebied minimaal 4033 woningen aan de bestaande woningvoorraad toevoegen. Daarnaast vindt via de integrale wijkvernieuwing een kwaliteitslag plaats waardoor ca 1000 bestaande woningen worden vervangen door nieuwbouw. Hierdoor komt de totale bruto woningproductie in Eindhoven op minimaal 5033 woningen.

Samen met partners

Een aangenaam woon- en leefklimaat zijn bepalend voor de keuze van onze huidige en toekomstige inwoners. Dit is zoveel meer dan “stenen” en daarom is gemeentebreed gekozen om de programma's uit te werken door een integrale gebiedsgerichte aanpak samen met onze partners. Deze partners zijn voor het realiseren van het programma Wonen van bijzonder belang omdat de gemeente zelf geen woningen bouwt en maar weinig woningen beheert.

De samenwerking betekent voor de gemeente niet dat zij vertelt wat anderen moeten doen. Wel de verkenning van gezamenlijke ambities, nieuwe mogelijkheden benutten, samen barrières slechten. Dit laat onverlet dat de gemeente als hoeder van het algemeen belang de verantwoordelijkheid heeft om een duidelijk programma Wonen te hebben gericht op doelstellingen die de gemeenteraad belangrijk vindt.

Met dit programma Wonen willen wij draagvlak creëren voor onze ambitie. Partijen uitdagen om hieraan een bijdrage te leveren. Ieder in zijn eigen rol en binnen zijn eigen mogelijkheden.

Maatschappelijke trends

Voor het overzicht en het inzicht in het programma Wonen wordt onderstaand, in vogelvlucht, een overzicht gegeven van de belangrijkste maatschappelijke trends die het wonen beïnvloeden. Het programma Wonen biedt bouwstenen aan om aan deze maatschappelijke trends mede vorm te geven.

  • Globalisering leidt tot een toename van internationale arbeidsmigranten. Vooral de kwalitatieve woonvraag(permanent maar ook short stay) van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport maar ook de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost- en Midden-Europa staat vanuit wonen centraal.
  • De bevolkingsontwikkeling. De dubbele vergrijzing, het groeiende aandeel één- en tweepersoons-huishoudens, de groei van het aandeel allochtonen maar ook de verminderde groei van de bevolking gaan het komende decennium het wonen beïnvloeden.
  • De sociaal-culturele ontwikkeling van individualisering vertaalt zich voor wonen in nog meer differentiatie van woonwensen en woonmilieus en de behoefte bij burgers om het wonen zelf vorm te geven(b.v. (collectief) particulier opdrachtgeverschap). Aansluitend hierop is de ontwikkeling/behoefte aan meer zekerheid en geborgenheid wat zich uit in het vormen van zelfgekozen communities, het wonen met gelijkgestemden. Het thema van concentratie en segregatie van bevolkingsgroepen naar etniciteit, inkomensniveau of leefstijl zal ook vanuit wonen continu om aandacht blijven vragen.
  • Vermaatschappelijking van de zorg.
  • Senioren en mensen met functiebeperkingen blijven steeds vaker zelfstandig in hun wijk/ stadsdeel wonen. Door voldoende ondersteuning en zorg op maat thuis te ontvangen kan men (langer) meedoen in de maatschappij. De scheiding van wonen en zorg zal dit proces nog gaan versnellen.
  • De wereldwijde trend naar meer duurzaamheid en een beter klimaat. Het gemeentelijk programma duurzaamheid en klimaatbeleid richt zich voor wonen m.n. op energiebesparing.

De financiële/economische crisis is geen maatschappelijke trend maar wel een exogene factor die het wonen de komende jaren blijvend zal beïnvloeden.

Verwachting

De verwachting is dat de consument vaker zal gaan huren. De toegang tot de koopmarkt zal blijvend veranderen als gevolg van de strengere financieringsvoorwaarden vanuit de bankensector. Starters en middeninkomens vragen de komende jaren extra aandacht. Een bijzonder facet van de vraag naar kwaliteit zijn de buitenlandse kenniswerkers. Voor de uitbouw van onze Brainport is het van belang om de kwaliteitsvraag van de zittende en komende kenniswerkers te faciliteren. Hiertoe is een overlegtafel ingericht met de meest betrokken partijen. Voor de nabije toekomst is het van belang om steeds een goede balans te vinden tussen het bieden van oplossingen voor de korte termijn problemen op de woningmarkt en het lange termijn streven naar kwaliteit. Van belang is ook de positie van de woonmilieus scherp in de gaten te houden en daarbij speciaal de positie van de meergezinswoningen.

3.6 Cultuurhistorie

3.6.1 Inleiding

Cultuurhistorie is landelijk sinds de Nota Belvedere een essentieel onderdeel geworden van de ruimtelijke ordening. De objectgerichte monumentenzorg heeft plaatsgemaakt voor een meer integrale gebiedsgerichte benadering waarin het herkenbaar houden van de historische ontwikkeling voorop staat. Dit heeft met ingang van 2012 geleid tot een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening.

Volgens art. 2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel van a, van het Bro dient de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

De gemeente Eindhoven heeft de betekenis van cultuuurhistorische waarden voor de ruimtelijke ontwikkeling al sinds 2001als beleidsuitgangspunt erkend. Dit is uitgewerkt in een cultuurhistorische waardenkaart en heeft zijn neerslag gekregen in de Erfgoedverordening.

Artikel 20 van de Erfgoedverordening 2010 schrijft voor dat het bestemmingsplan bepalingen bevat in het belang van cultuurhistorische waarden die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven.

De cultuurhistorische waardenkaart is op 18 maart 2008 door de raad als beleidskader vastgesteld.

De kaart heeft de functie van een attentiekaart, die aangeeft waar met cultuurhistorische waarden rekening moet worden gehouden.

3.6.2 Nota Belvedere

Belvedère is een nationale beleidsnota uit 1999, samengesteld door de ministeries van OCW, LNV. VROM en Verkeer en Waterstaat. Het behandelt de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De traditionele objectgerichte monumentenzorg heeft sindsdien plaats gemaakt voor een integrale gebiedsgerichte benadering van cultuurhistorische waarden. Het herkenbaar houden van de historische ontwikkeling staat daarbij voorop.

In het kader van het project Belvedère is een cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van Nederland gemaakt. Op deze kaart zijn gebieden aangegeven met hoge sectorale cultuurhistorische waarden (beoordeeld naar de sectorgebieden archeologie, bouwkunde en historische landschap) en gebieden met hoge gecombineerde waarden.

Daarnaast zijn er 105 plaatsen in Nederland aangewezen als in cultuurhistorisch opzicht belangrijke steden. Deze vallen ook onder Belvedèregebied. Eindhoven is één van deze steden.

De beleidsstrategie met betrekking tot stedelijke Belvedèregebied (zoals Eindhoven) kent twee belangrijke punten:

  • duurzame instandhouding van bestaande kwaliteiten door beleidsmatige verankering in
  • bestemmingsplannen;
  • versterking van cultuurhistorische identiteit door het benutten van kansen bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in deze gebieden.

Gemeenten wordt onder meer gevraagd om in bestemmingsplannen aan te geven hoe en in hoeverre de cultuurhistorische samenhang wordt gehandhaafd en om de cultuurhistorische karakteristieken van Belvedèregebieden vast te leggen als ruimtelijk toetsingskader. De Nota Belvedere heeft doorgewerkt in de modernisering van de monumentenzorg. Het borgen van cultuurhistorische waarden in het ruimtelijk beleid is daarvan een van de speerpunten. Dit heeft in 2011 zijn neerslag gekregen in de beleidsvisie Kiezen voor karakter, Visie Erfgoed en ruimte. Als uitvloeisel daarvan moet met ingang van 2012 volgens in het Besluit ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen worden aangegeven hoe met cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Voor archeologie was dit al eerder geregeld in de Monumentenwet. Zo wordt ervoor gezorgd dat cultuurhistorische waarden in het proces van ruimtelijke ordening worden meegewogen.

3.6.3 Vitaal Verleden, Integrale Visie Erfgoed Eindhoven

In aansluiting op het landelijk beleid heeft de gemeenteraad in 2001 de nota over cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ontwikkeling onder de titel Vitaal verleden vastgesteld. Het doel hiervan is: het herkenbaar houden van historische ontwikkeling van de stad, om daarmee de identiteit en de kwaliteit van de leefomgeving te versterken. Dit beleid is in 2012 overgenomen en geactualiseerd in de Integrale Visie Erfgoed Eindhoven. De Visie onderschrijft nadrukkelijk de integrale gebiedsgerichte benadering van erfgoed als uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Daarom is de Erfgoedverordening bepaald dat het bestemmingsplan voorschriften bevat in het belang van cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waardenkaart is daarvoor de basis.
In december 2001 heeft de gemeenteraad de nota over cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ontwikkeling onder de titel Vitaal verleden vastgesteld. Hierin is het monumentenbeleid beschreven met als doel het herkenbaar maken van historische ontwikkeling van de stad, om daarmee de identiteit en de kwaliteit van de leefomgeving te versterken. Er wordt een strategie op vier fronten beoogd:

  • bewustwording van de in Eindhoven aanwezige cultuurhistorische panden (o.m. door samenstellen van een Cultuurhistorische Waardenkaart)
  • integrale planontwikkeling (o.m. door te bevorderen dat historische elementen in nieuwe architectuur worden ingepast en waar mogelijk als inspiratiebron worden gebruikt)
  • bescherming (herkenbaar houden historische ontwikkeling door o.m. bestemmingsplannen op de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden af te stemmen en gemeentelijke beschermde stadsgezichten aan te wijzen)
  • instandhouding (o.m. door toetsing van (bouw)plannen m.b.t. monumenten door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit)

3.6.4 Cultuurhistorische Waardenkaart

Om bij ruimtelijke ontwikkelingen met cultuurhistorische waarden rekening te kunnen houden, moeten deze waarden zijn gedefinieerd en in kaart zijn gebracht. Bij raadsbesluit van 18 maart 2008 is de Cultuurhistorische Waardenkaart Eindhoven vastgesteld.

De cultuurhistorische waardenkaart beoogt een beleidskader te bieden, dat onder meer bij bestemmingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen inzicht geeft waar met welke cultuurhistorische waarden rekening moet worden gehouden.

De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. De kaart heeft de functie van een attentiekaart. In voorkomende gevallen zal daarom steeds op basis van een nadere analyse moeten worden bepaald, in welke mate cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en welke betekenis daaraan moet worden toegekend.

3.6.5 Cultuurhistorische waarden

Het plangebied kent een aantal objecten met een status van rijks- of gemeentelijk monument. Daarmee is de cultuurhistorische waarde geborgd, zodat het bestemmingsplan hierin niet hoeft te voorzien.
Binnen het gebied liggen verschillende historische stedenbouwkundige structuren, wegen en waterlopen die hierna zijn beschreven, waarbij tevens is aangegeven hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Ook enkele objecten die niet zijn aangewezen als monument zijn vanwege de cultuurhistorische waarde in het bestemmingsplan opgenomen.

Van de historische wegenstructuur in het plangebied is de Stratumsedijk de centrale as. Behalve de Stratumsedijk behoren ook de Geldropseweg en de Tongelresestraat tot het wegenpatroon van vóór 1900. Zij zijn later in de 19e eeuw aangelegd: de Geldropseweg in 1860, de Tongelresestraat in 1870. Ze zijn beide kenmerkend voor de historische radiale structuur. Ook sommige andere straten gaan terug op een wegenpatroon van de 19de eeuw of ouder, zoals de de Stuiverstraat, de Voorterweg, de Tuinstraat, een deel van de St. Jorislaan, de Elzentlaan en de Jan Smitzlaan.De Hertogstraat en de P.C. Hooftlaan zijn belangrijke vernieuwingen in de infrastructuur van het centrum in de twintigste eeuw.Het cultuurhistorisch belang van de wegenstructuur is met de primaire bestemming voldoende geborgd.

