direct naar inhoud van Artikel 16 Sport
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C002

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
a Staat van sportvoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig onderstaande aanduidingen uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van sportvoorzieningen. Het betreft de volgende voorzieningen:

Afkorting   Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Bestaande bebouwde oppervlakte, excl. bedrijfswoning   Maximum aantal bedrijfswoningen  
(ss-1)   specifieke vorm van sport - 1   Kranenmortelweg ong.   ruiterclub   130 m2   0  
(ss-2)   specifieke vorm van sport - 2   Moorveld ong.   ruiterclub   50 m2   0  
(ss-3)   specifieke vorm van sport - 3   Liesselseweg 205   sportvelden   190 m2   0  
(ss-4)   specifieke vorm van sport - 4   Sportweg ong.   sportvelden   66 m2   0  
(ss-6)   specifieke vorm van sport - 6   Kuilvenweg 3   sportvelden   189 m2   0
 
(ss-7)   specifieke vorm van sport - 7   Leenselweg 4-4a   manege   2733 m2   1  
(ss - 10)   specifieke vorm van sport - 10   Kerkeindseweg 9   manege   1692 m2   1  
b Bedrijfswoningen

Een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen is uitsluitend toegestaan indien dit in de tabel onder a is opgenomen, met het in de kolom 'maximum aantal bedrijfswoningen' opgenomen aantal bedrijfswoningen als maximum.

De bedrijfswoning dient aan het volgende te voldoen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. bij de bedrijfswoning mag een bijgebouw worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 5,5 m en een goothoogte van maximaal 3 m; en met een maximale oppervlakte van 150 m2.

De binnen deze bestemmingsvlakken aanwezige woningen (niet zijnde recreatiewoningen) worden als bedrijfswoningen aangemerkt.

c Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze voorschriften een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemene bebouwingsregeling

Voor de bebouwingsregeling zijn de volgende algemene uitgangspunten van belang:

  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van recreatieve voorzieningen passende bij de in 16.1.2 onder a opgenomen Staat van sportvoorzieningen opgenomen specifieke aanduidingen met bijbehorende toegestane activiteiten.
  • b. De terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat in de parkeerbehoefte per sportvoorziening op het betreffende terrein zelf kan worden voorzien.
  • c. De voor het betreffende bestemmingsvlak in de in 16.1.2 onder a opgenomen Staat van sportvoorzieningen vermelde bebouwde oppervlaktemaat mag met maximaal 15% worden vergroot.
  • d. Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
16.2.2 Sportterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 3', 'specifieke vorm van sport - 4', 'specifieke vorm van sport - 5' en 'specifieke vorm van sport - 6', te weten sportterreinen, gelden de volgende bebouwingsregels:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijde, passende binnen de bestemming zoals sportaccommodatie in de vorm van een kantine, doucheruimten, sanitaire voorzieningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van lichtmasten en sportattributen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m en de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen maximaal 4 m bedragen m.u.v.:
    • 1. lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 15 m mag bedragen;
    • 2. sport- en spelattributen waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.
16.2.3 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 16.2.1 onder c opgenomen maximale oppervlakte bebouwing ten behoeve van een éénmalige vergroting met maximaal 10 % indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
  • b. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • c. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • d. er vindt kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • e. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • f. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
16.3.2 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.3 teneinde herbouw van de bedrijfswoning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • b. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • c. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor doeleinden anders dan bepaald in artikel 16.1.2 onder a;
  • c. voor lawaaisporten;
  • d. voor militaire oefeningen;
  • e. voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de bestemming.
16.4.2 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.2 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane bedrijfswoning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.