direct naar inhoud van 2.2 Historisch perspectief
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80096-0301

2.2 Historisch perspectief

Het plangebied kent geen historische begrenzing. Het omvat de binnenstad en het Tramstraatkwartier dat oorspronkelijk tot Woensel behoorde. Het plangebied strekt zich verder aan de overzijde van de Dommel uit tot het noordelijk gedeelte van Stratum vanwege de oriëntatie op het centrum. Om dezelfde reden hoort de Piazza en de passage bij het plangebied. De binnenstad vormde samen met De Bergen oorspronkelijk het grondgebied van Eindhoven. De contour van de binnenstad zelf werd bepaald door de stadsvest, de huidige binnenring, en de Dommel. Namen als Vestdijk, Oude Stadsgracht, Wal, Keizersgracht en Emmasingel verwijzen hiernaar. De plattegrond van de huidige binnenstad komt overeen met de oudste kaart van Eindhoven, getekend door Jacob van Deventer omstreeks 1560. Waarschijnlijk heeft de stad al veel eerder deze omvang gekregen. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat Eindhoven als stad gesticht is kort voor de verlening van stadsrechten in 1232. Lang voordat de stad Eindhoven ontstond, liepen er vanuit het zuidwesten en zuidoosten doorgaande wegen over die zandruggen naar het noorden. Ze kwamen samen bij de plaats waar de Gender uitmondde in de Dommel. In de nabijheid lag al in de 12e eeuw een motteburcht, een versterkt huis op een kunstmatige heuvel. Het behoorde toe aan de heren van Cranendonck die ook Woensel in bezit hadden. In 1420 schonk Jan van Schoonvorst dit huis aan Augustijner kanunniken om er een klooster te vestigen, het huidige Mariënhage. Binnen de omwalling van de stad werd een nieuw kasteel gebouwd op de plaats van de villa Ravensdonck. Na de stadsstichting werd Eindhoven een centrum van handel en nijverheid met een weekmarkt, jaarmarkten en verschillende ambachtsgilden. Vanaf de tweede helft van de 15de eeuw werden Eindhoven en omgeving geteisterd door verschillende rampen en oorlogen, waar de stad zich met moeite van herstelde. Na een grote stadsbrand in 1554 vaardigde Willem van Oranje als heer van Eindhoven een bouwverordening uit die de stad het aanzien gaf dat Jacob van Deventer rond 1560 vastlegde. Sindsdien heeft de binnenstad grotendeels dezelfde structuur behouden. Na verschillende belegeringen verloor Eindhoven zijn vestingfunctie. De wallen werden geslecht, het kasteel en de poorten raakten in verval en werden uiteindelijk gesloopt, maar de stadsgracht bleef bestaan tot in de 20ste eeuw. Hoewel Eindhoven niet groeide bleef het wel een centrumfunctie behouden voor het omliggend gebied. Rond 1800 had de stad nog steeds dezelfde omvang als twee eeuwen daarvoor. In de 19de eeuw zorgde de industrialisatie voor een bevolkingsgroei en een verdichting van de bebouwing. In 1818 kwam de straatweg van Den Bosch naar Luik gereed, die van noord naar zuid door de binnenstad liep. In 1843 zorgde de stad zelf voor de aanleg van het Eindhovensch Kanaal en in 1866 kreeg de stad een spoorwegverbinding. Het havenhoofd lag echter op Stratums grondgebied en het station in de gemeente Woensel. Dit laatste leidde in 1874 tot annexatie van het gebied ten zuiden van het spoor tot en met het kloosterterrein aan de Dommel. In 1896 kwam hier een tramstation. De verbetering van de infrastructuur bevorderde de industrialisatie. In en rond het centrum verrezen o.a. textiel- en sigarenfabrieken, die net als de leerlooierijen voortkwamen uit de ambachtelijke nijverheid. In 1860 werd de middeleeuwse stadskerk gesloopt om plaats te maken voor de huidige St. Catharinakerk. Ook het stadhuis uit 1554 werd door een neogotisch gebouw vervangen.

De toegenomen welvaart was af te lezen aan herenhuizen die niet alleen aan de bestaande straten en aan de Markt, maar ook aan de stadsgracht werden gebouwd. Steeds meer huizen in de stad werden vernieuwd, waarbij achter de gevel vaak nog oudere resten bewaard bleven. Op een terrein tussen de Jan van Lieshoutstraat en de Vestdijk kwam een ziekenhuis, dat geleidelijk uitgroeide tot een groot complex.

In 1891 vestigde de firma Philips zich in een fabriekspand tussen de Vrijstraat en de Emmasingel. Daarmee ontstond een nieuwe bedrijfstak, die in de volgende eeuw op de ontwikkeling van Eindhoven van enorme invloed zou zijn. In de twintigste eeuw kreeg de binnenstad steeds meer commerciële functies: winkels, warenhuizen, horeca en banken. Het wonen verdween geleidelijk uit het centrum, vooral van de annexatie van de randgemeenten in 1920, waardoor planmatige stadsuitbreidingen mogelijk werden.