Het gebied ten zuidwesten van de Stratumsedijk maakt grotendeels deel uit van het villapark Den Elzent. De wijk wordt doorsneden door de Dr. Schaepmanlaan. Ten zuiden daarvan liggen het Stadswandelpark en enkele westelijk daarvan tot aan de Dommel gelegen straten. De wijk wordt gekenmerkt door een ruime opzet en het tuinwijkkarakter. Het noordelijk deel, waarin het uitbreidingsplan het duidelijkst herkenbaar is, bestaat uit deels gebogen straten met plantsoenen langs de Dommel aangelegd naar ontwerp van tuinarchitect D.F. Tersteeg. Deze verlenen samen met het Stadswandelpark het gebied een bijzondere meerwaarde. De gevarieerde bebouwing bestaat uit veelal vrijstaande villa's en groepen van twee of drie grote woningen met kap. In dit gebied liggen een tweetal monumentale schoolgebouwen. Verder zijn enkele villa's aangewezen als gemeentelijk monument. In het noodoosten vormt de P.C. Hooftlaan de grens van het gebied. Hier zijn vanaf de vijftiger jaren enkele grootschalige objecten gebouwd die niet passen bij het beeld van het villapark. Villapark Den Elzent werd op 16 april 2003 van rijkswege aangewezen als beschermd stadsgezicht. De waarde van de bebouwing ligt meer in de samenhang dan in de afzonderlijke architectonische kwaliteiten. Het gebied is dan ook vooral van stedenbouwkundig belang met een hoogwaardige samenhang tussen bebouwing en groen. De bescherming van deze waarden is gewaarborgd door middel van specifieke bepalingen.

Binnen het plangebied ligt ook een klein gedeelte van het beschermd stadsgezicht Het Witte Dorp. Dit bertreft de bebouwing op de hoek Geldropseweg en St. jorislaan. Deze bebouwing is door de St. Jorislaan gescheiden van het stadsgezicht. Op 16 april 2003 is besloten tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Het Witte Dorp. De wijk kent uitsluitend een woonfunctie. Uitzondering daarop vormen de hoekpanden op de hoek Geldropseweg. Deze panden hebben naast de woonfunctie oorspronkelijk een detailhandelsfunctie. Het beschermd stadsgezicht omvat woningen naar het ontwerp van Dudok. Het Witte Dorp als geheel en de de panden afzonderlijk zijn overigens ook als beschermd rijksmonument aangewezen. De bescherming van het beschermd Stadsgezicht Het witte Dorp is optimaal gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0013.jpg"

Aanzicht gedeelte Beschremd Stadsgezicht Witte Dorp

Het plangedeelte tussen de Geldropseweg, de Vestdijk en het Eindhovensch Kanaal staat op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven als historische stedenbouwkundige structuur, omdat het hier een oud industriegebied betreft. Voor dit gebied is een cultuurhistorisch onderzoek verricht, waaraan de volgende gegevens zijn ontleend en waarnaar hier kortheidshalve wordt verwezen.
De straatnamen Bleekweg en Bleekstraat herinneren nog aan de bleekvelden van de textielnijverheid.
De meeste industriële bebouwing uit deze fase is inmiddels verdwenen. Dat neemt niet weg dat de geschiedenis van het gebied van grote betekenis is geweest voor de ontwikkeling van Eindhoven en dat de sporen daarvan nog herkenbaar zijn en bijdragen aan de identiteit van het gebied. Van de Karel I fabrieken resteert nog een muur aan de Tongelresestraat en aan de Kanaaldijk Zuid staat het complex van de voormalige brouwerij van Van Zeeland, waar later installatiebedrijf Nolte was gevestigd (beide gemeentelijk monument). Aan de Tongelresestraat staan nog enkele fabrikantenvilla's en aan de Kleine Bleekstraat en de Stuiverstraat staan nog enige kleine arbeiderswoningen. Vanwege de cultuurhistorische betekenis is behoud van deze bebouwing uitgangspunt voor de gebiedsontwikkeling. In de kaders voor de gebiedsontwikkeling is aangegeven, dat grotere nieuwbouwvolumes hier aanvaardbaar zijn, mits deze typologisch refereert aan het industriële verleden van het gebied. Hoewel de openbare ruimte rond het kanaal en het havenhoofd sinds de sluiting van het kanaal is veranderd, is er nog steeds sprake van een belangrijke historische structuur. Het talud van de kanaaldijk en het havenhoofd is als dominant aangemerkt.

In de Rochusbuurt tussen de Geldropseweg en de St. Jorislaan ligt een stuk van de oude dorpskern van Stratum rond de St. Joriskerk, die is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Het stratenpatroon is deels nog oorspronkelijk. De oude structuur is herkenbaar aan de kleinschalige bebouwing voornamelijk bestaande uit eenlaagse woningen met kap aan de St. Jorislaan, de Hoefkestraat en de St. Rochusstraat. Ook aan de Pastoor Dijkmansstraat en de Stuiverstraat zijn nog enkele van dit soort woningen te vinden. Deze laatste straat vormde vroeger een onderdeel van de weg van Stratum naar Tongelre: het Lange Pad. Door de aanleg van het Eindhovensch kanaal en latere nieuwe straten, is van het oorspronkelijke beloop nog slechts een fragment overgebleven. De Tuinstraat geeft aan dat dit gebied vóór de annexatie van 1920 nog een landelijk karakter had.
Vanwege de herkenbaarheid van de historische structuur is de nog bestaande kleinschalige dorpsbebouwing van belang. Daarom is hiervoor in het bestemmingsplan een sloopvergunningenstelsel opgenomen.
Enkele van deze woningen en het complex van de Blauwververij aan de St. Jorislaan zijn aangewezen als gemeentelijk monument.

3.6.6 Archeologie

Gemeentelijk beleid

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente Eindhoven kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid van de gemeente Eindhoven is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

In het Beleidsplan Archeologie worden de archeologische gebieden met een archeologische waarde of verwachting, onderverdeeld in categorieën. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten.

Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.

Archeologische waarden in het plangebied

Volgens de huidige archeologische waardenkaart kent het plangebied geen archeologische waarden of verwachtingen. Op grond van nieuw verworven kennis zal de kaart voor een deel van het plangebied echter aangepast gaan worden. Met dit bestemmingsplan wordt vooruitgelopen op de aanstaande aanpassing van de archeologische waardenkaart. Het betreft het onbebouwde deel van het Dommeldal, de strook direct grenzend aan de Dommel. De archeologie van beekdalen is de laatste jaren bijzonder en waardevol gebleken.
Dankzij de hoge grondwaterstand zijn in het beekdal van de Dommel constructies van hout (zoals brugpijlers) en andere organische materialen goed bewaard gebleven. In de afgelopen decennia zijn in het dal van de Dommel op verschillende plaatsen bijzondere voorwerpen gevonden, die waarschijnlijk opzettelijk en met een ritueel doel in het beekdal zijn gedeponeerd. Dit betreft vooral bronzen voorwerpen uit de bronstijd (circa 1500-800 voor Chr.) en muntschatten uit de 2e en 3e eeuw na Chr. Voor de intacte delen van het Dommeldal in Eindhoven geldt daarom een hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0014.jpg"

Gebied met hoge archeologische verwachting grenzend aan de Dommel

Het betreffende deel van het plangebied valt dan ook onder categorie 3, 'Gebied met hoge archeologische verwachting'. Omdat dit gebied met hoge archeologische verwachting geheel binnen de bestemming 'Groen' valt, kon hier worden volstaan met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' op de verbeelding. Via de regels bij de bestemming 'Groen' worden de archeologische waarden beschermd.

Gebied met hoge archeologische verwachting
Binnen deze gebieden wordt op basis van de geomorfologische en bodemkundige opbouw, historische gegevens en eerder aangetroffen vondsten een hoge concentratie van archeologische sporen en vondsten verwacht, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd. Hier geldt bij verstoringen die groter zijn dan 100m2 en dieper gaan dan 50 cm (wettelijke normen) een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid in combinatie met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Resultaten van archeologisch (voor)onderzoek worden om advies voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit (Eindhoven) als het onroerende resten met een mogelijk monumentale waarde betreft, om te bepalen of behoud wenselijk en mogelijk is. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0015.png"

Figuur: Groen en recreatievoorzieningen

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan voor het overgrote deel aangeduid als Stad, rood beeldbepalend. In een klein deel van het plangebied in de zuid-west hoek, grenzend aan de Dommel is op deze kaart voorzien van de aanduidingen Stad, groen beeldbepalend en Structureel stadsgroen en 'Natuurontwikkeling nader uit te werken' (Dommelzone). In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend

Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter.

Strategie 4: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren.

Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Strategie 6: Natuur
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde ecologische hoofdstructuur (EHS) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven Groene Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging.

Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

In dit plangebied is langs de Dommel een bolletjeslijn opgenomen om aan te geven waar de verbinding tussen natuurgebieden dient te worden versterkt als ecologische verbindingszone. In 2012 wordt een versterking van deze verbindingszone uitgevoerd door waterschap De Dommel in samenwerking met gemeente Eindhoven.

3.7.2 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen

Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.

In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0016.jpg"

Waardevolle bomen

De bescherming van waardevolle bomen en gebiedsgewijze bescherming van bomen (stad, groen 2.beeldbepalend) is eveneens in het Bomenbeleidsplan uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0017.jpg"

Monumentale bomen

In het plangebied zijn naast basis bomen ook waardevolle gemeentelijke- en waardevolle particuliere bomen aanwezig. Daarnaast is er een gebiedsgewijze bescherming aangeduid in Elzent noord.

De bescherming van alle bomen binnen het grondgebied van Eindhoven is gewaarborgd met het kapvergunningstelsel zoals dat is vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (APV). Het verbod om te kappen behoudens vergunning is zeer ruim omschreven waardoor alle ingrepen c.q. activiteiten aan of in de nabijheid van een boom die van invloed zijn op het behoud van de boom worden onderworpen aan voorafgaand toezicht. Hiermee is de bescherming van de particuliere waardevolle bomen gewaarborgd.

De gemeente optredend in de hoedanigheid van eigenaar/beheerder van de openbare ruimte is gehouden aan het (bomen)beleid die de gemeente als publiekrechtelijk bestuursorgaan heeft vastgesteld. Met andere woorden dient de gemeente zich bij de uitvoering van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte te richten op behoud c.q. bescherming van de gemeentelijke waardevolle bomen.

Ook bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen heeft de gemeente de mogelijkheid om sturing te geven aan het bomenbeleid. Enerzijds door als privaatrechtelijk persoon bij de gronduitgifte voorwaarden te stellen teneinde het behoud van (waardevolle) bomen te borgen. Anderzijds kan de gemeente als publiekrechtelijk persoon bij planologische besluiten eveneens voorwaardenstellend dit waarborgen.

Met het oog op de deregulering en lastenvermindering voor burgers is hier voor de uitvoering van het bomenbeleid gekozen om niet een dubbele vergunningstelsel toe te passen. Immers met een vergunningstel in het bestemmingsplan voor het kappen van bomen wordt precies hetzelfde beoogd als het vergunningstelsel in de APV. Daarom blijft regulering van het kappen van waardevolle bomen hier achterwege.

3.7.3 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kunnen aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving een rol spelen.

