direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofdstraat 93-95 en Het Hofke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201504-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Hoofdstraat 93-95 en Het Hofke" van de gemeente Deurne.

1.1 Aanleiding en doel

Op het adres Hoofdstraat 93-95 in Liessel was voorheen een transportbedrijf gevestigd. Het bedrijfsterrein is al geruime tijd niet meer in gebruik. Bots Bouwgroep Liessel B.V. heeft het perceel verworven met als doel te realiseren:

  • twee patiowoningen aan de zijde van de Hoofdstraat;
  • zes twee-onder-een-kap-woningen en een vrijstaande woning op het achterliggende terrein, ontsloten via een nieuw pad;
  • in de toekomst mogelijk een langzaamverkeersroute tussen de Hoofdstraat en het bedrijventerrein Willige Laagt.

De toevoeging van deze negen nieuwe woningen gaat gepaard met een afname van het aantal toegestane woningen ter plaatse van de locatie Het Hofke met eveneens negen. Per saldo blijft het aantal (planologisch toegestane) woningen in Liessel daarmee gelijk.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie G:

  • plandeel Hoofdstraat 93-95: nummer 5438 (oppervlakte 2655 m²);
  • plandeel Het Hofke: nummers 4379 (gedeeltelijk), 4380, 5476 (ged.) en 5478 (ged.) (oppervlakte 2650 m²).

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Liessel, 2e herziening",

vastgesteld door de gemeenteraad op 25 juni 2013.

Hoofdstraat 93-95
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van dit plandeel is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN PLANDEEL HOOFDSTRAAT 93-95

Dit plandeel ligt grotendeels in de bestemming 'Gemengd'. Ter plaatse zijn uitsluitend de bestaande woning en een bestaand bedrijf toegestaan.
Het oostelijke deel ligt binnen de bestemming 'Woongebied'. Het toevoegen van een woning is ter plaatse niet mogelijk, omdat er sprake is van een te grote afstand tot de openbare weg.

Op dit plandeel is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' van toepassing. Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 50 centimeter met een oppervlakte van meer dan 250 m².

Het Hofke
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van dit plandeel is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0004.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN PLANDEEL HET HOFKE

Ter plaatse van dit plandeel geldt de bestemming 'Woongebied'. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor het bouwen van maximaal 30 woningen.
Er ligt geen archeologische dubbelbestemming op dit gebied.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

De volgende afbeelding geeft het plangebied in zijn omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0005.jpg"

PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING

Hoofdstraat 93-95

Dit plandeel grenst direct aan de Hoofdstraat: één van de historische bebouwingslinten van Liessel. Het gedeelte van de Hoofdstraat ten zuiden van Oude Molen en Nieuwstraat is als dorpscentrum aan te duiden, gezien het relatief hoge aantal dorpse functies. Ten noorden van Oude Molen en Nieuwstraat is de Hoofdstraat meer een dorpslint met een matige menging van dorpse functies, zoals horeca, kleinschalige bedrijvigheid en wonen. Het plangebied ligt in het noordelijke deel.
Ten noordoosten van dit plandeel ligt het bedrijventerrein Willige Laagt.

De bebouwing langs de Hoofdstraat wordt gekenmerkt door individuele panden met gevarieerde leeftijd, grootte, vorm en functie. Er staan voornamelijk vrijstaande en halfvrijstaande woningen in één en twee lagen met kap.
Direct ten noorden van het plangebied is een eetcafé gevestigd, met de voorzieningen voor een handboogvereniging op het achterterrein. Het perceel ten zuiden van het plangebied is in gebruik door een rolluikenwinkel.

Binnen het plangebied staat een oud boerderijgebouw, dat in een vervallen staat verkeert. De ramen en deuren zijn dichtgespijkerd. Het geheel geeft een armoedige aanblik (zie onderstaande foto). Het overige deel van het plangebied is onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0006.jpg"

Het Hofke
Het plandeel Het Hofke behoort tot de Woonservicezone Liessel, met onder meer diverse appartementencomplexen voor senioren met intramurale en extramurale zorg, en een basisschool.
Binnen het plangebied staan thans drie blokken van elk vier aanleunwoningen. Op grond van het huidige bestemmingsplan "Kom Liessel, 2e herziening", mogen hier maximaal 30 woningen gebouwd worden.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk wordt het feitelijke plan binnen de twee plandelen beschreven.

