direct naar inhoud van Artikel 12 Horeca
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C002

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven; een en ander met bijbehorende voorzieningen.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Staat van horecadoeleinden

Op de gronden met deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan de horecadoeleinden genoemd in de navolgende Staat van horecadoeleinden:

Afkorting   Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Bestaande opp. bedrijfsbebouwing, incl. dienstwoning in m2   
(sh-1)   specifieke vorm van horeca - 1   Langstraat 140   café en garagebedrijf   cafe: 158 m2 
garagebedrijf: 190 m2  
(sh-2)   specifieke vorm van horeca - 2   Liesselseweg 183   café   385 m2  
b Bedrijf

Per bestemmingsvlak is maximaal één horecabedrijf toegestaan.

c Bedrijfswoning

Per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

d Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met inbegrip van maximaal één vrijstaande of inpandige bedrijfswoning per bestemmingsvlak.

12.2.2 Situering- en maatvoeringseisen

De bebouwing dient aan het volgende te voldoen:

  • a. indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan per functie is aangegeven onder 12.1.2 onder a, eenmalig te verhogen met maximaal 15%;
  • c. de goothoogte van de gebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • f. bij de bedrijfswoning mag een bijgebouw worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 5,5 m en een goothoogte van maximaal 3 m; en met een maximale oppervlakte van 150 m2;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming mogen niet hoger zijn dan 6 m.
12.2.3 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 teneinde herbouw van de bedrijfswoning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • b. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • c. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. horecadoeleinden in de vorm van discotheken, bardancings en seksinrichtingen.
12.4.2 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.4.2 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane bedrijfswoning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.