Uit diverse onderzoeken blijkt dat het Eindhovens kanaal hoge aquatische natuurwaarden bezit. Zo worden in het rapport Toetsingskader Eindhovens Kanaal (Iwaco, 2000) de zeldzame watervegetatie, de soortenrijke macrofauna (ongewervelde diertjes) en een goede visstand genoemd. Verschillende soorten uit deze plant- en diergroepen wijzen op een opvallend goede waterkwaliteit. De oorzaak hiervoor is een industriële lozing van schoon grondwater door een zuivelfabriek aan de kanaaldijk zuid. Het is te verwachten dat (een deel van) de hoge natuurwaarden ook in onderhavig plangebied aanwezig is.

Daarnaast zijn de afgelopen jaren enkele waarnemingen gedaan van zeldzame planten op de kadewanden langs het kanaal (bijvoorbeeld klein glaskruid en forez-streepvaren). In of dichtbij het onderhavige plangebied zijn de laatste jaren ook wettelijk beschermde diersoorten waargenomen zoals alpenwatersalamander, eekhoorn, ruige dwergvleermuis en kleine modderkruiper (gegevens NDFF).

3.8 Verkeer

In het kader van Duurzaam veilig heeft het gemeentebestuur de wegencategorisering vastgesteld en daarmee impliciet de verblijfsgebieden. De wegen met een verkeersfunctie, de zogenaamde gebiedsontsluitingswegen, zijn primair bedoeld boor de afwikkeling van het verkeer en moeten daarop als zodanig worden ingericht. Alle overige wegen zijn onderdeel van het verblijfsgebied ook wel de erftoegangswegen of 30km/uur-zones. De afwikkeling van het autoverkeer, uitvalroutes van hulpdiensten, openbaar vervoer routes en stedelijke fietsroutes leggen beperkingen op aan het inrichten tot verblijfsgebied. In het plangebied van Stratum binnen de Ring II zijn de St. Joris-, Dr. Schaepman-, PC Hooft-, Bilderdijklaan, Geldropseweg, Herrtogstraat, Vestdijk, Stratumsedijk en Kanaaldijk Zuid gebiedsontsluitingswegen. De Tongelresestraat is een tijdelijke gebiedsontsluitingsweg. De gebiedsontsluitingswegen zijn in afbeelding 1 weergegeven.

.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0018.jpg"

afbeelding 1 wegcategorisering gemeente Eindhoven

autoparkeren

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. Daarom is de gemeente gedwongen er voor te zorgen dat de schaarse ruimte efficiënt wordt gebruikt. Daarom wordt bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 24 april 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de nota "Parkeernormen Gemeente Eindhoven , maart 2012"en de bijbehorende "Beleidsregels toepassing parkeernormen gemeente Eindhoven"vastgesteld. Door het hanteren van de parkeernormen wordt er voor gezorgd dat een bouwplan niet leidt tot onacceptabele parkeerdruk. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat door het hanteren van de parkeernormen de groei van de stad ernstig wordt belemmerd en gewenste ontwikkelingen niet kunnen plaats vinden. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren voor gemotoriseerd verkeer dient daarin te worden voorzien. Op basis van de parkeernormen kan worden vastgesteld wat de parkeerbehoefte is in een concrete situatie en welke parkeereis er kan worden gesteld. Met de beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze van de norm kan worden afgeweken.
Tot nu te is het zo dat de parkeereis slechts kan worden toegepast op bouwvergunningsplichtige activiteiten. De bouwverordening waarin de parkeereis is opgenomen vormt immers een toetsingskader voor het beoordelen van aanvragen om bouwvergunning. In de (nabije) toekomst zal deze bepaling van de bouwverordening komen te vervallen. Met het oog daarop zijn in dit bestemmingsplan regels opgenomen om een parkeereis te kunnen stellen. De parkeereis is niet uitsluitend beperkt tot bouwactiviteiten doch strekt ook tot gebruik c.q. gebruikswijzigingen. De Parkeernormen zijn als bijlage bij de regels gevoegd.

Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. Hiertoe heeft zij een fietsroutenetwerk vastgesteld. Dit bestaat uit primaire stedelijke en regionale fietsroutes en de secundaire fietsroutes. Afbeelding twee geeft dit netwerk weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0019.jpg"

Afbeelding 2: fietsnetwerk gemeente Eindhoven

Op een primaire fietsroute moet een fietser in principe non-stop en comfortabel kunnen fietsen. Voor deze routes gelden hoge kwaliteitseisen zoals brede, vrijliggende fietspaden in asfalt en voorrang op het kruisend verkeer. De secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen. Ook op deze fietsroutes kunnen echter speciale fietsvoorzieningen worden aangebracht om het fietsgebruik te stimuleren. Routes kunnen wijzigen, mits dit bijdraagt aan het stimuleren van het fietsgebruik. Er moet een aantoonbare verbetering voor de fiets zijn.

In het plangebied Stratum binnen de Ring liggen zowel primaire als secundaire fietsroutes. De exacte locatie van de fietsroutes is aangegeven in afbeelding 2.

Openbaar vervoer

In onderstaande afbeelding 3 is de op dit moment geldende buslijnen aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0020.jpg"

Afbeelding 3: buslijnen plangebeid

Stratum binnen de Ring wordt op dit moment ontsloten door de buslijnen 5, 10, 12, 20 en 24. Wegen die onderdeel zijn van een busroute dienen zodanig te worden ingericht dat de overlast voor het openbaar vervoer wordt geminimaliseerd. Wijzigingen van busroutes zijn alleen mogelijk over wegen die voldoende ruimte en verkeersveilige en leefbare verkeersoplossingen (kunnen) bieden.

3.9 Maatschappelijke, culturele en sportvoorzieningen

Overeenkomstig de SVBP worden tot de maatschappelijke functies gerekend educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede begraafplaatsen. Onder 'Cultuur en ontspanning' worden de volgende functies/gebruiksdoelen gerekend: atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, (muziek)theater en andere podiumactiviteiten, sauna, speeltuin, wellness. Sportvoorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Sport'.

Het plangebied van bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II kent een relatief groot woongebied. Daarentegen is het aanbod aan maatschappelijke, culturele en sportvoorzieningen zeer klein. Aan de Stratumsedijk in de buurt Elzent Noord en de Rochusbuurt zijn enkele voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg. Ten behoeve van de woonfunctie is van belang dat er ondersteunende voorzieningen zoals, kinderopvang, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen voor het verenigingsleven. Binnen het plangebied is niet voorzien in openbare sportvoorzieningen. Op diverse lokaties binnen het plangebied zijn kinderdagverblijven gevestigd. Als voorziening voor het verenigingsleven binnen het plangebied kan slechts worden genoemd het gemeenschapshuis in de wijk Iriswijk.

Binnen het plangebied bevindt zich aan de Stratumsedijk hoek Jan Smitzlaan het Centruim voor de kunsten. Andere voorzieningen voor cultuur en ontspannen zijn er niet binnen het plangebied.

3.10 Detailhandel

Op 19 december 2006 heeft de gemeenteraad van Eindhoven de Detailhandelsnota gemeente Eindhoven, "Tenminste houdbaar tot januari 2010" vastgesteld. Deze bevat het detailhandelbeleid voor de gemeente Eindhoven en vormt een toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen op detailhandelsgebied (vrijstellingen).

De binnenstad van Eindhoven heeft een regionale functie en verwelkomt dan ook veel bezoekers van buiten de stad. De binnenstad heeft een groot winkelgehalte waarin de warenhuis- en modebranche sterk vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is de binnenstad gevarieerd en bevat het veel filiaalbedrijven. Dit winkelaanbod wordt ondersteund door een groot aantal horecagelegenheden, welke zowel aan de rand als verspreid binnen het kernwinkelgebied gevestigd zijn.

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in het stadsdeel Stratum. Dit stadsdeel kent geen duidelijk winkelpatroon en bevat meerdere buurtsteunpunten en -winkelcentra, veelal gelegen aan radialen. Binnen het plangebied is de Geldropseweg hiervan een voorbeeld. Winkels aan de radialen hebben over het algemeen weinig samenhang en functioneren solitair op basis van eigen kwaliteit en kracht. Om die reden wordt ingezet op het versterken van het buurtcentrum aan de Leenderweg, waardoor meer hiërarchie wordt aangebracht in het winkelpatroon. Om dit mogelijk te maken is het belangrijk om de boodschappenfunctie van de detailhandel aan de Geldropseweg af te bouwen, ten gunste van de Leenderweg.

Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan is de bestaande situatie zoveel mogelijk overgenomen.
Op locaties binnen de bestemming 'Gemengd-1 is detailhandel toegelaten. Het gaat hierbij om Vestdijk en de radialen Geldropseweg, Stratumsedijk en Hertogstraat. Van de detailhandelsfunctie zijn uitgesloten perifere detailhandel, detailhandel in explosieve/brandbare stoffen en supermarkten tenzij in het geval er in de bestaande situatie sprake is van een supermarkt. Buiten deze gebieden zijn solitaire detailhandelsfuncties toegelaten binnen de bestemmingen Gemengd-2, Wonen-1 en Wonen-2. Op de verbeelding zijn deze lokaties voorzien van de aanduiding 'gemengd' of de aanduiding 'detailhandel'.

3.11 Horeca

De raad heeft op 19 april 2004 het Horecabeleidsplan vastgesteld. Het algemene beleid is voor wat betreft de woonwijken gericht op handhaving en beperkte uitbreiding van de bestaande horeca. In het horecabeleidsplan is bepaald dat de uitgangspunten voor wat betreft de horecafunctie aan de radialen het beleid zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Eindhoven binnen de ring wordt gehandhaafd.

Er zal binnen de horecabestemming door middel van een categorisering (d.m.v. een “lijst van horeca-activiteiten”) onderscheid tussen de verschillende vormen van horeca worden gemaakt naar potentiële milieuhinder/overlast. De in deze lijst vermelde vormen van horeca zijn merendeels ook terug te vinden in de horecatypering zoals vermeld in het Horecabeleidsplan, zij het dat de benadering daar meer van economische aard is.

Binnen het plangebied zijn aan de radialen bij de bestemming 'Gemengd-1' horeca behorende tot de categorie 1 van genoemde lijst toegelaten. Verder zijn ook horecafuncties behorende tot andere categorieën toegelaten voor zover het bestaande horecabedrijven zijn. Buiten deze locaties is binnen het plangebied horeca toegelaten voor zover specifiek de bestemming horeca is gelegd dan wel middels een aanduiding bij de primaire bestemming. Horeca als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van en/of ter ondersteuning van de primaire functie is conform de bestaande bestemmingsplanpraktijk in Endhoven toegelaten. Ondergeschikte horecafunctie wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

3.12 Bedrijvigheid

Kenmerkend voor het plangebied is de diversiteit aan functies bij de radialen in het plangebied. Bij deze diversiteit kunnen de functies "Wonen" en de "Bedrijvigheid" en mindere mate de "Cultuur" en "Maatschappelijk" in het gebied worden onderscheiden. Binnen de bedrijvigheid zijn verschillende functies te onderscheiden namelijk detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoor, bedrijvigheid op het gebied van cultuur en ontspanning en andere dan genoemde typen bedrijvigheid. Met de laatste type bedrijvigheid wordt onder meer gedoeld op bedrijven waar het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren van goederen, vervoer, groothandel. Deze type bedrijvigheid komt binnen het plangebied op enkele locaties voor. Naast de achterterreinen op diverse locaties aan de Geldropseweg en Vestdijk is nog aan enkele woonstraten in de Iriswijk en de Rochusbuurt sprake van bedrijvigheid die van oudsher daar zijn gevestigd. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe locaties voor deze bedrijvigheid toegelaten. In de milieuparagraaf wordt nog kort ingegaan op deze vorm van bedrijvigheid daarbij is ook aangegeven welke categorie bedrijvigheid is toegelaten. De overige vormen van bedrijvigheid zijn in de diverse paragrafen van dit hoofdstuk beschreven.