3.1 Bouwplan

Hoofdstraat 93-95

Het bouwplan voor dit plandeel omvat de bouw van totaal negen woningen. Op onderstaande afbeelding is een impressie van de situering van het bouwplan afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0007.jpg"

IMPRESSIE SITUERING BOUWPLAN

Aan de Hoofdstraat worden twee woningen gebouwd (seniorgeschikt) op percelen van circa 215 m². Het betreffen woningen waarvan het hoofdgebouw een oppervlakte heeft van circa 60 m², bestaande uit één bouwlaag met zadeldak. De goothoogte bedraagt circa 3,6 meter en de bouwhoogte 7,8 meter.

Aan het hoofdgebouw wordt een aanbouw gerealiseerd met een oppervlakte van circa 50 m², bestaande uit één bouwlaag. De woningen worden middels de aanbouwen geschakeld.

In het verlengde achter de patiowoningen worden zes nieuwe woonpercelen gecreëerd, met oppervlakten van elk circa 200 m². Hierop worden zes twee-onder-een-kap-woningen gerealiseerd. Het hoofdgebouw van elke woning heeft een bebouwd oppervlak van circa 55 m². De woningen bestaan uit twee bouwlagen en worden voorzien van een zadeldak. De goothoogte bedraagt circa 6 meter en de bouwhoogte 10,2 meter.
Aan het hoofdgebouw worden garages/bergingen in één bouwlaag gebouwd met een oppervlakte van circa 20 m².

Het meest oostelijke deel van het plangebied biedt ruimte voor een vrijstaande woning op een perceel van circa 300 m². De woning bestaat uit maximaal twee bouwlagen en wordt voorzien van een zadeldak; goothoogte maximaal 6 meter, bouwhoogte maximaal 11 meter.
Aan het hoofdgebouw kan een garage/berging worden gebouwd in één bouwlaag met plat of schuin dak.

Het Hofke

Dit bestemmingsplan omvat voor het plandeel Het Hofke uitsluitend een planologische afname met negen woningen. Waar in het huidige bestemmingsplan “Kom Liessel, 2e herziening” ter plaatse maximaal 30 woningen zijn toegestaan, zijn daar in op grond van dit bestemmingsplan maximaal 21 woningen toegestaan. Op dit moment zijn er echter nog geen concrete nieuwbouwplannen voor deze locatie aan het Hofke.

Gezien de planlocatie Het Hofke alleen ziet op een planologische afname van 9 woningen ten behoeve van de 9 woningen aan de Hoofdstraat 93-95, zal hierna alleen ingegaan worden op het bouwplan aan de Hoofdstraat 93-95.

3.2 Verkeer en parkeren

Hoofdstraat 93-95

De patiowoningen worden rechtstreeks ontsloten op de Hoofdstraat. Voor de ontsluiting van de overige woningen wordt een nieuwe straat aangelegd, evenwijdig aan de noordelijke perceelgrens. Aan het einde van de straat zal een mogelijkheid voor keren worden aangelegd (cul-de-sac). Het aanleggen van de straat is verkeerstechnisch aanvaardbaar.
De mogelijkheid bestaat om de straat in de toekomst langs de noordelijke perceelgrens door te trekken in de vorm van een langzaamverkeersroute naar het bedrijventerrein Willige Laagt.

In onderstaande tabel is de verkeersaantrekkende werking in de bestaande en nieuwe situatie weergegeven. Het betreft het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal. De kencijfers zijn gebaseerd op de CROW Kennisbank.

functie   kencijfer   bestaand   nieuw  
    opp./aantal   aantal mvt.   opp./aantal   aantal mvt  
transportbedrijf   4,2 1)   250 m²   11   0 m²   0  
woning (2-o-1-k/patio)   7,7 2)   0 won.   0   8 won.   62  
woning (vrijstaand)   8,1 3)   0 won.   0   1 won.   8  
totaal       11     70  

1)   Betreft het aantal motorvoertuigbewegingen per 100 m² bvo. Uitgegaan is van het laagstgenoemde aantal bij de functie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)', niet stedelijk, schil centrum.  
2)   Uitgegaan is van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen voor een twee-onder-een-kap-woning, niet stedelijk, schil centrum.  
3)   Uitgegaan is van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen voor een vrijstaande woning, niet stedelijk, schil centrum.  

