direct naar inhoud van 3.5 Recreatie
Plan: Dongen Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2009000001-0001

3.5 Recreatie

Kleinschalig kamperen

Met het wegvallen van de Wet openluchtrecreatie (WOR) is het bestemmingsplan het enige wettelijke instrument voor het regelen van de planologisch relevante aspecten van het kamperen. Voorheen bood de WOR het wettelijk kader voor de regulering van het kleinschalig kamperen. In de gemeente Dongen werd kleinschalig kamperen uitsluitend toegestaan bij agrarische bedrijven. Nu de WOR is vervallen, is de vraag aan de orde waar (bij welke functies en in welke gebieden), tot welke omvang en onder welke voorwaarden kleinschalig kamperen kan worden toegestaan.

Koppeling aan agrarische bedrijven

Een principiële vraag is of minicampings bij agrarische bedrijven of ook bij woningen en niet-agrarische bedrijven worden toegelaten. Gelet op:

  • het tot nu toe gevoerde beleid (alleen bij agrarische bedrijven);
  • het creëren van een toegevoegde recreatieve belevingswaarde door de combinatie met agrarische bedrijfsuitoefening;
  • de economische betekenis voor de agrarische sector (verbrede plattelandseconomie);
  • het eenvoudig aansluiten bij en ook benutten van bestaande bebouwing;
  • de mogelijkheden voor landschappelijke inpassing (agrarische bedrijven hebben meer gronden ter beschikking voor een goede inpassing);

worden nieuwe minicampings alleen toegelaten bij functionerende agrarische bedrijven.

Daarnaast acht het gemeentebestuur het handhaven van bestaande accommodaties voor kleinschalig kamperen bij voormalige agrarische bedrijven ook aanvaardbaar. Hiermee wordt voorkomen dat minicampings moeten worden beëindigd als het agrarische bedrijf wordt beëindigd. De "nieuwvestiging" van kleinschalig kamperen bij voormalige agrarische bedrijven of andere niet-agrarische functies is echter niet gewenst. Daarbij is een uitzondering gemaakt voor het recreatiebedrijf "Pukkemuk".

Locaties

Het is in het algemeen niet nodig en wenselijk om een zonering te hanteren voor het kleinschalig kamperen. In het gehele buitengebied hoeft uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar te bestaan tegen het realiseren van minicampings op of grenzend aan bestaande agrarische erven.

Een uitzondering moet evenwel gemaakt worden voor het landbouwontwikkelingsgebied. Het bieden van een aantrekkelijk verblijfsrecreatief klimaat en de gewenste ontwikkeling van intensieve veehouderij, boomkwekerij en glastuinbouw zijn slecht met elkaar verenigbaar. In het landbouwontwikkelingsgebied worden nieuwe minicampings derhalve niet toegestaan.

Aantallen kampeermiddelen

Het maximale aantal van 15 kampeermiddelen per bedrijf voor kleinschalig kamperen op basis van de Wet op de Openluchtrecreatie is met de intrekking van de wet per 1 januari 2008 vervallen. Ten behoeve van economische ontwikkeling, kwaliteitsverbetering, verbetering van het rendement en professionalisering van het aangeboden verblijfsrecreatieve product is er vanuit de agrarische ondernemers een toenemende vraag naar uitbreiding van het maximumaantal kampeermiddelen. Het toegestane aantal moet echter in overeenstemming blijven met het beoogde recreatieve product (kleinschalig, bij de agrarische bedrijven).

Het gemeentebestuur houdt vast aan de grens van 15 kampeermiddelen voor het kleinschalig kamperen. Aanvullend wordt – onder voorwaarden – vergroting van het aantal standplaatsen tot 25 per bedrijf mogelijk gemaakt. Daarbij wordt een extra investering in de ruimtelijke kwaliteit van het erf gevraagd (bijvoorbeeld in de vorm van erfbeplanting, opknappen gebouwen, natuurontwikkeling).