3.13 Kantoren

3.13.1 Kantorenstrategie Eindhoven 2012-2020

De Kantorenstrategie Eindhoven 2012-2020 is in 2012 door het college van B&W van Eindhoven vastgesteld. De strategie vervangt de verouderde Kantorennota 2005, maar is niet bedoeld als aanzet tot nieuw beleid. De nota borduurt voort op bestuurlijke maatregelen die door de jaren heen genomen zijn, zoals de Prioriteitennota 2011-2014. Verder heeft deze strategie een dynamisch karakter, wat wil zeggen dat deze tussentijds geëvalueerd en geactualiseerd zal worden, indien nieuwe ontwikkelingen hier om vragen.

Uit de Kantorenstrategie blijkt dat de kantorenmarkt in Eindhoven momenteel niet gezond is en dat daarom sturing vanuit de gemeente Eindhoven noodzakelijk is. De reden hiervoor ligt voornamelijk in een scheefgroeiende markt, door vraaguitval en aanbodoverschot. Mede dankzij de Brainport-ambities blijft Eindhoven echter nog een gewilde vestigingslocatie voor buitenlandse ondernemingen, waardoor deze scheefgroei niet bij alle kantorenlocaties het geval is. Wel verwacht men voornamelijk een afname van de uitbreidingsvraag, wat betekent dat de sturing vanuit de gemeente Eindhoven zich zal verplaatsen van de nieuwbouwmarkt naar de bestaande kantorenmarkt.

De uitdaging ligt dan ook in het creëren van meer vraag naar bestaande kantoorgebouwen. In de Prioriteitennota is hiervoor reeds het startschot gegeven, door voorwaarden te stellen aan nieuwbouw van kantoren. Daarnaast zal de kantorenmarkt meer vanuit een hoger schaalniveau bekeken moeten worden. Op regionaal niveau zullen bestuurlijke afspraken gemaakt worden met betrekking tot het kantorenbeleid.

Strategie nieuwbouw kantoorlocaties

Voor wat betreft nieuwbouwlocaties zijn in de Kantorenstrategie voor de periode tot 2020, geheel conform de Prioriteitennota 2011-2014, een aantal grotere nieuwbouw kantorenlocaties (> 20.000m²) geprioriteerd. Het betreft locaties buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Naast de geprioriteerde grootschalige kantorenlocaties is ook op 'overige locaties' de ontwikkeling van (kleinschalige) kantoren mogelijk. Het gaat hierbij om locaties binnen de stad welke eigendom zijn van ontwikkelaars en waar, veelal van oudsher, een kantoorontwikkeling is toegestaan. De gemeente laat deze initiatieven echter over aan de markt en beperkt zich tot, voor zover aan de orde, het toetsen van deze initiatieven aan de (in de Prioriteitennota) gestelde voorwaarden, zoals haalbaarheid en wenselijkheid.

Strategie bestaande kantoorlocaties

Zoals gezegd zal de gemeente haar sturing ten behoeve van de kantorenmarkt moeten verschuiven van de nieuwbouwmarkt richting de bestaande kantoormarkt. De gemeente Eindhoven legt het initiatief voor het tegengaan van leegstand van bestaande kantoorgebouwen bij de markt. Zelf houdt ze zoveel mogelijk de regie, door nieuwe initiatieven om deze leegstand tegen te gaan te stimuleren (onder andere door middel van informatievoorziening aan marktpartijen) of zelfs te faciliteren.

Bij dergelijke nieuwe initiatieven kan het gaan om nieuwe kantoorconcepten, tijdelijke of permanente herinvulling van leegstaande kantoorgebouwen, transformatie, renovatie (al dan niet in combinatie met verduurzaming en/of uitbreiding) en herontwikkeling (sloop en nieuwbouw in al dan niet dezelfde functie). De gemeente staat in beginsel positief ten opzichte van ieder initiatief en zal deze initiatieven per situatie afzonderlijk beoordelen. Indien het initiatief daadwerkelijk leegstand terugdringt, aantoonbaar haalbaar en wenselijk is en bovendien past binnen de overige beleidskaders, zal de gemeente medewerking verlenen. Hierbij kan het gaan om bijvoorbeeld het meewerken aan een bestemmingsplanaanpassing, het optimaal benutten van regels in het Bouwbesluit of het verlenen van benodigde vrijstellingen.

3.13.2 Prioriteitennota 2011-2014: Kantoren

Conform de Prioriteitennota 2011-2014 zijn de volgende situaties relevant voor initiatieven voor nieuwbouw kantoren:

  • Of: maximaal 1.000 m² bruto vloeroppervlak (bvo),
  • Of: gericht op groei bedrijf op huidige locatie,
  • Of: sloop 'kansarm' kantoorgebouw en vervanging / verduurzaming tot courant gebouw.
  • En aantoonbare 70% voorverkoop/verhuur
  • En initiatiefnemer weet aannemelijk te maken dat op bestaande markt geen geschikte huisvesting voorhanden is.

De grens voor toestaan is bij 1.000 m² bvo gelegd; voorheen was dit: 500 m². Dit is ingegeven vanuit de vraag in de markt:; juist naar kantoorruimte tussen de 500 - 1000 m² bvo blijkt vraag te zijn (denk aan kantoorvilla's). Het beleid inzake Transformatie Kantoren (collegebesluit november 2010) sluit hierop aan en draagt tevens bij aan vermindering van leegstand van kantoren.

De voorgestelde toetsingscriteria sluiten hier naadloos aan op de Kantorenstrategie Eindhoven 2012-2020. Nadrukkelijk wordt in de Prioriteitennota gesteld dat dit voorbeelden zijn, en geen uitputtende lijst van criteria waaraan een initiatief moet voldoen wil het voor toestemming in aanmerking komen. Dit om ongewenste doelverschuiving te voorkomen. Het toetsingskader en bovenstaande criteria zullen door de gemeente worden gehanteerd bij de beoordeling van initiatieven.

In onderhavig bestemmingsplan komen enkele kantorenlocaties (Tesselschade-/Vondellaan en de Stratumsedijk/Jan Smitzlaan) voor die ook als zodanig zijn bestemd. Dit bestemmingsplan beoogt echter geen nieuwe initiatieven voor nieuwbouw van kantoren mogelijk te maken, waardoor een toets aan de prioriteitennota 2011-2014 ook niet nodig is. Een dergelijke toets is pas noodzakelijk indien een initiatief bij de gemeente binnenkomt dat in strijd is met het bestemmingsplan. Op dat moment wordt ook beslist of – en met welke procedure – meegewerkt wordt.

3.14 Prosititutie

Er bevindt zich in het plangebied slechts 1 prostitutiebedrijf. Dit bedrijf bevindt zich aan de Tongelresestraat. Dit bedrijf heeft overeenkomstig het ter plekke vigerende bestemmingsplan “Prostitutiebedrijven” (raadsbesluit d.d. 12 maart 2001; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 oktober 2001) een legaliserende bestemming gekregen. In het bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II is deze functie ter plaatse bestendigd.

3.15 Kabels, leidingen en straalpaden

Binnen het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen noch komen er straalpaden voor.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de editie 2009 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG. Met de in deze brochure opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten wordt een handvat geboden voor toepassing van milieuzonering.

4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op voornoemde staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

De genoemde afstanden betreffen de gewenste afstand tot een rustige woonwijk.

Voor onderhavig plan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bv. bioscopen, dierentuinen, sporthallen etc.). Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij - gezien hun aard - niet in onderhavig plangebied thuishoren (bv. visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met vrijstelling, toegelaten milieucategorie (categorieën 1 t/m 4.2).

Het overwegend woongebied Irisbuurt grenst in het oosten aan het bedrijventerrein de Kade aan de Kanaaldijk Zuid. In het bestemmingsplan van dit bedrijventerrein is milieuzonering toegepast vanuit de omliggende woongebieden. Daartoe kan ook het woongebied van de Irisbuurt worden gerekend. Voor de milieuzonering zijn als uitgangspunt de richtafstanden uit de VNG-brochure genomen. Deze zijn logischerwijs toegepast op de bestaande situatie. Daar waar een hele smalle strook van een perceel in een andere milieucategorie valt, is de zonering op de perceelsgrens gelegd. Zo is voor bedrijven sprake van een hanteerbare milieuzonering op de bedrijfskavels. Hiermee en mede gelet op het feit dat het plan overwegend conserverend van aard is en binnen het plangebied ter plaatse van de het gebied dat grenst aan het bedrijventerrein niet is voorzien in nieuwe ontwikkellocaties voor wonen worden conflictsituaties met de bestaande woonomgeving voorkomen.

Het plangebied is aan te merken als een gemengd gebied met overwegend een woonfunctie en een matige functiemenging. De bestaande locaties met functiemenging zijn gesitueerd aan en nabij de radialen. Op diverse locatie in het plangebied zijn bestaande kleine concentraties van bedrijvigheid. Bij de woonfuncties is onder voorwaarden als nevenfunctie bedrijvigheid toegelaten. Milieuzonering wordt hier toegepast met het oog op de aanvaardbaarheid van de bedrijfsactiviteiten voor de omgeving. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegespitst op de kenmerken van het plangebied.

4.2 Geluid

4.2.1 Algemeen

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Luchtvaartwet. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximale hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken. De belangrijkste bronnen die geluidsoverlast kunnen veroorzaken zijn wegverkeer, railverkeer, industrie/ bedrijven en vliegverkeer.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden, dit zijn waarden waarbij verondersteld mag worden dat het percentage gehinderden beperkt is, en maximale ontheffingswaarden. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's; geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het plangebied zijn geluidgevoelige objecten die in het geldend bestemmingsplan zijn toegelaten doch die niet zijn gerealiseerd. Deze functies zijn in het voorliggend plan geconsolideerd. Ondanks dat het voorliggend plan een conserverend plan betreft, zijn nieuwe woonruimtes en andere geluidsgevoelige objecten binnen de bestaande bebouwing toegelaten. Dit betreft echter nieuwe ontwikkelingen. Gelet hierop is aan de SRE Milieudienst een opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek voor onderhavig bestemmingsplan. Het Akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Het doel van dit akoestisch onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai ter hoogte van de locaties, waar woningen (en andere geluidsgevoelige locaties) mogelijk, maar nog niet gerealiseerd zijn. De berekeningsresultaten worden getoetst aan de grenswaarden zoals gesteld in de Wet geluidhinder.

Voor de ontwikkeling ter plaatse van de locatie aan de Tongelresestraat 32 (vm Drank-urgel) is het bestemmingsplan IX Eindhoven binnen de Ring (Tongelresestraat 32) vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2012 dat inmiddels onherroepelijk is geworden. Voor de met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling zijn destijds hogere grenswaarden wet Geluidhinder vastgesteld. Het besluit hogere waarden Wet Geluidhinder is als bijlage bij de bestemming Wonen-3 behorende bij het project "Tongelresestraat 32 in de planregels opgenomen.