Als gevolg van het plan neemt het aantal verkeersbewegingen toe van 11 naar 70 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De capaciteit van de Hoofdstraat en de omliggende straten is voldoende groot om deze toename te kunnen verwerken.

Voor het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen heeft de gemeente Deurne de Nota parkeernormen opgesteld. Voor twee-onder-een-kap-woningen binnen de 'overige kernen' geldt de norm van 2,0 parkeerplaatsen per woning, waarvan ten minste 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers toegankelijk moet zijn. Voor de vrijstaande woning geldt de norm van 2,1 parkeerplaatsen, waarvan 0,3 voor bezoekers. Voor het bouwplan zijn derhalve in totaal 18 parkeerplaatsen nodig, waarvan 3 voor bezoekers.
Elke woning krijgt een eigen oprit. Conform de Nota geldt dit als één parkeerplaats. Op de woonpercelen worden daarmee negen parkeerplaatsen aangelegd. Voorts worden er langs de nieuwe ontsluitingsstraat nog eens acht parkeerplaatsen aangelegd, die tevens voor bezoekers bereikbaar zijn. Langs de vrijstaande woning op de kopse kant komt één parkeerplaats, dat maakt in totaal 18 parkeerplaatsen.

3.3 Groen en water

Hoofdstraat 93-95

Het bestaand opgaande groen binnen het plangebied bestaande uit erfbeplanting wordt verwijderd. Langs het nieuwe ontsluitingspad wordt een rij bomen en een groene berm geplant. De woonpercelen worden voorzien van erfbeplanting.
Binnen dit plandeel is geen oppervlaktewater aanwezig.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - dat de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkeling gezien. In voorliggend plan blijft het aantal woningen per saldo gelijk. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse

Het plangebied ligt in Liessel, een 'kern in het landelijk gebied'. Conform het structuurvisiebeleid moeten deze kernen voorzien in de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar locaties binnen het bestaande ruimtebeslag van de betreffende kern.

Het plan omvat de bouw van negen woningen als een vorm van inbreiding. Omdat het plan tevens een (planologische) afname van negen woningen bevat, blijft het aantal woningen in Liessel gelijk.

Conclusie

Het plan past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.

Het plangebied ligt binnen de structuur 'Bestaand stedelijk gebied (kernen in landelijk gebied'. Er zijn geen aanduidingen aan de orde.

Voor het plan zijn de volgende artikelen van toepassing:

  • artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit
  • artikel 4 - Bestaand stedelijk gebied

Artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat sprake is van behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en dat toepassing wordt gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Het plan betreft een vorm van inbreiding waarbij een bestaande, rommelige situatie wordt opgeheven. De woningen passen qua aard en schaal bij de kern Liessel. Er is daarmee sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Artikel 4 - Bestaand stedelijk gebied
Conform dit artikel mogen stedelijke ontwikkelingen uitsluitend in bestaand stedelijk gebied plaatsvinden. Bij nieuwbouw van woningen moet bovendien worden verantwoord in hoeverre deze passen in de regionale afspraken ten aanzien van woningbouw.
Het plangebied is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied van Liessel. Omdat het bouwplan gepaard gaat met een afname van een even groot aantal woningen elders binnen de kern, blijft het aantal woningen per saldo gelijk. Het plan past derhalve in de regionale afspraken.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie

De gemeenteraad heeft in 2011 de Structuurvisie Deurne vastgesteld. Met trekking tot het aspect wonen is hierin het volgende beleid opgenomen: "De golf van de 'bevolkingsexplosie' en de 'stedelijke expansie' is aan het verlopen. Rekening moet worden gehouden met een krimp van de bevolking en stabilisatie van de woningvoorraad. De woningvraag verschuift naar starters-, senioren- en zorgwonen. Voor Liessel geldt betaalbaar bouwen voor de eigen behoefte. Inbreiding en renovatie vóór uitbreiding, en duurzaam bouwen als leidend motto."

Voorliggend bestemmingsplan omvat naast de bouw van negen nieuwe woningen tevens de planologische afname van eveneens negen woningen, waarmee het aantal woningen in Liessel per saldo gelijk blijft. Hiermee past het plan in de wens tot stabilisering van de woningvoorraad.

