direct naar inhoud van 7.2 Behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en cultuurhistorie/archeologie versus ontwikkeling van de landbouw
Plan: Dongen Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2009000001-0001

7.2 Behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en cultuurhistorie/archeologie versus ontwikkeling van de landbouw

Versterking van functies onderling

De grondgebonden landbouw is van grote betekenis voor het behoud van een open landschap. De melkveehouderij en het daarmee gepaard gaande gebruik van grasland, draagt bij aan het behoud van het huidige graslandareaal ten noorden van de kern 's Gravenmoer.

Agrarisch natuurbeheer en behoud van landschapselementen en natuurwaarden versterken elkaar.

Strijdigheid van functie-eisen

Veranderend grondgebruik

Als bestaande graslandpercelen een ander grondgebruik krijgen, bijvoorbeeld akkerbouw, maïsteelt, sier- of boomteelt of tuinbouw, kan dit nadelige gevolgen hebben voor het leefgebied van reptielen en amfibieën, behoud van het beekdal van de Donge en de openheid van het landschap. Dit speelt met name ten noorden van de kern 's Gravenmoer.

Glas(tuinbouw) kan door bijvoorbeeld assimilatieverlichting tot extra verstoring van natuurwaarden leiden. Kassen en teeltondersteunende voorzieningen en de sier- en boomteelt tasten bovendien waardevolle landschappen in het plangebied aan. Schaalvergroting en intensivering kan strijdig zijn met het behoud van kleinschalige landschapselementen.

De aanleg van landgoederen en ecologische verbindingszones gaat ten koste van het areaal landbouwgrond.

Externe productie omstandigheden

Verbetering van de externe productiefactoren betekent een verbetering voor de landbouw, maar kan tegelijkertijd ook leiden tot een verslechtering van waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie. Het aanpassen van de verkavelingstructuur gaat ten koste van het kenmerkende slagenlandschap.

Het egaliseren van gronden, ontgraven, ophogen en / of ontginnen ten behoeve van de landbouw gaat ten koste van landschapselementen als oude bouwlanden.

Ontwateringsmaatregelen en het aanbrengen verhardingen gaan ten kosten van de waarden van het leefgebied reptielen en amfibieën.

Nieuwe bebouwing

Voor verdere schaalvergroting, intensivering of verbreding van de landbouw, kan nieuwe bebouwing wenselijk zijn. Dit kan conflicteren met het landschap.

Afweging en conclusie

Gegeven de betekenis van het buitengebied voor natuur, landschap en cultuurhistorie / archeologie en in directe samenhang daarmee voor de recreatie en het wonen, kiest het gemeentebestuur ervoor om de landbouw ontwikkelingsruimte te bieden wanneer dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van de specifieke kenmerken van het plangebied. Ontwikkelingen die de landschaps- en / of natuurwaarden in het buitengebied kunnen aantasten worden niet rechtstreeks toegestaan, maar gekoppeld aan een nadere toetsing (aanlegvergunning). In het LOG Moersedreef gelden specifieke beleidsuitgangspunten. Hier wordt – binnen de beleidsuitgangspunten – in beginsel een optimale agrarische ontwikkeling voorgestaan.

In dat licht zijn voor het plangebied de volgende beleidskeuzen van belang.

Ontwikkelingsmogelijkheden en grondgebruik

Het beleid in het agrarische gebied wordt gericht op:

  • ruimte bieden aan de grondgebonden landbouw (schaalvergroting);
  • geen mogelijkheden bieden voor de nieuwvestiging van bedrijven waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor het landbouwontwikkelingsgebied;
  • rekening houden met de aanleg van de natte ecologische verbindingszones ('s Gravenmoerse Noordkade, de Donge en de Onkelsloot), de landschapsecologische zones Tilburg-Loon op Zand en Dongen-Oosteind;
  • schaalvergroting, bijvoorbeeld in de vorm van vergroting van bouwvlakken ten behoeve van nieuwe bebouwing, zal worden afgewogen tegen de gevolgen voor de te beschermen landschaps- en natuurwaarden.


In essentie kiest de gemeente daarbij voor het behoud van de volgende waardevolle landschappen:

  • de open Polder van 's Gravenmoer met kenmerkende verkaveling;
  • de, uit een oogpunt van cultuurhistorie landschappelijk waardevolle omgeving van de Groenstraat.

Een verbijzondering van bovengenoemd beleid geldt voor het gebied gelegen in het noordoosten, het leefgebied voor reptielen en amfibieën. Hiervoor gelden de volgende beleidslijnen:

  • streven naar grasland als grondgebruik;
  • uitbreiding van bouwvlakken afwegen tegen de gevolgen voor het leefgebied;
  • de gevolgen van werkzaamheden als ontwatering, aanbrengen verhardingen, grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en ontginning, ophoging, ontgraving en egalisering afwegen tegen de kwetsbaarheden van het leefgebied.


De gemeente streeft ook naar versterking van de bestaande landschapsstructuur (door de aanleg van heggen en houtwallen in de lengterichting van het kavelpatroon), stimulering van agrarisch natuurbeheer en het verzachten van de – veelal harde overgang – langs de kernrand van Dongen. Deze doelstellingen kunnen worden bereikt door:

  • de aanplant van dergelijke gebiedseigen heggen en houtwallen niet aan nadere regels te binden;
  • in het bestemmingsplan ruime gebruiksbepalingen voor agrarisch gebruik op te nemen (aanleg van natuur en landschapselementen niet strijdig met agrarisch gebruik).

In het gebied tussen de Eindsestraat en de Vierbundersweg streeft de gemeente naar stabiliteit en daarvoor mag het instrument landgoederen worden ingezet.

Nieuwe glastuinbouwbedrijven, intensieve veehouderijen en het op grote schaal oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de boomkwekerijen en sierteelt dragen niet bij aan behoud en herstel van de landschappelijke kenmerken. Deze productietakken zijn daarom niet wenselijk als nieuwe functie in kwetsbare gebieden. Ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen kiest de gemeente ervoor om de mogelijkheden te begrenzen overeenkomstig de recente provinciale richtlijnen uit 2006 en 2007.

Voor wat betreft intensieve veehouderij, glastuinbouw en de nieuwvestiging van boomteeltbedrijven wordt verwezen naar de volgende paragraaf.

Externe productieomstandigheden

Egaliseren in met cultuurhistorische waardevolle gebied van de Groenstraat kan ten koste gaan van het karakteristieke microreliëf (oude bouwlanden). Er dient derhalve eerst een afweging plaats te vinden of egaliseren niet ten koste gaat van genoemde kwaliteiten.