4.2.2 Wegverkeer

Het plan is conform hoofdstuk VI, artikel 74 Wgh gelegen in de zone van de volgende wegen:

  • Bilderdijklaan
  • Bleekstraat
  • Dr. Schaepmanlaan
  • Elzentlaan
  • Geldropseweg
  • Hertogstraat
  • Kanaaldijk-Zuid
  • PC Hooftlaan
  • Stadhuisplein
  • St. Jorislaan
  • Stratumsedijk
  • Tongelresestraat
  • Vestdijk
  • Wal

In het kader van “Duurzaam Veilig” zijn alle overige wegen in en nabij het plangebied 30 km per uur wegen geworden. Deze wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze verder buiten beschouwing kunnen blijven.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge het hoofdstuk “bestaande situaties” van de Wet geluidhinder behoeft voor de aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Omdat zoals hiervoor is gesteld het bestemmingsplan overwegend een menggebied betreft waar functies kunnen worden gewijzigd in geluidgevoelige objecten is een akoestisch onderzoek vereist.

Blijkens de wegverkeerslawaaiberekeningen bij het onderzoek wordt ter plaatse van Bilderdijklaan, Bleekstraat, Geldropseweg, Hertogstraat,PC Hooftlaan, Vestdijk, Stratumsedijk, Tongelresestraat en Wal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor nieuwe woningen/ andere geluidgevoelige objecten overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden behoudens ter plaatse van enkele locaties aan de Geldropseweg, Vestdijk en een locatie aan de Hertogstraat. Het treffen van bron- en overdrachtsbeperkende maatregelen, zoals stille wegdekken en geluidschermen, biedt reële mogelijkheden om de geluidbelastingen te reduceren tot onder de ontheffings c.q. de voorkeursgrenswaarde. Het voornemen bestaat om het aantal rijbanen van de binnenring te verminderen. Dit zou kunnen leiden tot vermindering van de capaciteit van het verkeer en vervolgens tot geluidreductie.

Alvorens het bestemmingsplan kan worden vastgesteld moet de procedure tot vaststelling van hogere waarden worden gevolgd.

Wanneer hogere waarden worden vastgesteld, die hoger zijn dan 53 dB, dan geldt voor woningen volgens het gemeentelijk hogere waardenbeleid dat de woningen een geluidsluwe zijde moeten hebben.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan.

4.2.3 Railverkeer

Het plangebied ligt niet in de zone van een spoorlijn.

4.2.4 Industrielawaai

Uit de actuele geluidscontouren van DMV Campina blijkt dat de beoordelingspunten binnen het plangebied Stratum binnen de ring II liggen.Industrieterrein DMV Campina is een ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. In bijlage 6.9 van het akoestisch onderzoeksrapport is de zonebewakingskaart met geluidscontouren weergegeven. Het plangebied Stratum binnen de Ring is gedeeltelijk binnen de zone van industrieterrein DMV Campina gelegen. Voor de zonebewakingspunten gelden de volgende bewakingswaarden. Conform artikel 44 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 van het Besluit geluidhinder mag de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten gevolge van een krachtens artikel 40 van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein, niet meer bedragen dan Letmaal 50 dB(A) ter hoogte van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen. Uit de actuele geluidscontouren van DMV Campina blijkt dat de beoordelingspunten binnen het plangebied Stratum binnen de Ring buiten de Letmaal 50 dB(A)-contour liggen zodat voldaan wordt aan de ten hoogste toegestane waarde van Letmaal 50 dB(A) ter hoogte van woningen en andere gevoelige gebouwen.

4.2.5 Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidscontour van Eindhoven Airport

 

4.3 Luchtkwaliteit

Regelgeving algemeen

De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Tot 1 januari 2015 geldt een tijdelijk verhoogde grenswaarden voor NO2 : een jaargemiddelde van 60 microgram/m3.
Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM)'' verlegd naar 3% van de grenswaarde. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend

Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.

Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' principe blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

Planbeschrijving en toetsing

Het bestemmingsplan Stratum binnen de ring II richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen

De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3a van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan voorziet in de bouw van niet meer dan 1500 woningen.

Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.

Huidige luchtkwaliteit en prognose voor 2020

In de Interim Structuurvisie van de gemeente Eindhoven (december 2009) is de samenvatting van het Plan-Milieueffectrapport in hoofdstuk 6 opgenomen. Daaruit blijkt dat de bestaande luchtkwaliteit in het Centrum in de bestaande situatie (2009) niet voldoet aan de kwaliteitsnormen voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Met het in uitvoering zijnde Programma Luchtkwaliteit en Mobiliteit zal de kwaliteit in de toekomst naar verwachting aan de normen gaan voldoen (beeld 2009).

Met de landelijke monitoringstool medio 2011, waarin een aantal getroffen en nog te treffen maatregelen is opgenomen, wordt dit beeld bevestigd.

De Wet luchtkwaliteit is gebouwd op het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Met het uitgebreid NSL-maatregelenpakket, waarin ook de maatregelen van het Eindhovense Programma Luchtkwaliteit en Mobiliteit zijn opgenomen, moet per 1 juni 2011 worden voldaan aan de grenswaarden voor fijn stof en per 1 januari 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide.

Op dit moment wordt nog niet overal in Eindhoven voldaan aan de grenswaarden. In de binnenstad zijn er (dreigende) knelpunten op bijvoorbeeld de Wal. Uit prognose berekeningen (uitgevoerd met de NSL monitoringstool) blijkt dat in Eindhoven in 2015 voldaan kan worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In 2020 zal de luchtkwaliteit door de maatregelen sterk verbeterd zijn en zullen alle knelpunten zijn opgelost.

Dit wordt bevestigd met onderstaande kaartbeelden uit de monitoringstool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0021.png"

Stikstofdioxide in 2008, voor uitvoering maatregelen luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0022.png"

Stikstofdioxide in 2020, na uitvoering maatregelen luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0023.png"

Fijnstof (PM10) in 2008, voor uitvoering maatregelen luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0024.png"

Fijnstof (PM10) in 2020, na uitvoering maatregelen luchtkwaliteit

4.4 Externe veiligheid

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

Doel

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

Wettelijk kader

Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004) van toepassing. Ten aanzien van transport is de Circulaire Vervoer Gevaarlijke stoffen van toepassing (juli 2012). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011).

1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Binnen en over het plangebied zijn geen risicocontouren gelegen.

Groepsrisico verantwoording
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient het groepsrisico, conform artikel 13 van het Bevi en artikel 12 van het Bevb te worden verantwoord, als binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of buisleiding een (beperkt) kwetsbaar object wordt bestemd. In onderhavige situatie is dit niet het geval. Paragraaf 4.3 van de Circulaire vervoer gevaarlijke stoffen geeft aan dat een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden als er een toename is van het groepsrisico is of als de oriëntatiewaarde wordt overschreden. Beide is in onderhavige situatie niet van toepassing. Er dient derhalve geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden


4.5 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.

Ter plaatse van het deelgebied “Stratum binnen de ring” zijn vele onderzoeken uitgevoerd. Onderstaand volgt een opsomming van de gesaneerde locaties en de, bij de gemeente Eindhoven, bekende nog aanwezige verontreinigingen. De nummers zijn terug te vinden in figuur 1.

  • 4. Kanaaldijk/ Havensingel. In 2007 is de met olieproducten en PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) verontreinigde grond gesaneerd. Aan de rand van het terrein is nog een sterke verontreiniging met olieproducten in de grond en het grondwater aanwezig.
  • 5. Kanaaldijk (vml. Karel I terrein). Voorafgaand aan de bouw van het appartementencomplex is deze locatie in 1996 gesaneerd. De grond was sterk verontreinigd met zware metalen, PAK's en olieproducten.
  • 6. Tongelresestraat/ Korte Havenstraat. In 2000 is de met olieproducten verontreinigde grond gesaneerd. Ter plaatse is nog een sterke grondwaterverontreiniging met olieproducten aanwezig. Deze verontreiniging is beperkt van omvang.
  • 7. Stuiverstraat 1. In 2007 is de met olieproducten, PAK's en zware metalen verontreinigde grond gesaneerd.
  • 8. Gabriel Metsulaan 53. In 2002 is de met olieproducten verontreinigde grond en het grondwater gesaneerd. Ter plaatse is nog een sterke restverontreiniging in het grondwater aanwezig.
  • 9. Hoefkestraat. Ter plaatse is een sterke verontreiniging met zware metalen in de bovengrond aanwezig. De omvang bedraagt ca. 110 m3. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het terrein moet er gesaneerd worden.
  • 10. Elzentlaan 27. In 2002 is de met olieproducten verontreinigde grond en het grondwater gesaneerd. Er is een restverontreiniging aanwezig. Uit meerjarige monitoringsrondes blijkt dat geen verspreiding van het verontreinigde grondwater optreedt.
  • 11. Ruusbroeclaan 27/29. In 2000 is de met olieproducten verontreinigde grond en het grondwater gesaneerd.
  • 12. Elzentlaan 20. In 2003 is de met olieproducten verontreinigde grond en het grondwater gesaneerd.
  • 13. Bilderdijklaan 23. Zowel in de grond als in het grondwater is een sterke verontreiniging met olieproducten aanwezig. De omvang van de verontreiniging moet nog vastgesteld worden.
  • 14. Stratumsedijk 21-23. In de periode 1992 t/m 2005 zijn enkele kleinere met olieproducten verontreinigde spots gesaneerd. Deze spots waren direct aan de Stratumsedijk gelegen.
  • 15. Bleekstraat/ Vestdijk. Ter plaatse is een sterke omvangrijke grondwaterverontreiniging met VOCl (vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen) aanwezig. Mogelijk strekt de verontreiniging zich tot grotere diepte uit. De omvang van deze verontreiniging is nog niet in beeld.
  • 16. Vestdijk 133. Ter plaatse is een sterke grondverontreiniging met olieproducten aanwezig
  • 17. Vestdijk/ Oude Haven. Ter plaatse is een sterke grondverontreiniging met zware metalen aanwezig. De verontreiniging bevindt zich in de bovenste meter.
  • 18. Geldropseweg 37. De grond is matig tot sterk verontreinigd met minerale olie. Het grondwater is sterk verontreinigd met olieproducten en VOCl. De verontreiniging, met name onder de woningen is nog niet in beeld.
  • 19. Stuiverstraat 18-24. De grond op het achterterrein is sterk verontreinigd met zware metalen en PAK's tot een diepte van ca. 1 meter. De grond en het grondwater aan de voorzijde is sterk verontreinigd met olieproducten.
  • 20. Tongelresestraat 30-34. De grond is sterk verontreinigd met zware metalen en PAK's tot een diepte van ca. 1 meter. Aan de voorzijde is de grond en het grondwater sterk verontreinigd met olieproducten.
  • 21. Kleine Bleekstraat 5. Ter plaatse is een sterke grondverontreiniging met zware metalen aanwezig tot een diepte van ca. 0,5 meter.

Indien het grondwater ter plaatse van de aanwezige diepere verontreinigingen wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor koude-warmte-opslag in de bodem of de aanleg van een parkeergarage, dan dient hiervoor toestemming gevraagd te worden aan het bevoegd gezag van de Wet Bodembescherming. Wordt het diepere grondwater niet gebruikt, dan vormt de verontreiniging geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0025.jpg"

kaart aanwezige verontreinigingen

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van “The Natural Step”. Het programma kent 4 pijlers zoals weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80097-0301_0026.jpg"

In het kader van het bestemmingsplan zijn vooral de pijlers 'Energie' en “Bouwen en Wonen” van belang.

Pijler 1: Energie

De gemeente heeft zich de ambitie gesteld om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 – 2045) , dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Vanuit die ambitie worden initiatieven voor de opwekking van duurzame energie ondersteund.