4.3.2 Woningbouwbeleid

De gemeentelijke Woonvisie 2015 - 2030 is in samenwerking met maatschappelijke partners tot stand gekomen en beschrijft het woningbouwbeleid voor de afzonderlijke kernen in de gemeente. Uitgangspunt is dat woningen er zijn om de bevolking te huisvesten. De woningvoorraad moet daarmee aansluiten bij de huidige en toekomstige behoeften van de Deurnese bevolking.
De gemeente Deurne geeft prioriteit aan starters/jonge gezinnen en senioren, en middeldure koopwoningen. Daarbij ligt de nadruk op (sociale) huurwoningen en koopwoningen tot 250.000 v.o.n. Het basisprogramma in Liessel bedraagt volgens de Woonvisie in de periode 2015-2025 72 woningen en in de periode 2015-2030 86 woningen.

De afgelopen jaren is het aanbod aan woningen in Liessel - en vooral het aanbod aan sociale huurwoningen - sterk uitgebreid, onder meer door de realisatie van de woonservicezone. Met woningbouwvereniging Bergopwaarts is afgesproken dat een deel van de plancapaciteit van Het Hofke verschoven wordt naar de locatie Hoofdstraat 93-95 om ook andere type woningen mogelijk te maken.

Voorliggend plan omvat de bouw van woningen voor de doelgroepen starters/jonge gezinnen en senioren, in de gewenste prijscategorie. Hoewel het aantal woningen per saldo gelijk blijft, is er een verschuiving in doelgroep. Hiermee past het binnen de kaders van de Woonvisie.

De Regionale Agenda Wonen 2015 is vastgesteld in het Ruimtelijk Regionaal Overleg (RRO) van 16 december 2015. Hierin is het woningbouwprogramma voor de periode 2015-2024 vastgelegd voor de regio Zuidoost-Brabant. De gemeente Deurne mag in deze periode totaal 1.090 woningen netto toevoegen aan de woningvoorraad. Als gevolg van saldering blijft het aantal woningen als gevolg van voorliggend bestemmingsplan gelijk. Het plan past derhalve in de Regionale Agenda.

Conclusie

Het plan past binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid.

4.3.3 Welstandsnota

Zowel het bestemmingsplan als de welstandsnota regelt de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In beide documenten zijn regels opgenomen voor het oprichten van bouwwerken. Bestemmingsplannen en de welstandsnota zijn daarom zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Hoofduitgangspunten staan in de regels van bestemmingsplannen. Die zijn voor iedereen bindend. De uitwerking in architectuur wordt vastgelegd in de welstandsnota en daarin is ook bepaald of delen welstandsvrij zijn. De feitelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Hoofdstraat 93-95
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken zijn diverse onderzoeken uitgevoerd:

  • diverse bodemonderzoeken (periode 1998-2010);
  • aanvullend bodemonderzoek (28 juni 2013);
  • nader onderzoek asbest bodem (9 april 2015).

Diverse bodemonderzoeken
Gedurende de periode 1998-2010 zijn in het plangebied diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, waaronder een verkennend bodemonderzoek. Hieruit volgde dat er nader onderzoek gewenst is naar twee verontreinigingen met minerale olie en één met koper en zink. Daarnaast is er aanleiding tot een onderzoek naar asbest in de bodem. Voor wat betreft de overige terreindelen en onderzochte stoffen is er geen belemmering voor woningbouw.

Aanvullend bodemonderzoek
Naar aanleiding van de resultaten uit de diverse bodemonderzoeken heeft Lankelma Geotechniek uit Oirschot een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de aangetroffen verontreinigingen: rapport "Aanvullend bodemonderzoek Hoofdstraat 93-95 te Liessel" (28 juni 2013, nr. 63854-A). Het onderzoeksrapport is als bijlage 1 bijgevoegd.
Lankelma concludeert dat één van de verontreinigingen met minerale olie en de verontreiniging met koper en zink van dusdanig grote omvang is (>25 m³) dat sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. De andere verontreiniging is kleiner dan 25 m³. De Wet bodembescherming maakt onderscheid tussen historische gevallen die vóór 1 januari 1987 zijn ontstaan en nieuwe gevallen van verontreiniging die vanaf die datum zijn ontstaan. Omdat alle verontreinigingen van vóór 1987 zijn, hoeft er geen volledige sanering plaats te vinden.

Nader onderzoek asbest bodem
Eveneens naar aanleiding van de resultaten uit de diverse bodemonderzoeken heeft Econsultancy uit Swalmen een nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in de bodem: rapport "Nader onderzoek asbest in bodem, Hoofdstraat 93-95 te Liessel" (9 april 2015, nr. 15031222). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.
Econsultancy concludeert dat er binnen het plangebied geen asbest is aangetroffen, behoudens voor een tweetal locaties. Econsultancy adviseert deze locaties te saneren conform het Besluit Uniforme Saneringen (BUS).

