Plan: | Dongen Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0766.BP2009000001-0001 |
Hoofdstuk I: Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2008. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend. Het begripbegrip agrarisch bedrijf is niet in deze standaard SVBP2008 opgenomen en wordt hierna kort toegelicht.
Agrarisch bedrijf
In aansluiting op het gemeentelijk beleid wordt onderscheid wordt gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder agrarische bedrijven worden alle bedrijven verstaan die met hun bedrijfsvoering erop gericht zijn om gewassen te telen en / of dieren te houden ten behoeve van de plantaardige of dierlijke productie. In het plangebied is een insectenkweker gevestigd. Ook dit bedrijf wordt gerekend tot de agrarische sector.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten.
Hoofdstuk II: Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Bouwvlakken
De aanwezige agrarische bedrijven zijn onderverdeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. Aan de agrarische bedrijven is een zogenaamd bouwvlak toegekend waarbinnen de bebouwing dient te worden geconcentreerd. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven (glastuinbouw, intensieve kwekerij en intensieve veehouderij) zijn voorzien van een speciale aanduiding. In de regels is bepaald welke bebouwing binnen een bouwvlak kan worden opgericht, alsmede de locatie van deze bebouwing. Nieuwe bebouwing dient in of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (het bedrijfsgebouw dat gelet op omvang en functie als belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt) te worden gebouwd. Indien de bedrijfswoning voor het hoofdgebouw is gebouwd mag tot op 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
Bepaalde voorzieningen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om verharding kuilvoerplaten, kavelpaden, erfverharding en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Per agrarisch bedrijf is het bestaande aantal bedrijfswoningen vastgelegd. De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 750 m³, de maximum oppervlaktemaat 200 m². Deze regeling is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied uit 1996. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is, is dat op de kaart aangegeven. Indien reeds een tweede agrarische bedrijfswoning aanwezig is, is dat ook op de kaart aangegeven.
Tevens is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak en een wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering en vergroting van het bouwvlak. Overigens kan de ontheffing alleen verleend worden, indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en / of op basis van toepassing van milieuvoorschriften en dierwelzijnseisen. In het extensiveringsgebied (integrale zonering intensieve veehouderij) is overschrijding uitsluitend toegestaan indien noodzakelijk uit oogpunt van milieuwetgeving of dierwelzijnseisen.
In het doorgroeigebied voor glastuinbouw zijn met name eisen gesteld aan de ruimtelijke inpassing bij vergroting van bouwvlakken voor glastuinbouwbedrijven. Tevens is het mogelijk via ontheffing een eerste of tweede bedrijfswoning te realiseren, als die nog niet aanwezig is en daarvoor de noodzaak wordt aangetoond.
Niet-grondgebonden neventakken
Nieuwe niet-grondgebonden agrarische activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als neventak op een agrarisch bedrijf. Bij bestaande neventakken is doorgroei van de neventak slechts mogelijk tot de omvang die conform het provinciaal beleid is toegestaan (1.000 tot 5.000 m² voor glastuinbouw) of op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds mogelijk was (1.000 m²voor intensieve kwekerijen).
De ontwikkeling van een neventak intensieve veehouderij is niet toegestaan.
Voorzieningen voor de opslag van mest, water, voer of CO2.
De voorzieningen die op agrarische bedrijven worden getroffen voor de opslag van (kunst)mest, voedermiddelen, water of CO2 dienen bij voorkeur ook op het bouwvlak te worden gerealiseerd.
Voor zover deze voorzieningen aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals sleufsilo's, mestsilo's, Co2-opslagtanks), is in de bouwregels opgenomen dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan. Met toepassing van een ontheffing mogen deze opslagvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, de grenzen van het bouwvlak met maximaal 15 meter overschrijden.