Voor wat betreft de ruimtelijke impact van lokale duurzame energietechnieken kunnen de volgende aspecten onderscheiden worden:

  • 22. Zonne-energie (electriciteit via PV panelen en warmte via zonneboilers)

De ruimtelijke impact van het gebruik van zonne-energie is in Nederland beperkt. De PV-panelen respectievelijk zonneboilers worden over het algemeen op de daken van de gebouwen van afnemers geplaatst en zijn dan (meestal) ook niet vergunningsplichtig in het kader van de Wabo.

Voor PV panelen (waarmee elektriciteit opgewekt wordt) bestaan echter ook mogelijkheden om deze los van bebouwing te plaatsen op braakliggende percelen. In dat geval is er uiteraard wel sprake van een ruimtelijke impact. Tot op dit moment wordt hier in Nederland weinig gebruik van gemaakt maar in een aantal steden worden de mogelijkheden onderzocht en dit zou ook in Eindhoven actueel kunnen worden.

Voor deze vorm van toepassing van zonne-energie zal een specifieke ontheffingsregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen.

  • 23. Windturbines

In tegenstelling tot bij zonne-energie is de ruimtelijke impact van windturbines groot. Voor windturbines van enige omvang is de ruimte in Eindhoven dus beperkt. Toch zullen in bepaalde gevallen de mogelijkheden interessant zijn. Dit zal altijd locatie-specifiek onderzocht moeten worden. Voor de toepassing van windturbines zal een specifieke ontheffing worden opgenomen die een nadere beoordeling mogelijk maakt.

  • 24. Warmte Koude Opslag

De gemeente ziet in Warmte Koude Opslag een belangrijke potentiële bijdrage aan het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente heeft daarom een 'KWO Potentiekaart' voor Warmte Koude Opslag opgesteld. In de daarbij behorende rapportage worden de mogelijkheden en beperkingen voor het gebruik van deze techniek beschreven en in beeld gebracht. Deze rapportage is te downloaden via www.eindhoven.nl (zoek op: KWO). De rapportage geeft door middel van kaarten aan waar er welke mogelijkheden en belemmeringen er voor het gebruik van Warmte Koude Opslag zijn.

De toepassing van Warmte Koude Opslag is voor wat betreft de ondergrondse aspecten geregeld in de waterwet en de AMvB Bodemenergie.

Voor de in sommige gevallen noodzakelijke bovengrondse opstallen (bijvoorbeeld een technische ruimte) zal een specifieke ontheffingsregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Pijler 2: Bouwen en Wonen

In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken.

Bij 'conserverende' bestemmingsplannen is de bebouwingsoriëntatie grotendeels reeds vastgelegd en is dit aspect minder van belang.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding/Algemeen

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de huidige water situatie in het plangebied. Daarnaast legt het vast aan welke watereisen ontwikkelingen, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Het doet dit door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan " hydrologisch neutraal" conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015

Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015 en bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Daarnaast vormt het een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen.

Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-of-pipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol.

5.2.2 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Waterschap de Dommel

Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 “Krachtig Water” vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:

  • aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
  • afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
  • samenwerking met gemeenten in de waterketen;
  • aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
  • ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.

5.2.3 Keur oppervlaktewateren

De 'Keur Waterschap De Dommel 2009' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.

5.2.4 Hydrologisch neutraal bouwen

De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen", uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009' geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben:

  • a. Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied.
  • b. Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).
  • c. Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen.

De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden cq hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren.

5.2.5 Gemeentelijk rioleringsplan (2011 - 2014)

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.6 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. Het onderdeel “Taken en Bevoegdheden” en “Maatregelen” is achterhaald.

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied

5.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem  
Hoofdwatergang cq open water   Ja, Eindhovensche kanaal en één oever dan de Dommel  
zijwatergang   Nee  
Keurgebied binnen plangebied?   Ja  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Ja  
Ecologische verbindingszone?   Ja  
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050?   Ja, Gedeelte van Anne Frankplantsoen  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Landelijke afvoernorm binnen plangebied   1,33 l/s/ha  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Staan vermeld in de bodemparagraaf  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Nee  

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Stratum binnen de ring II wordt in het noorden begrenst door het Eindhovensche kanaal en in het westen door de Dommel. Beide vormen onderdeel van de hoofdwaterstructuur van Waterschap de Dommel. De Dommel heeft een belangrijke afwaterende functie voor het gebied. Twee gemengde overstorten lozen vanuit het plangebied op de Dommel. De Dommel en aangrenzende oevers vallen onder de keur en zijn onderdeel van de ecologische verbindingszone. Voorzieningen om onderhoud uit te kunnen voeren zijn aanwezig op de oever. Ook het Eindhovensche kanaal valt onder de keur van Waterschap de Dommel. In het Anne Frankplantsoen vormt een gedeelte van de oever en Dommel een onderdeel van het door de provincie Noord-Brabant aangewezen regionaal waterbergingsgebied. Bij hoogwater kan het onderlopen. Waterschap de Dommel raad daarom af om binnen het waterbergingsgebied kapitaal intensieve investeringen te doen.

5.3.3 Oppervlaktewater

Op de Dommel en het Eindhovensche kanaal na is er geen open water in het plangebied aanwezig.

5.3.4 Verharding

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Op het Anne Frankplantsoen na is openbaar groen beperkt aanwezig. Het plangebied ligt in het midden van bestaand stedelijk gebied.

5.3.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater

In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,70 & 16,90 m. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.

5.3.7 Regenwater

In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,70 & 16,90 m. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.

5.3.8 Afvalwater

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het gemengd riool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.

5.4 Toekomstige situatie van watersysteem

5.4.1 Verharding

Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is grotendeels voorzien van een gemengd rioolstelsel. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten. Streven moet zijn om uiteindelijk minder schoon water af te voeren naar de RWZI.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- cq herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.

5.4.2 Berging

Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geld voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verharde oppervlak, wordt de HNO rekentool van waterschap de Dommel gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn.

Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel, evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm.

5.4.3 Oppervlaktewater

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. De Dommel en het Eindhovensche kanaal, inclusief de daaraan grenzende keurgebieden, blijven gehandhaafd. Ook de aanwijzing van het Anne Frank plantsoen als onderdeel van het regionale waterbergingsysteem blijft ongewijzigd. Kapitaal intensieve investeringen zijn daar af te raden.

5.4.4 Waterkwaliteit

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.

Het saneren van vervuilde waterbodems van oppervlaktewateren heeft een positieve uitwerking op de waterkwaliteit. De gemeente Eindhoven heeft een meerjarenprogramma opgesteld, daarin zijn de oppervlaktewateren van dit plangebied niet opgenomen. De Dommel wordt momenteel door het Waterschap gebaggerd.

5.5 Advies/ overleg Waterschap

In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  • hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  • om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  • Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  • Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Stratum binnen de Ring II" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening welke de volgende standaarden bevat:

  • De Standaard Toegankelijke Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012)
  • De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012)
  • Het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012)

Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bestemmings-, bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke functies en ontwikkelingen zijn toegelaten. Bij enkele bestemmingen zijn tevens regels over ontheffing, aanleg- en sloopvergunning en specifieke gebruiksregels gekoppeld. Verbeelding en regels bieden een directe titel voor bebouwing en gebruik en voor sloopwerken, andere werken en werkzaamheden. Aan de regels zijn bijlagen gevoegd waar in de specifieke regels naar is verwezen.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Naast de primaire bestemmingen komen in het plan ook uit te werken bestemmingen en dubbelbestemmingen voor die op de verbeelding zijn weergegeven. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in of middels de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn uiteraard geen verschillen te vinden.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in Hoofdstuk 1 Inleidende regels, Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Hoofdstuk 3 Algemene Regels en in Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bestaan uit begripsbepalingen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In de artikel 1 Begrippen wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de artikel 2 Wijze van meten  worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming Bedrijf (artikel 3)

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van de bestaande bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1). Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Bedrijven behorende tot een hogere categorie zijn uitsluitend toegelaten voor zover het bestaande bedrijven zijn. Prostitutiebedrijven en seksinrichtingen zijn eveneens uitgesloten. Bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten ( bijlage 1 ) doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd kunnen worden toegelaten mits ze aan de gestelde voorwaarde voldoen. Voorts zijn er binnen deze bestemming ook kantoorfuncties ter ondersteuning van het bedrijf toegelaten. Woonfunctie, muziekschool, detailhandel en kantoor zijn conform de bestaande situatie uitsluitend toegelaten ter plaatse van de betreffende aanduiding De bouwvlakken zijn vastgelegd conform het bestaand bebouwd oppervlak en zijn bovendien dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Bestemming Cultuur en ontspanning (artikel 4)

Deze bestemming is specifiek toegekend aan het complex van de Centrum voor de Kunsten aan de Stratumsedijk (hoek Jan Smitzlaan). De bestemmings- en bebouwingsregeling is conform de bestaande situatie. De in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de krachtens deze wet vastgestelde regelingen opgenomen bouwmogelijkheden volstaan voor kleine uitbreidingen van het bebouwd oppervlak ter plaatse.

Bestemming Gemengd - 1 (artikel  5}

Deze bestemming is gelegd op de gronden aan de radialen van het plangebied en de Vestdijk en voorziet in een veelheid aan functies die onderling uitwisselbaar zijn. De bestemming bevat ten aanzien van de toegelaten functies specifieke beperkingen al dan niet met een aanduiding op de verbeelding. De toegelaten afwijkende functies zijn ook in de bestemmingsomschrijving vastgelegd.

De stedenbouwkundige eisen zijn gebaseerd op de bestaande situatie. De bouwregels zijn zodanig geredigeerd dat uitbreidingsmogelijkheden van een hoofdgebouw is beperkt tot het bouwvlak. Bijbehorende bebouwing is op het achterterrein toegelaten met dien verstande dat ten aanzien van de hoogte een beperking geldt.

Bestemming Gemengd - 2 (artikel 6)

Deze bestemming voorziet eveneens in een diversiteit aan functies. De horecafunctie is hier uitgezonderd. Behoudens ter plaatse van de bestaande situaties die op de verbeelding zijn aangeduid zijn detailhandel en maatschappelijke voorzieningen ook uitgesloten. Uitgangspunt voor de bouwregels is de bestaande situatie. Buiten het bouwvlak zijn uitbreidings- c.q. bebouwingsmogelijkheden met een beperking voor wat betreft de bouwhoogte.

Bestemming Gemengd - 3 (artikel 7)

Deze gemengde bestemming is gelegd op de gronden op de hoek Havenstraat/Kanaaldijk Zuid. De bestemming is gericht op de bestaande situatie zowel qua functies als qua bebouwing.

Bestemming Gemengd - 4 (artikel 8)

Deze bestemming is gelegd op de gronden ter plaatse van de percelen behorende bij Geldropseweg 2f. De bestemmingsregeling is gericht op de beoogde ontwikkeling zoals vastgelegd in het recent van kracht zijnde bestemmingsplan II Eindhoven binnen de Ring (Geldropseweg 2f). Deze bestemmingsregeling is op de verbeelding en planregels integraal overgenomen.

Bestemming Groen (artikel 9)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als “structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming Groen . Deze bestemming omvat naast speelvoorzieningen ook kleinere waterpartijen. Het snippergroen dat deel uit maakt van de weg is opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen de bestemming groen is tevens de aanduiding cultuurhistorische waarden ten behoeve van een beschermingsregeling voor cultuurhistorische groenwaarden en archeologische waarden.