Voorwaarden

Voor nieuwe minicampings worden de volgende voorwaarden gehanteerd:

  • 15 kampeermiddelen voor het kleinschalig kamperen, op of grenzend aan het agrarisch bouwvlak;
  • maximaal 25 kampeermiddelen alleen op of grenzend aan het agrarisch bouwvlak onder voorwaarden;
  • voorzien van een goede landschappelijke inpassing (afschermende opgaande beplantingsstrook met streekeigen soorten van 5 meter breedte);
  • sanitaire voorzieningen en recreatieruimten binnen bestaande gebouwen op het bouwvlak;
  • geen stacaravans; alle kampeermiddelen dienen in de winter te worden verwijderd.

Logies met ontbijt

De verhuur van maximaal 2 kamers van een bestaande woning voor logies met ontbijt wordt in het algemeen mogelijk en toelaatbaar geacht. Deze ondergeschikte vorm van gebruik (er wordt niet ge- of verbouwd) wordt in het hele plangebied toegestaan met uitzondering van het LOG.

Voorgesteld wordt om in het buitengebied, met uitzondering van het landbouwontwikkelingsgebied, de verbouw (geen uitbreiding van bebouwing) van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor verblijfsrecreatieve eenheden toe te staan. Daarbij dient voorkomen te worden dat deze verblijfsrecreatieve eenheden benut gaan worden voor permanente bewoning. Toelaatbaar is uitsluitend een sobere vorm van logiesverstrekking en een beperkt aantal eenheden per perceel. Voor deze verruiming van gebruiksmogelijkheden wordt een extra investering in de ruimtelijke kwaliteit van het erf gewenst (bijvoorbeeld in de vorm van erfbeplanting, opknappen gebouwen, natuurontwikkeling).

Overige recreatieve voorzieningen

De huidige recreatieve voorzieningen worden in principe positief bestemd en krijgen, overeenkomstig het provinciale beleid, ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de bebouwing met ten hoogste 15% mag worden uitgebreid. Het gaat daarbij om uiteenlopende activiteiten zoals volkstuinen, speelboerderijen, manegebedrijf, tenniscentrum, hondendressuurterrein en een scoutingterrein. Per geval zal de uitbreidingsmogelijkheid bekeken worden.

Het recreatief bedrijf Pukkemuk is in het geldende bestemmingsplan niet als zodanig bestemd. Het bedrijf heeft een grote aantrekkingskracht, voorziet in een duidelijke behoefte en past met de formule van speel- en kinderboerderij ook goed in het buitengebied op een voormalig agrarisch bedrijf. Het gemeentebestuur wil het bedrijf positief bestemmen met dien verstande dat de omliggende agrarische bedrijven geen beperkingen mogen ondervinden en dat de ontwikkeling van het LOG ook geen gevaar mag lopen. Dit is mogelijk op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Voor Pukkemuk geldt in het kader van de Wgv namelijk een beperkte bescherming en wel als volgt. Artikel 3 lid 2 van de Wgv bepaalt dat er een minimale afstand van 50 meter moet zijn tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij. Dat is bij Pukkemuk het geval. Op 14 februari 2001 heeft het college formeel toestemming verleend voor de recreatieve activiteiten bij Pukkemuk en dat is dus na de genoemde peildatum.

Als de huidige en toekomstige activiteiten van Pukkemuk plaatsvinden op 50 meter of meer van de omliggende veehouderijen leveren deze activiteiten geen beperking op voor de omliggende bedrijven. Hun milieuvergunning komt dus niet in gevaar. Dit geldt ook voor nieuwe bedrijven die zich in het LOG willen vestigen. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 maart 2008 het principebesluit genomen in te stemmen met een gevraagde uitbreiding van activiteiten (waaronder het realiseren van mogelijkheden voor verblijfsrecreatie) mits aan de voorwaarde van 50 meter wordt voldaan en er een goede ruimtelijke onderbouwing wordt gegeven van de gevraagde uitbreiding (zie ook bijlage 9).

Nieuwe recreatieve voorzieningen zijn, afhankelijk van het gebied en onder voorwaarden, aanvaardbaar in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Deze (on)mogelijkheden worden in een van de volgende paragraven beschreven.