Het Hofke
Ter plaatse van de locatie Het Hofke heeft recent geen bodemonderzoek plaatsgevonden. Dat is ook niet nodig, omdat de bestemming niet verandert en er bovendien thans geen bouwactiviteiten voorgenomen zijn. Te zijner tijd zal in het kader van een aanvraag om omgevingsvergunning een recent verkennend bodemonderzoek moeten worden overgelegd.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan. Wel dienen werkzaamheden in de bodem worden voorafgegaan door een BUS-melding of saneringsplan voor de aantroffen bodemverontreinigingen en de asbestverontreiniging. Grondverzet kan alleen plaatsvinden na goedkeuring van het bevoegd gezag Wet bodembescherming.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype
De VNG-handreiking onderscheidt de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied', afgestemd op de omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd. Het plandeel Hoofdstraat 93-95 is onderdeel van een historisch dorpslint met een matige menging aan functies. Direct naast wonen komen andere functies voor zoals, winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden mogen de in de handreiking opgenomen richtafstanden met één stap worden verkleind.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plandeel Hoofdstraat 93-95. Een beoordeling van de locatie Het Hofke is niet nodig.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand1)  
werkelijke afstand  
Hoofdstraat 89: detailhandel   47   1   0 m   2 m  
Hoofdstraat 88-90: cafetaria/bistro   561   1   0 m   16 m  
Hoofdstraat 99: eetcafé   561   1   0 m   11 m  
Hoofdstraat 99a: handboogvereniging   932.2   1   0 m   5 m  
Bedrijventerrein Willige Laagt   div.   3.1   30 m   16 m  
1)   op basis van omgevingstype 'gemengd gebied'  

De nieuwe woningen liggen binnen de richtafstand van het Bedrijventerrein Willige Laagt. Hoewel in de zone nabij onderhavig plangebied thans nog geen bedrijf aanwezig is, is het noodzakelijk hierop vooruit te lopen. DPA Cauberg-Huygen uit Son heeft hiertoe een onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek in kader van inpasbaarheid nieuwe woningen Hoofdstraat te Liessel" (7 juni 2016, nr. 01322-13981-03). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
DPA Cauberg-Huygen stelt dat de bouw van de nieuwe woningen geen belemmering vormt voor de bedrijfsactiviteiten op het naastgelegen bedrijventerrein. DPA Cauberg-Huygen adviseert voorts op de oostgrens van het meest oostelijke perceel een geluidscherm met een hoogte van 2 meter te plaatsen, om te voorzien in een goed woon- en leefklimaat in de woning. Tot slot concludeert DPA Cauberg-Huygen dat met een standaard vereiste geluidwering (overeenkomstig het Bouwbesluit) ruimschoots kan worden voldaan aan de gestelde eis voor het binnenniveau, waarmee sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'.

Het aanbrengen en instandhouden van het geluidscherm is vervat in een voorwaardelijke verplichting in de planregels (artikel 3.4.2).

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Daaruit blijkt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat de bouw van negen woningen. Hoewel het aantal woningen als gevolg van voorliggend bestemmingsplan niet toeneemt, worden de nieuwe woningen op een andere locatie mogelijk gemaakt. Een toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is derhalve nodig.

In de Geurgebiedsvisie 2015 en Verordening geurhinder 2015 van de gemeente Deurne is voor de kern Liessel een geurnorm van 2,0 Ou/m³ opgenomen. De nieuwe woningen liggen in de kern van Liessel. De afstand tot agrarische bedrijven is dusdanig groot dat er geen sprake is van belemmering van de bedrijfsvoering als gevolg van de bouw van de woningen.

Zoals uit de onderstaande afbeelding met achtergrondgeurbelasting van 1 juli 2015 blijkt, is het woon- en leefklimaat ter hoogte van de planlocatie “zeer goed”. De achtergrondgeurbelasting van veehouderijen vormt geen belemmering voor het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0008.jpg"

BEOORDELING LEEFKLIMAAT OP BASIS VAN GEURHINDER

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Op de Hoofdstraat en de overige omliggende straten geldt het 30 km/uur-snelheidsregime. Dergelijke straten hebben geen onderzoekszone, waardoor er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is.