Bestemming Horeca (artikel 10)

Deze bestemming is gelegd op de bestaande solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. De bestemmingsregeling voorziet tevens in een woonfunctie voor zover in de bestaande situatie daar van sprake is. Uitgangspunt voor de toegelaten horecatype is een horecabedrijf behorende tot de categorie 1 van de Lijst van horecaactiviteiten tenzij in de bestaande situatie een horecabedrijf wordt geëxploiteerd behorende tot een andere categorie van deze lijst. Uitgangspunt voor de bouwregels is de bestaande situatie met uitbreidingsmogelijkheden buiten het bouwvlak..

Bestemming Kantoor (artikel 11)

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. Deze bestemming betreft dus de bestaande solitaire kantoorvestigingen in het plangebied ter plaatse van de Tesselschade-/Vondellaan en de Stratumsedijk/Jan Smitzlaan. Bij de bouwregels is uitgegaan van de bestaande situatie.De in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de krachtens deze wet vastgestelde regelingen opgenomen bouwmogelijkheden volstaan voor kleine uitbreidingen van het bebouwd oppervlak ter plaatse.

Bestemming Maatschappelijk(artikel 12)

De bestemming maatschappelijk betreft een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen. Concreet gaat het bij dit bestemmingsplan om voorzieningen als een school, buurtcentrum en diverse voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg. Op de verbeelding is dit ook conform de bestaande situatie op de betreffende locaties aangeduid. Bij de bouwregels is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen en wel zodanig dat de regeling gericht is op het bestaande bouwperceel en bouwvlakken voor de bestaande gebouwen. De in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de krachtens deze wet vastgestelde regelingen opgenomen bouwmogelijkheden volstaan voor kleine uitbreidingen van het bebouwd oppervlak ter plaatse.

Bestemming Verkeer (artikel 13)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Dit betreft de ontsluitingswegen binnen het plangebied. Gebouwen zijn op grond van de bouwregels uitgesloten. Binnen deze bestemming is ook voorzien in de aanduiding 'brug' ter plaatse waar de Tongelresestraat het Eindhovens Kanaal kruist.

Bestemming Verkeer - Garagebox (artikel 14)

Deze bestemming is gelegd op de gronden waar de bestaande garageboxen met toegangswegen zijn gesitueerd. Op het achterterrein aan de Stuiverstraat is naast de bestaande garageboxen tevens voorzien in een bouwmogelijkheid voor nieuwe garageboxen.

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 15 

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. De wegen waarop deze bestemming is gelegd zijn de wegen die als 30-km wegen zijn aangewezen. Behoudens gebouwen van nutsvoorzieningen zijn er geen gebouwen toegelaten.

Bestemming Wonen - 1 (artikel 16)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met grondgebonden woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. Bij deze bestemming is tevens de mogelijkheid van ondergeschikte beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis opgenomen. Het woongebied met grondgebonden woningen betreft grotendeels de buurten Elzent Noord, Iriswijk en Rochusbuurt.
Naast de woonfunctie zijn conform de bestaande situatie andere met name commerciële functies toegelaten ter plaatse van de aanduiding gemengd, kantoor, bedrijf, nutsvoorziening prostitutie en de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk voor de bestaande kinderdagverblijf.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij deze grondgebonden woningen is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimale diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Voor de aan- uitbouwen en bijgebouwen bij de hoofdgebouwen vormt de standaardregeling die in de eindhovense bestemmingsplanpraktijk wordt toegepast het kader.
Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord.

Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan de voorgevel.
De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “maatwerk “is, is hiervoor gekozen voor de buitenplanse afwijkingsmogelijkheden. Voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zijn beleidsregels opgesteld die voornamelijk zijn gericht op uitbreidingsmogelijkheden voor aan-, uit- en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.

Bouwhoogte

Daar waar op de verbeelding geen bouwhoogte is aangeduid is de maximale (goot)bouwhoogte in beginsel bepaald op “als bestaand” (ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan). Dit betreft de bestaande (maximale) hoogte per hoofdgebouw (in casu per woning c.q. woongebouw). Er kan dus binnen een bouwvlak sprake zijn van verschillende maximale bouwhoogten. In de regels zijn bepalingen om met vergunning af te wijken van de voorgeschreven hoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen.

Nevenfunctie bij de woonfunctie

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming conform de bestemmingsplanpraktijk toegelaten (tot maximaal 50 m2). Onder bepaalde voorwaarden kan de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep tot een maximaal vloeroppervlak van 75 m² worden toegelaten. Tevens is onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid. Met het oog op verminderde regeldruk is hier niet gekozen voor een vergunningstelsel voor deze afwijkingen. Indien sprake is van toegelaten beroeps- c.q. bedrijfsuitoefening aan huis dan is deze meegenomen in de bestemming `Wonen´.

Ontwikkelingslocaties
De bestemming Wonen-1 is ook gelegd op de locaties waar is voorzien in de ontwikkeling van het Joep Jansenterrein en in de ontwikkeling van een klein gedeelte van het terrein van de voormalige Blauwververij.

Bestemming Wonen - 2 (artikel 17)

Deze bestemming is gelegd op de bestaande gestapelde woongebouwen/woonruimten binnen het plangebied die buiten de bestemmingen gemengd liggen. Bij de bouwregels is uitgegaan van de bestaande situatie, namelijk bouwhoogte en bebouwd oppervlak. Voorts zijn uniforme eisen opgenomen ten aanzien van bestaande op de verbeelding aangeduide onderdoorgangen. Ook zijn op diverse locaties de bijbehorende parkeerkelder/garage aangeduid. Bij de woonfunctie is een ondergeschikte nevenfunctie in de vorm van een aan-huis-verbonden-beroep tot een maximale beroepsvloeroppervlakte van 50 m² toegelaten. Onder voorwaarden is een beroepsvloeroppervlakte tot 75 m². Naast de woonfunctie zijn conform de bestaande situatie commerciële functies op de plint toegelaten. Ter plaatse van deze functies is op de verbeelding voorzien van de aanduiding gemengd of kantoor. Daar waar op de daaropvolgende verdiepingen in de bestaande situatie sprake is van commerciële functies is dat eveneens toegelaten.

Bestemming Wonen - 3 (artikel 18)

Deze bestemming is gelegd op de locatie waar voorheen slijterij "Drank-urgel"aan de Tongelresestraat 32 was gevestigd. Op deze locatie is voorzien in de ontwikkeling van een woonhof met ca. 40 woningen, waarvan maximaal 20 appartementen/maisonettes. Voor deze ontwikkeling is het bestemmingsplan IX Eindhoven binnen de Ring (Tongelresestraat 32) in procedure gebracht dat inmiddels onherroepelijk is geworden. Omdat nog niet tot uitvoering van de beoogde plan is overgegaan, is deze ontwikkeling meegenomen in het actualisatieplan Stratum binnen de Ring II. Hierin zijn de regels die de ontwikkeling beogen en als zodanig in eerstgenoemd bestemmingsplan zijn vastgelegd integraal overgenomen. Ook het besluit hogere waarden Wet Geluidhinder is hier als bijlage bij de regels gevoegd.

Bestemming Wonen - Uit te werken (artikel 19)

Deze bestemming is gelegd op de locatie van het terrein van de voormalige Blauwververij aan de St. Jorislaan en de Romerohof in de Rochusbuurt, waar is voorzien in een nieuwe ontwikkeling. De vrijstelling ex artikel 19 eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die is verleend voor de destijds ter plaatse beoogde ontwikkeling heeft als onderlegger gediend voor het huidige plan voor deze ontwikkelingslocatie. Voor dit plan is een uit te werken bestemming opgenomen. In de betreffende planregels is het kader vastgelegd waarbinnen burgemeester en wethouders het plan voor de beoogde woningbouwontwikkeling met bijbehorende voorzieningen nader dienen uit te werken. Er mogen op deze locatie 61 woningen (inclusief de worden gerealiseerd. In de uitwerkingsregels zijn parkeernormen opgenomen voor de beoogde ontwikkeling. Een groenfunctie binnen de ontwikkeling is in de regels gegarandeerd.

bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 (artikel 20)

Deze bestemming is een dubbelbestemming over de onderliggende basisbestemmingen, dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden van het beschermd stadsgezicht Witte Dorp. Een klein gedeelte van dit beschermd stadsgezicht is gelegen binnen het plangebied. De bouwregels zijn zodanig opgesteld dat nagenoeg geen bouwactiviteiten mogen plaats vinden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten. Bij afwijkingen ten aanzien van het bouwverbod dient een afweging plaats te vinden waarbij aan de toetsing van de cultuurhistorische waarde een belangrijk gewicht wordt toegekend.

Bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 (artikel 21)

Deze bestemming is een dubbelbestemming over de onderliggende basisbestemmingen, dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden, i.c. de waarden van het beschermd stadsgezicht Den Elzent. Een gedeelte van het beschermd stadsgezicht valt binnen het plangebied. In dit verband wordt ten aanzien van het bouwen beperkingen. In de regels is ook een afwijkingsmogelijkheid ten aanzien van een bouwverbod opgenomen. Daarnaast geldt er ter bescherming van het groene karakter van het stadsgezicht een verbod voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden behoudens vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning).

Bestemming Waarde - Ecologie (artikel 22)

Deze bestemming is een dubbelbestemming over de onderliggende basisbestemmingen dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden, i.c. de ecologische waarden van rivier De Dommel en de oevers van de rivier. In dit verband wordt ten aanzien van het bouwen beperkingen gesteld. Daarnaast geldt er een verbod voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden behoudens vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning). Deze dubbelbestemming is ook gelegd op een klein gedeelte van het Eindhovens kanaal ter plaatse van de brug Tongelresestraat.

Onder hoofdstuk 3 Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel de Algemene aanduidingsregel, de Algemene afwijkingsregels, de Overige regels bevattende de regels over de Parkeereis en Afwijken van de parkeereis, en de regels omtrent Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening. In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.

De Algemene aanduidingsregels, bestaat uit de artikelleden 24.1 geluidzone - industrie, 24.2 geluidzone - weg, 24.3 milieuzone - boringsvrije zone. Binnen de geluidzones zijn geen zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegelaten tenzij uit nader onderzoek blijkt dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden.

Bij de regels zijn de volgende bijlagen op grond van de onderscheidenlijke regels van toepassing zijn:

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten voor de beoordeling van toegelaten bedrijven op grond van de milieucategorie;

Bijlage 2 Lijst van horecaactiviteiten voor de beoordeling van de toegelaten horecacategorie;

Bijlage 3 Parkeernormen;

Bijlage 4 Conceptbesluit hogere waarden Wet geluidhinder

Bijlage 5 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast.

In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.

Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.

De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voor zover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afzien indien de het kostenverhalen op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst. Hiervoor is onder paragraaf 2.4 de ontwikkelingen binnen het plangebied genoemd en kort beschreven. De verantwoording van de financiële haalbaarheid en het kostenverhaal van deze beoogde ontwikkelingen zijn reeds meegenomen bij de betreffende vrijstellingsprocedures ex artikel 19 lid 1 WRO (oud) en in de financiële paragrafen van de toelichting van de betreffende bestemmingsplannen. Naast ontwikkelingen kan er ook sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie –eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

Conclusie

Behoudens de in het plangebied voorziene ontwikkelingen geldt voor dit (overwegend) conserverende bestemmingsplan dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of een overeenkomst, maar dat er sprake is “kruimelgevallen”. Het bestemmingsplan is namelijk grotendeels conserverend van karakter. Dit betreft veelal een vergroting van de bebouwings- of gebruiksmogelijkheden waarbij de gemeente geen fysieke ingrepen behoeft uit te voeren.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro

De bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro, dat het bestemmingsplan voor de binnenstad in voorbereiding is, heeft in de uitgave van 23 mei 2012 van het plaatselijke weekblad Groot Eindhoven plaatsgevonden.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Zoals eerder als is vermeld is onderhavig bestemmingsplan in het kader van de acrtualisatie opgesteld en in procedure gebracht. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Met dit bestemmingsplan worden de belangen van het rijk, provincie en andere gemeentelijke overheden niet geraakt. Gelet hierop is afgezien van het vooroverleg. Het ontwerp van het bestemmingsplan is aan het rijk en de provincie voorgelegd. Ten behoeve van de waterparagraaf heeft er vooroverleg met het waterschap plaats gevonden. Van de provincie is een bevestiging ontvangen dat met het bestemmingsplan geen provinciale belangen worden geraakt en dat er geen aanleiding is om zienswijzen in te dienen.