Voor zover opslagvoorzieningen niet zijn aan te merken als een bouwwerk (zoals een mestzak of foliebassin voor water) geldt het volgende. In de gebruiksregels is bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak niet voor deze opslagvoorzieningen mogen worden gebruikt. Met toepassing van een ontheffing is plaatsing van deze voorzieningen, in aansluiting op het bouwvlak, onder voorwaarden alsnog mogelijk.
Watertoets
Als algemene voorwaarde is in relatie tot wijzigingsbevoegdheden in de regels als voorwaarde opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige negatieve gevolgen mogen hebben voor het waterbeheer. Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakte verharding met meer dan 1.000 m² toeneemt of kan toenemen wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder (Waterschap of Rijkswaterstaat).
Neven- en vervolgactiviteiten
In de bestemmingsomschrijving van de agrarische artikelen is opgenomen dat nevenactiviteiten onderdeel mogen uitmaken van een agrarische bedrijfsvoering. Dit algemene uitgangspunt wordt verbijzonderd in de gebruiksregels.
In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat een aantal neven- en vervolgactiviteiten op agrarische bedrijven, binnen de bestaande bebouwing en tot een bepaalde omvang, direct toelaatbaar wordt geacht. Andere activiteiten kunnen met toepassing van een ontheffing van de gebruiksregels worden toegelaten, indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. Belangrijke voorwaarden zijn een goede landschappelijke inpassing en het behalen van ruimtelijke kwaliteitswinst. Dit kan worden omschreven als de ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door een verbetering en opwaardering van de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie. De gevraagde ruimtelijke kwaliteitswinst zal daarbij in een redelijke (kosten)verhouding moeten staan tot de toelaatbare neven- en vervolgactiviteiten. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is er een aparte ontheffing opgenomen omdat hier ook ontheffing verleend wordt voor het gebruik van de onbebouwde gronden.
Belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van nevenactiviteiten zijn landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst. Het verlenen van medewerking aan nevenactiviteiten is afhankelijk van de mate waarin aan deze criteria wordt voldaan en om die reden wil het gemeentebestuur met de initiatiefnemer overeenkomen dat de afgesproken landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (privaatrechtelijke overeenkomst).
Paardenbakken
In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken op of aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan. Ten behoeve van burgerwoningen of niet-agrarische bedrijfswoningen kunnen paardenbakken ook grenzend aan andere bestemmingen worden gerealiseerd. Verlichte paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet mogelijk.
Stalling voor hobbymatig agrarische gebruik
De vigerende regeling om in gebieden met een gemengd-functiepatroon, de bouw van kleine stallingruimten voor vee mogelijk te maken, wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
Artikel 4 en 5 Agrarisch met waarden
Het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijk, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden wordt in het bestemmingsplan veilig gesteld met het toekennen van de bestemmingen Agrarisch met waarden- Landschap en cultuurhistorie en Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie.
De basisregeling (bouwvlakken, grondgebonden bedrijven en neventakken, opslagvoorzieningen, neven- en vervolgactiviteiten) voor deze gronden wijkt in grote lijnen niet af van de regeling voor Agrarisch met dien verstande dat bij de toepassing van ontheffingen en wijzigingen steeds de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie worden meegewogen. Ook worden deze waarden beschermd door het opgenomen aanlegvergunningenstelsel. De aanplant van elzenhagen en knotwilgen ter versterking van de landschappelijke kwaliteit zijn passend binnen de doelstellingen voor cultuurhistorie en landschap en derhalve uitgesloten van het aanlegvergunningvereiste.
Artikel 6 Bedrijf
Toelaatbaar zijn uitsluitend de huidige aanwezige bedrijfsactiviteiten. Zowel toelaatbare bedrijfsactiviteiten als de maximale omvang liggen per locatie vast in het bestemmingsplan.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
Voor de ijzertijdboerderij aan de Oude Oosterhoutsebaan is een toegesneden bestemming Cultuur en ontspanning opgenomen.
