14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 13.1 genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met uitzondering van het volgende;
-
1. de voorgevel mag het bouwvlak overschrijden mits deze niet meer dan 30% van de breedte van de denkbeeldige voorgevelroolijn van de betreffende kavel bedraagt, en
-
2. de maat van de overschrijding van de denkbeeldige voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter bedraagt.
-
b. een kavel dient een minimale breedte van 25 meter en een maximale breedte van 60 meter te bedragen;
-
c. de inhoud van de totale bebouwing (hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen) (in m3) mag ten hoogste 2 maal het kaveloppervlak (in m2) bedragen;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' mag geen bebouwing worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
-
e. indien een bouwvlak wordt geplitst in 2 of meerdere kavels dient een bebouwingsvrije zone van 5 meter te worden aangehouden aan weerszijden van de (gezamenlijke) kavelgrens waarbinnen geen gebouwen mogen worden worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
-
f. het maximum bebouwingspercentage van alle bebouwing (hoofdgebouwen, aan-, uit- en bijgebouwen) op de kavel is 50%, waarbij de bruto vloeroppervlak van de derde bouwlaag niet meer dan 25% van het kaveloppervlak mag bedragen;
-
g. de maximale bouwhoogte van alle bebouwing (hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen) is 10 meter;
-
h. de onder a. t/m h. en in artikel genoemde bebouwing is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat zorg gedragen wordt voor de benodigde (vereiste) parkeerplaatsen, zoals opgenomen in Bijlage 1, op de betreffende kavel alsmede het in stand houden van deze (vereiste) parkeerplaatsen.
14.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten" is het oprichten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
-
b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
14.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mag maximaal 1 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' mag maximaal 3 meter bedragen;
-
c. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen uitgesloten' geen bouwwerken mogen worden opgericht.
14.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
-
a. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 meter beneden peil.
14.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. en
toestaan dat in combinatie met het wonen:
-
a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits;
-
1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
-
2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
-
3. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
-
4. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
-
5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
-
6. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.