9.3 Burgerparticipatie

Om betrokkenen in een vroeg stadium te informeren over het nieuwe bestemmingsplan Stratum binnen de Ring II is voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure voor bewoners en andere belanghebbenden een inloopavond belegd op 15 mei 2013 in het DAF-museum aan de Tongelresestraat vanaf 19.00 u tot 21.00 u. Middels een wijkinfo is men voor deze inloopavond uitgenodigd. Er zijn ongeveer 3400 wijkinfo's gestuurd naar alle adressen binnen het plangebied en naar bewonersorganisaties en enkele instellingen. Er zijn in totaal ongeveer 60 mensen komen kijken naar de plannen. Gedurende deze avond zijn bezoekers in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van het concept van ontwerp bestemmingspan Stratum binnen de Ring II en om daarover opmerkingen te maken en/of vragen te stellen aan enkele vertegenwoordigers van de gemeente.

De bezoekers van de inloopavond waren voor een groot deel bewoners van de Iriswijk en de Rochsbuurt. Van de buurt Elzent Noord waren maar enkele bezoekers. Zij waren met name geïnteresseerd in de status van beschermd stadsgezicht van de wijk. Er werd ook menigmaal gevraagd of het plan voorziet op (grote) nieuwe ontwikkelingen voor de toekomst. De meeste vragen en opmerkingen betreffen een concrete situatie op perceelsniveau. Daarbij gaat het om bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Ook werd informatie verstrekt over feitelijke situaties (gebruik en bebouwing) op perceelsniveau. Er waren enkele opmerkingen over onjuistheden op de verbeelding en toelichting. Een aantal vragen en opmerkingen betreffen de kamerbewoning en woningsplitsing in de buurten Iriswijk en Rochusbuurt. Naast vragen over het concept bestemmingsplan was er ook een aantal vragen dat geen betrekking heeft op het plan. Er zijn slechts 2 formulieren voor op- en/of aanmerkingen ingediend. Beide betreffen vragen over bebouwingsmogelijkheden op perceelsniveau. Vragen die niet direct konden worden beantwoord zijn geïnventariseerd en nadien telefonisch of per mail beantwoord.
Ook enkele raadsleden waren bij deze avond aanwezig.

Tijdens de inloopavond zijn de volgende vragen en/of opmerkingen van bezoekers vastgelegd.

  • 1. De bewoners vanuit Den Elzent waren met name geïnteresseerd in de status van de wijk als beschermd stadsgezicht.
    Gemeentelijke reactie: Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • 2. Rochusbuurt: ontwikkelingen op de terreinen Blauwververij en Joep Janssen: Hoe gaat bestemd worden, met name de bestemmingen wonen en groen.
    Gemeentelijke reactie: Het terrein van de Blauwververij is opgesplitst in 2 delen. Het deel van de St.Jorislaan, waar de voormalige blauwververij staat, krijgt een woonbestemming. De rest van het terrein krijgt de bestemming 'Wonen -uit te werken'. Dit houdt in dat eerst een stedenbouwkundig plan goedgekeurd moet worden, voordat hier woningen kunnen worden gebouwd. Wooninc is namelijk aan het onderzoeken of zij voor dit gebied een nieuw stedenbouwkundig plan zullen gaan maken. In de uit te werken bestemming worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen, zoals deze gelden overeenkomstig de vrijstelling van 2008.Voor het terrein aan de Hoefkestraat is een woonbestemming opgenomen, daar waar grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Het gebied achter de woningen zal ingericht worden ten behoeve van parkeren met groen. Dit gebied heeft ook de bestemming Wonen, maar dan zonder bouwvlak, omdat de (parkeer)voorzieningen ten dienste van de functie wonen zijn.
  • 3. Waarom hebben het restaurant het Hoefke en cafe Caravelle op de Geldropseweg geen horecabestemming?
    Gemeentelijke reactie: In het concept van het ontwerp bestemmingsplan Stratum binen de Ring II is verzuimd ter plaatse van het restaurant Hoefke aan de Hoefkestraat de bestemming horeca te leggen. Dit is inmiddels gecorrigeerd. Cafe Caravelle ligt aan de Geldropseweg, een radiaal, waar de gronden overwegend de bestemming Gemengd hebben. Deze bestemming kent een diversiteit aan functies, waaronder de horecafunctie, die ter plaatse zijn toegelaten. Binnen deze bestemming is dus cafe Caravelle positief bestemd.  De horecagelegenheden aan de radialen vallen allen binnen de gemengde bestemming.  In het overwegend woongebied buiten de radialen hebben de bestaande horecafuncties/horecagelegenheden de bestemming horeca.
  • 4. Iriswijk: bestuur Blokhut blij met bestemming Maatschappelijk.
    Gemeentelijke reactie: Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • 5. Veel klachten over toenemende kamerbewoning, met name in de Gabriel Metsulaan. Gemeentelijke reactie: De sector Gebiedsontwikkeling pakt dit op.
  • 6. Kan de oever van het Eindhovensch kanaal geschikt gemaakt worden voor vogels? Gemeentelijke reactie: Het Eindhovensch kanaal heeft een dubbel bestemming. Naast de bestemming Water heeft het kanaal de bestemming Waarde-Ecologie. Het kanaal is een ecologische verbindingszone die nog moet worden ingevuld. Voor welk flora- en faunasoorten het kanaal in de toekomst kan worden gebruikt, is nog niet bekend. Het Waterschap zal hierin een rol vervullen.
  • 7. Wanneer wordt het pand aan het Havenplein gesloopt? Hoe worden onveilige situaties voorkomen rondom dit half afgebrande pand?
    Gemeentelijke reactie: Voor zover wij weten is er geen sloopvergunning/-melding verleend. Over het algemeen kan een onveilige situatie worden voorkomen door een hek rondom het gebied te plaatsen. De vraag is in het kader van dit bestemmingsplan niet relevant. Wij hebben de vraag doorgestuurd naar de sector Vergunning, Toezicht en Handhaving om te beoordelen of de situatie al dan niet onveilig is.
  • 8. Er ontbreken bomen in de Gabriel Metsulaan, worden deze nog teruggeplaatst? Er is nu sprake van een kale hoek.
    Gemeentelijke reactie: De opmerking is doorgegeven aan de sector Realisatie en Beheer. Er is recentelijk een aantal bomen vervangen.
  • 9. Er is veel verkeer van DAF in het gebied, dit levert veel onveilige verkeerssituaties op. Gemeentelijke reactie: Het is waar dat er tijdens de wisselingen van de diensten bij DAF relatief veel verkeer (ook bussen) via de Dirk Boutslaan en de Gabriel Metsulaan rijdt richting de St. Jorislaan en vice versa. Dat speelt met name in de avondspits, als de aansluiting van De Kade op de Ring (bij het kruispunt Geldropseweg) overbelast is. In het kader van de mobiliteitsvisie “Eindhoven op Weg” wordt nagedacht over een goede aansluiting van de Kade en DAF op de Ring. Grootschalige infrastructurele aanpassingen zijn vooralsnog niet voorzien. In overleg met bewoners en vertegenwoordigers van de Irisbuurt zal worden bekeken welke maatregelen haalbaar zijn om de verkeersoverlast in met name de Gabriel Metsulaan te verminderen.
  • 10. Op grond van het nieuwe verkeersbeleid krijgen de wegen een andere functie. Een aantal bewoners is het hiermee niet eens.
    Gemeentelijke reactie: In het nieuwe verkeersbeleid (“Eindhoven op Weg”) behouden de meeste wegen in het gebied dezelfde functie. Dat geldt dus ook voor de Kanaaldijk-Zuid. Deze was en blijft een ontsluitingsweg. De inrichting van de Kanaaldijk-Zuid zal als gevolg van een grootschalige herinrichting worden aangepast, maar altijd passend bij de functie van ontsluitingsweg.
  • 11. De achtertuinen van cafe's e.d. hebben bestemming Horeca, evenals het gebouw. Kunnen hierin terrassen worden gerealiseerd?
    Gemeentelijke reactie: De bestemming horeca is gelegd op de gronden behorende bij het perceel van de horecagelegenheid. Dit betekent dat ook een terras mag worden geëxploiteerd. Het exploiteren van een terras is overigens wel gebonden aan een vergunning c.q. voorwaarden/eisen op grond van andere regelgeving. Deze situatie is niet anders dan zoals het nu op grond van het geldend bestemmingsplan is toegelaten. Het nieuwe bestemmingsplan brengt daarin geen verandering.
  • 12. Verzoek om op percelen achter de Stuiverstraat 1 tot en met 43 garageboxen te mogen realiseren.
    Gemeentelijke reactie: De betreffende percelen maken onderdeel uit van een grotere, groene ruimte. Deze ruimte is een belangrijk verblijfsgebied/ plantsoen voor de buurt met o.a. verschillende speelaanleidingen. De entree van dit plantsoen vanaf de Stuiverstraat loopt over de betreffende percelen. De bouw van garageboxen op deze percelen is geen passende ontwikkeling in relatie tot de groenkwaliteit, de verblijfskwaliteit en de ruimtelijke relatie tussen de Stuiverstraat en het plantsoen. Daarbij zullen deze garageboxen op de Stuiverstraat moeten worden ontsloten via de entree van het plantsoen, hetgeen de kwaliteit van deze entree verder verslechterd.
  • 13. Verzoek om Hoefkestraat 10 een woonbestemming te geven zodat een woonhuis mogelijk is. Is nu een garage maar was vroeger een woning. Bedoeling is om Hoefkestraat 2 tot en met 18 als één bouwblok te zien. De eigenaar heeft een garage laten aanbouwen zonder kap, hij wilde met de kap oude straatzicht herstellen. Maar dat mocht niet. Overweegt om in plaats van de garage dat gedeelte bij het woonhuis te betrekken en op die manier de oude straatwand af te maken met kap. De vraag is of dat nu wel mag.
    Gemeentelijke reactie: De garage (bedoeld met Hoefkestraat 10) valt nu al binnen de woonbestemming en het is de vraag of er ter plaatse een bouwvlak kan worden aangegeven. Voor het straatbeeld is dit geen onwenselijke ontwikkeling. Het betreft immers het terugbrengen van de oorspronkelijke straatwand. Het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast.
  • 14. Wat beoogt dit bestemmingsplan?
    Gemeentelijke reactie: Het doel van dit bestemmingsplan is het zoveel mogelijk vastleggen van de bestaande functies in het gebied. Daarnaast worden de standaard bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals deze voor Eindhoven gelden, opgenomen. Tenslotte moet rekening worden gehouden met nieuwe regelgeving en vastgesteld beleid.

Van de samenspraakprocedure is een verslag gemaakt. Aan de bezoekers van de inloopavond die de presentielijst hebben getekend hebben, is het verslag toegezonden.

Bijlagen bij de toelichting