Artikel 8 en 9 Detailhandel, artikel 11 Horeca, artikel 12, 13 en 14 Maatschappelijk
De in het plangebied aanwezige winkels en het benzineservicestation aan de Eindsestraat zijn als detailhandelsbedrijven bestemd.
De aanwezige horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming Horecadoeleinden. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, analoog aan de regeling voor bedrijven, gebruik gemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: 1 lichte horeca, 2 middelzware horeca, 3 zware horeca (voor een nadere beschrijving van / toelichting op deze horecacategorieën wordt verwezen naar de bijlage). Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het toestaan van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1c. De aanwezige bedrijven die gelet op de huidige activiteiten ingeschaald zijn in categorie 2, hebben een speciale aanduiding gekregen.
De toelaatbaarheid van horecabedrijven uit maximaal de categorie 1c betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een ontheffing worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.
De parkeerterreinen bij twee horecabedrijven mogen niet worden bebouwd en zijn als zodanig aangemerkt.
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen maatschappelijke functies zoals de kerk in Dongen Vaart, de school, begraafplaatsen en het kinderdagverblijf aan de Laagstraat.
Artikel 10 Groen
Groenstroken waarbij geen sprake is van natuurwaarden maar die een voornamelijk afschermende functie hebben, zijn als zodanig bestemd (groenstroken langs het tenniscomplex aan de Doelstraat).
Artikel 15 Natuur
De huidige bosgebieden zijn bestemd tot Natuur. De bestemmingsomschrijving van Natuur is ruim (bos en natuur, behoud van landschappelijke waarden, water en extensieve recreatie).
Artikel 16 en 17 Recreatie
De dagrecreatieve voorzieningen zoals het scoutingterrein aan de Doelstraat, hondendressuurterreinen en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming Recreatie- dagrecreatie met een specifieke aanduiding.
Een bijzondere dagrecreatieve voorziening is recreatiebedrijf Pukkemuk. Hiervoor is een speciale aanduiding opgenomen waarmee ook het deels verblijfsrecreatieve gebruik is geregeld (25 standplaatsen voor kampeermiddelen en het plaatsen van 15 vakantiehuisjes gedurende het zomerseizoen).
De bestemming Recreatie- verblijfsrecreatie heeft betrekking op het logeergebouw aan de Voldersweg.
Artikel 18 Sport
De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat hierbij om het tenniscomplex aan de Doelstraat, sportvelden, sporthal en het modelvliegtuigterrein.
Artikel 20 en 21 Verkeer
De openbare wegen en fietspaden zijn voorzien van de bestemming Verkeersdoeleinden. Het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeersdoeleinden is bepaald op maximaal 2. Door het opnemen van de bestemming Verkeer wordt een belangrijke karakteristiek van het landschapspatroon (wegen met beplanting) vastgelegd. Voor de, uit oogpunt van cultuurhistorie belangrijke onverharde wegen is dit echter onvoldoende. Deze wegen hebben een speciale aanduiding gekregen waaraan een aanlegvergunningvereiste is verbonden voor het aanbrengen van verhardingen.
De woonstraten in Dongen Vaart zijn bestemd voor Verkeer- verblijfsgebied.
Artikel 22 Water
De bestemming Water is toegekend aan de Donge, het Wilhelminakanaal, De Vaart, 't Molenvaartje, de 's Gravenmoerse Vaart en de hoofdwatergangen in het agrarische gebied. De oevers van De Donge, ten noorden van 's Gravenmoer, zijn aangeduid als natuur en landschappelijk waardevol. De 's Gravenmoerse Vaart, de Vaart en 't Molenvaartje zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Aan beide aanduidingen is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld.