In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is het wenselijk te onderzoeken of voorzien kan worden in een goed woon- en leefklimaat. Daarvan is sprake als het geluidniveau in de woningen 33 dB of minder bedraagt. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de geluidniveaus. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning moet worden beoordeeld of specifieke maatregelen aan de gevels nodig zijn om het gewenste binnenniveau te kunnen bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0009.jpg"

VERKEERSLAWAAI

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig. Het aspect geluidhinder van het nabijgelegen bedrijventerrein is in paragraaf 5.1.2 aan de orde gekomen.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Naar aanleiding van onderhavig plan worden per saldo geen woningen toegevoegd. Het plan betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0010.jpg"

NIBM-REKENTOOL

Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn uitsluitend het wegverkeer en intensieve veehouderijen beoordeeld.

Wegverkeer
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2015, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0762.BP201504-C001_0011.jpg"

NSL-TOOL

Uit de monitoringstool volgt dat de concentraties NO2 en PM10 in de lucht lager zijn dan 35 µg/m3 en daarmee voldoen aan de jaargemiddelden voor deze stoffen.

Intensieve veehouderijen
De gemeente Deurne heeft een berekening van de fijnstofconcentratie op basis van de vigerende omgevingsvergunningen voor intensieve veehouderijen uitgevoerd (peildatum 1 juli 2015). De fijnstofconcentratie ter plaatse van het plangebied bedraagt minder dan 25 µg/m3 gelegen, waarmee voldaan wordt aan de wettelijke norm van 40 µg/m3.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Deurne in 2008 eigen archeologiebeleid vastgesteld.

Hoofdstraat 93-95
Het plandeel Hoofdstraat 93-95 heeft een hoge archeologische verwachting (categorie 3). Deze verwachtingswaarde heeft zijn doorslag gekregen in het vigerende bestemmingsplan "2e herziening, Kom Liessel" middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog'. Daarin is een onderzoeksplicht opgenomen voor activiteiten in de bodem met een diepte van meer dan 50 cm over een oppervlakte van meer dan 250 m².

Een archeologisch bureau- en booronderzoek is uitgevoerd, maar nog niet volledig afgerond. Dit is de reden dat de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoog" op deze locatie in dit bestemmingsplan (voorlopig) gehandhaafd blijft.

Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag.

Het Hofke
Ter plaatse van Het Hofke geldt geen archeologische verwachtingswaarde.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plangebied is daarentegen wel onderdeel van het historische dorpslint Hoofdstraat. Middels de welstandsnota worden de kwaliteiten van het dorpslint in voldoende mate geborgd. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

Het historische dorpslint wordt gekenmerkt door veel verschillende soorten bebouwing (qua type en leeftijd), die typisch is voor een langzame verdichting van het lint. Ook de meer oorspronkelijk agrarische bebouwing (langgevelboerderijen) zijn op verschillende plekken nog aanwezig. Door de geplande nieuwbouw verdwijnt er een circa 100 jaar oude boerderij. Deze is echter zeer vervallen en heeft geen monumentale status. Daarnaast wordt door de nieuwbouw een nieuwe laag in de historie toegevoegd.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

Per 1 juli 2015 is Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gestart, die tot een beperking moet leiden van de stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden. In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar. De bouw van woningen behoort tot de autonome groei. Een nadere beoordeling aan de PAS is niet nodig. Omdat het plan per saldo niet zal leiden tot een toename van het aantal woningen, kan worden geconcludeerd dat het plan geen negatief effect heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Econsultancy uit Swalmen heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het bouwplan op zowel beschermde gebieden als beschermde soorten: rapport "Quickscan flora en fauna Hoofdstraat (ong) te Liessel" (1 april 2015, nr. 15021169), dat als bijlage 5 is bijgevoegd.
Econsultancy concludeert dat gelet op de gevonden, te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling de verwachting is dat voorgenomen ingrepen uitvoerbaar zijn. Econsultancy adviseert om voor aanvang van de sloop van de bebouwing en de werkzaamheden met betrekking tot de bebouwing nader te onderzoek of er sprake is van nestlocaties van huismus of gierzwaluw, verblijfplaatsen van een vleermuizen en een vaste rust- en verblijfplaats van steenmarter.