De stad werd toen het centrum van Groot-Eindhoven. Plannen om voor het nieuwe gemeentebestuur een nieuw stadhuis te bouwen werden voorlopig niet verwezenlijkt. Wel werd Eindhoven dankzij een schenking van de sigarenfabrikant Henri van Abbe verrijkt met een nieuwe culturele instelling: het Van Abbemuseum dat in 1936 werd geopend. In de uitbreidingsplannen bleef de bereikbaarheid van het centrum voor het verkeer belangrijk. Vanaf 1928 werd de stadsgracht gedempt voor de aanleg van een binnenring. Het laatste stuk, nu Oude Stadsgracht, zou overigens pas na 1950 worden gerealiseerd, waarbij ook de loop van de Dommel werd aangepast. Toen pas werd ook de Vestdijk doorgetrokken, wat tot dan toe was verhinderd door de sigarenfabriek van Mignot & De Block. Tijdens de tweede Wereldoorlog had de binnenstad herhaaldelijk te lijden van bombardementen. Bij dat van 6 december 1942 met als doel de Philipsfabrieken, werden de Demer en een groot deel van de oude Fellenoord verwoest. Daags na de bevrijding op 19 september 1944 werden andere delen van de binnenstad getroffen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wederopbouw aangegrepen om niet alleen de verwoeste delen van de stad weer op te bouwen maar ook om verbeteringen tot stand te brengen in de verkeersstructuur. Het hoogspoorplan beoogde door middel van tunnels de noord-zuid verbinding te verbeteren. De Hermanus Boexstraat, parallel aan de Demer, vormde de verbinding tussen de Markt en de Vestdijktunnel. Omdat het hoogspoor met het nieuwe station ten noorden van de oude spoorbaan was aangelegd ontstond ruimte voor het 18-Septemberplein. De nieuwe weg tussen dit plein en de Keizersgracht, de nieuwe Emmasingel, werd echter niet doorgetrokken, zodat de bestaande Emmasingel onderdeel van de Binnenring bleef. Ook een verbreding van de Kerkstraat, de Ten Hagestraat en de Smalle Haven werd maar ten dele gerealiseerd. Een aanzet tot een meer grootstedelijk karakter voltrok zich aan de rand van de binnenstad. Uitingen hiervan zijn het nieuwe stadhuis en de Piazza in 1969. Het Cityplan uit 1967 voorzag in een radicale en grootschalige gedaanteverandering van de binnenstad, maar werd uiteindelijk in 1974 afgekeurd. Intussen waren met de sloop van het stadhuis aan de Rechtestraat en de villa Fens in de binnenstad wel enkele doorbraken gemaakt. Alleen het Hooghuis werd gerealiseerd.

Na 1970 verdwenen steeds meer fabrieken naar elders of staakten hun activiteiten. Aan de Tramstraat, waar aan de westkant rond 1937 het tramstation was vervangen door woningen, kwam aan de kant van de Dommel een woonwijk op de plaats van de fabrieken van De Haes, Schellens & Marto en Redelé. In die jaren veranderde ook het centrumgebied geleidelijk van karakter. Achter het Stratumseind verdwenen de leerlooierij en de zeepfabriek van Keunen. Het Binnenziekenhuis verhuisde in 1973 naar Woensel. Het complex van Mignot & De Block werd in 1982 gesloopt. De terreinen die hierdoor vrijkwamen bleven lange tijd onbebouwd, maar werden vanaf 1990 ingevuld door De Lage Landen, het Heuvelplan met het muziekcentrum, en het Smalle Havenplan. Tegelijkertijd verscheen de eerste hoogbouw in het stadsbeeld. Het Van Abbemuseum kreeg een markante uitbreiding. De Piazza werd vanaf 2006 vernieuwd samen met een nieuwe inrichting van het 18 septemberplein met de Blob en de ontwikkeling rond de Admirant, het vroegere Philips hoofdkantoor. De laatste tijd is een verschuiving merkbaar van sloop/nieuwbouw naar herontwikkeling. In het plangebied zijn de fabriek van Leo Schellens en de garage van Van der Meulen Anssems (met een deel van een oude lucifersfabriek) voorbeelden. Samenvattend is de ruimtelijke structuur van het centrum het resultaat van zowel transformatie als continuïteit, waarin de historische ontwikkeling afleesbaar is gebleven.

In 2011 heeft het bureau SteenhuisMeurs BV in opdracht van en in samenwerking met de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek van dit gebied uitgevoerd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport Cultuurhistorisch onderzoek Eindhoven Binnenstad & Tramstraatkwartier dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. Daarin is gedetailleerd de historische ontwikkeling en de huidige karakteristiek van het gebied beschreven. Voor meer informatie over het gebied in historisch perspectief wordt verwezen naar deze rapportage.