Artikel 23, 24, 25 en 26 Wonen, artikel 19 Tuin
In het buitengebied is onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen:
Wonen- 1
De burgerwoningen (met uitzondering van 2 woningen waar slechts tijdelijk gebruik is toegestaan, zie ook bijlage 10) met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als Wonen bestemd. De bestemming Tuin is aan die delen van het perceel toegekend waarvan het onbebouwde karakter behouden moet blijven. De inhoudsmaat van woningen bedraagt maximaal 600 m³. De oppervlakte bijgebouwen mag per woning maximaal 80 m²/40 % van het erf bedragen, en na het verlenen van ontheffing, afhankelijk van de oppervlakte van het perceel, 100 m². Tevens is een wijzigingsbepaling opgenomen voor het bouwen van nieuwe wooneenheden in grote of monumentale gebouwen, met als doel de instandhouding van deze waardevolle gebouwen.
Nevenactiviteiten zijn zeer beperkt mogelijk (rechtstreeks of met ontheffing toegestaan).
Wonen- 2
De bestemming Wonen- 2 is toegekend aan de percelen die in het vigerende bestemmingsplan nog aangemerkt zijn als agrarisch bedrijf maar waar de bedrijfsmatige activiteiten zijn beëindigd en thans alleen nog sprake is van (burger)bewoning. Deze percelen zijn overeenkomstig het feitelijke gebruik bestemd. De bouwregels zijn overeenkomstig de regels bij de bestemming Wonen- 1. De mogelijkheden om nevenactiviteiten te ontwikkelen in de bestaande voormalige agrarische bebouwing zijn echter aanzienlijk ruimer dan bij Wonen- 1.
Wonen- 3
In Dongen Vaart is geen sprake van een buitengebiedsituatie. De maximale omvang van woningen wordt hier niet dwingend voorgeschreven. De bouwwijze is, daar waar dat stedenbouwkundig gewenst is, vastgelegd met de aanduiding 'twee-aan-een' of 'vrijstaand', onder andere bij de woningbouwuitbreiding aan de Meester Janssenweg. In de bijlage bij de regels is een lijst opgenomen met de woningen in Dongen Vaart. Het is niet wenselijk dat het aantal woningen, bijvoorbeeld door woningsplitsing of de bouw van gestapelde woningen, wordt vergroot. In de regels is opgenomen dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan in de bijlage is vastgelegd.
De maximale inhoudsmaat voor de 23 voormalige vakantiewoningen is 600 m³ met ten hoogste 25 m² aan bijgebouwen en overkappingen.
Mantelzorg
Bij de bestemming Wonen (en alle overige bestemmingen waarbij een bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan) wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning, of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat hier uitsluitend om een ontheffing van het gebruik. Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg. Na beëindiging van de mantelzorg kan tegen 'gewone' bewoning van een bijgebouw worden opgetreden omdat in de gebruiksbepalingen is opgenomen dat bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan.
Artikel 27 Zandwinning-Voorlopig
De zandwinningslocatie aan de Moersedreef heeft een voorlopige bestemming gekregen, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Naast een voorlopige bestemming (tot 2014) is ook een definitieve bestemming (groenvoorzieningen, water) voor de zandwinning opgenomen.
Artikel 28, 29 en 30 Leiding
De ruimtelijk relevante leidingen zijn als zodanig bestemd. Aangezien leidingen in alle gevallen samenvallen met andere bestemmingen (met name de bestemming Agrarisch) zijn deze bestemmingen als dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.
Ten behoeve van de bestemming Leidingen- leidingstrook is ook een 'veiligheidszone leiding' opgenomen. In deze veiligheidszone is de bouw van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Belangrijker nog is dat in de leidingenstrook geen leidingen aangelegd mogen worden met een 10 -6 plaatsgebonden risicocontour die buiten de veiligheidszone valt.
Artikelen 31 en 32 Archeologische waardevolle terreinen
Het archeologische monument en de gebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden zijn voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden (waarde- 1 voor het archeologische monument, waarde- 2 voor de verwachte archeologische waarden).