Naar aanleiding van de quickscan heeft Econsultancy een aanvullend onderzoek uitgevoerd: rapport "Aanvullend ecologisch veldonderzoek Hoofdstraat (ong.) te Liessel" (24 december 2015, nr. 15043327). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Econsultancy concludeert daarin het volgende:

  • Huismus: bij verwijdering van de heggen treedt mogelijk indirect verstoring op op de nestlocaties ten noorden van de onderzoekslocatie gezien de heggen aan de noordgrens deel uit maken van het functioneel leefgebied. Om verstoring en overtreding van Flora- en faunawet te voorkomen wordt in de toekomstige situatie een heg van vergelijkbare kwaliteit gerealiseerd op de onderzoekslocatie binnen 50 meter van de nestlocatie. Als tijdelijke overbrugging bieden de coniferen ten oosten van de onderzoekslocatie voldoende alternatief. Op deze wijze wordt indirecte verstoring van de nestlocaties voorkomen en is overtreding van de Flora- en faunawet niet aan de orde. Een ontheffingsaanvraag is dan ook niet aan de orde.
  • Vleermuizen: bij de sloop van de bebouwing is sprake van verstoring en vernietiging van winterverblijfplaatsen van vleermuizen. Ten behoeve van de sloop van de bebouwing dient hiervoor een ontheffing te worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Onderdeel van het vergunningtraject is het treffen van maatregelen om de functionaliteit van de verblijfplaats duurzaam te behouden en verstoring van individuen te voorkomen.
  • Gierzwaluw en steenmarter: er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen in de bebouwing vastgesteld. Een evnetuele verstoring ten aanzien van deze soorten is dan ook niet aan de orde.

De aanvraag om ontheffing en de mitigerende maatregelen zullen verder beslag krijgen in de omgevingsvergunning voor het slopen en de inrichting van het terrein.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m2 is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
5.3.2.4 Gemeente Deurne

Het gemeentelijk hemelwaterbeleid staat beschreven in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2017. Uitgangspunt hierbij is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hemelwater op hun terrein. Echter voor woonpercelen kleiner dan 500 m² wordt niet geëist dat op eigen terrein waterberging wordt aangelegd. Het gescheiden aanbieden van hemewater en afvalwater volstaat dan.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is redelijk goed.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt meer dan 80 cm -mv (bron: bodemkaart).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterberging, waterkering of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Het plan omvat negen nieuwe woonpercelen met oppervlakten van 180 tot 300 m². In totaal wordt circa 550 m² verharding in de openbare ruimte, en circa 1330 m² aan nieuwe gebouwen en verharding op de woonpercelen toegevoegd, tezamen 1880 m².

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Om hydrologisch neutraal te ontwikkelen wordt over het te realiseren verhard oppervlak een hemelwaterberging van 50 mm gevraagd. Bij een verhard oppervlak van 1880 m² komt dit neer op 94 m³.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Omdat de toename van het verharde oppervlak minder dan 2000 m² bedraagt, stelt het waterschap geen eisen aan de verwerking van het hemelwater. Uitsluitend het gemeentelijke beleid is van toepassing. De nieuwe woonpercelen zijn kleiner dan 500 m², waardoor er geen hemelwatervoorzieningen op eigen terrein hoeven worden aangelegd. In de toegangsweg naar de woningen wordt een gescheiden riool aangelegd met aansluiting op de riolering in de Hoofdstraat. De hemelwaterafvoer heeft voldoende capaciteit om de extra 94 m³ als gevolg van het plan te bergen.

5.3.5 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft een aantal aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Behoefte

Het plan omvat de bouw van negen woningen in diverse bebouwingscategorieën, passend in het gemeentelijke en regionale woningbouwprogramma. Hiermee is de behoefte in voldoende mate aangetoond.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1 )
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Woongebied (artikel 3)
Dit artikel is op het gehele plangebied van toepassing. Het toegestane aantal woningen is vastgelegd.

Waarde - Archeologie Hoog (artikel 4 )
Deze dubbelbestemming geldt voor de locatie Hoofdstraat die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid met 'hoge archeologische verwachting'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5 )
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 7 )
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid. Tevens zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van het strijdig gebruik opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 3. Vaststelling door gemeenteraad
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan voorgelegd aan de betrokken instanties. Alle partijen hebben het plan ingezien en zijn akkoord.

8.2 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan vanaf 10 juni 2016 tot en met 21 juli 2016 ter inzage gelegen. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 7.