Het archeologische monument is gelegen in onbebouwd agrarisch gebied. Het opgenomen aanlegvergunningenstelsel voor grondroering vormt de belangrijkste waarborg voor de bescherming van de aanwezige waarden.
De dubbelbestemming Archeologische waarde- 2 overlapt verschillende bestemmingen. Bouwen binnen deze gebieden is in beginsel slechts mogelijk:
Voor vervanging van bestaande bouwwerken, beperkte bouwwerken en beperkte grondroering geldt deze bepaling niet. Voorts is voor werkzaamheden vanaf een bepaalde omvang waardoor de bodem wordt geroerd, het vereiste van aanlegvergunning opgenomen.
Artikel 33 Waterstaat
De dijken langs het Wilhelminakanaal hebben een waterkerende functie en daarom een dienovereenkomstige dubbelbestemming gekregen.
Hoofdstuk III: Algemene regels
Artikel 34 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 34 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen.
Artikel 35 Algemene bepalingen met betrekking tot het bouwen
Met de bepaling over bestaande maten (lid 1) wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.
Overeenkomstig de Wet geluidhinder is een regeling opgenomen voor het bouwen van geluidgevoelige functies nabij wegen en het gezoneerde industrieterrein de Wildert.
Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is voor de wegvakken die in het plangebied zijn gelegen, de ligging van 48 dB geluidsconctour bepaald. Deze contour komt overeen met de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder. De gemeente hanteert het beleid voor het buitengebied, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten moeten voldoen aan deze grenswaarde. Het is daarom niet mogelijk om nieuwe geluidsgevoelige objecten te realiseren op een afstand tot wegen die kleiner is dan in de tabel is aangegeven. Bestaande geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidscontour (en die dus niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB) blijven gehandhaafd. Indien een bestaand geluidsgevoelig object wordt herbouwd, mag de afstand tot de wegas (vanuit de optiek van wegverkeerslawaai) niet kleiner worden.
Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor de geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone (de 50 dB(A) contour) van industrieterrein de Wildert.
Artikel 36 Algemene gebruiksbepaling
In dit artikel wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de voorschriften van het bestemmingsplan. Indien dit gebruik niet leidt tot het meest doelmatige gebruik van deze gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd hiervan ontheffing te verlenen (de zogenaamde toverformule).
Artikel 37 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn alle regels opgenomen die samenhangen met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone'. Deze gebiedsaanduiding valt samen met diverse bestemmingen maar is niet aan te merken als dubbelbestemming.
Artikel 38 Algemene ontheffingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen ten opzichte van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders met dit artikel ontheffing verlenen.
Artikel 39 Algemene wijzigingsregels
In lid 1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 38, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
In lid 2 is een algemene wijzigingsbepaling opgenomen voor het veranderen van bouw- en bestemmingsvlakken in verband met het aantreffen of (door middel van archeologisch onderzoek aangetoonde) afwezigheid van archeologische waarden.
In lid 4 is de bevoegdheid opgenomen om nieuwe ruimte-voor-ruimte woningen te realiseren in de bebouwingsconcentraties.
Artikel 40 Algemene procedurebepaling
Dit artikel geeft een procedure voor het geval het college een ontheffingsbevoegdheid toepast en schrijft het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht voor, indien een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast.
Artikel 41 Overige regels
Indien in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar wettelijke regelingen geldt dat verwezen wordt naar de tekst van de betreffende regeling zoals die gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 42 Strafbepaling
Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming is op grond van artikel 7.10 Wro strafbaar gesteld. Hiervoor is geen aparte strafbaarheidstelling in het plan meer noodzakelijk. De wettelijke bepaling geldt echter niet voor het verrichten van vergunningplichtige werken of werkzaamheden zonder aanlegvergunning. Deze worden in dit artikel strafbaar gesteld.
Artikel 43 Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
Lid 3 geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, in geval van onbillijkheid, het overgangsrecht buiten toepassing te laten.
Artikel 44 Titel
Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.