direct naar inhoud van 6.3 Waterparagraaf
Plan: Kom Liessel, 2e herziening
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201201-D001

6.3 Waterparagraaf

6.3.1 Inleiding

De waterbelangen moeten evenwichtig worden meegenomen bij de totstandkoming van een plan. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie.

6.3.2 Het gemengd rioolstelsel Liessel

Het afvoerend verhard oppervlak dat is aangesloten op het gemengd rioolstelsel bedraagt in totaal 19 hectare. Teneinde aan de basisinspanning te voldoen is de bergbezinkleiding aangelegd direct buiten de komgrens onder de Mgr. Berkvensstraat. Om de riooloverstorten in de Hoofdstraat, Nieuwstraat en Zandstraat op te heffen wordt, nu de Biezendreef beschikbaar is voor het verkeer, de riolering in de Hoofdstraat tussen de Zandstraat en Nieuwstraat verzwaard als onderdeel van de herinrichting van het centrumgebied. De gemeente Deurne ondersteunt actief het beleid tot gescheiden inzameling van regen- en afvalwater. Dit beleid ligt vast in het door de gemeenteraad vastgestelde waterplan. Deze lozingspunten worden niet geamoveerd omdat deze lozingspunten mogelijk van belang zijn voor de afvoer van regenwater in het kader van gemeentelijke afkoppelplannen.

Het gemengd stelsel is verdeeld in een tweetal stroomgebieden. Het oostelijke, hooggelegen deel omvat het gehele gebied ten oosten van de lijn Hoofdstraat - Zandstraat inclusief de Hoofdstraat en de Zandstraat. Dit gebied voert rechtstreeks af naar het gemaal van het waterschap aan de Neerkantseweg. Het laaggelegen deel van het gemengd rioolstelsel is het deel van Liessel gelegen ten westen van de Hoofdstraat en ten noorden van de Zandstraat. In overstortsituaties stort de overtollige neerslag vanuit het hooggelegen gebied over naar het laaggelegen gebied via een interne overstort in de Mgr. Berkvensstraat. Het gemaal bij de bergbezinkleiding in de Mgr. Berkvensstraat zorgt voor de bemaling van het laaggelegen gebied. Door een persleiding wordt het afvalwater door het gemaal afgevoerd naar het hooggelegen stelsel.

6.3.3 Recente rioleringsplannen

6.3.3.1 Het verbeterd gescheiden rioolstelsel van het bedrijventerrein Willige Laagt

Het afvoerend verhard oppervlak van het bedrijventerrein bedraagt 5,1 hectare. Het vuilwaterriool in het bedrijventerrein Willige Laagt voert rechtstreeks af naar het gemengd rioolstelsel in de Nieuwstraat. Het gemaal dat het regenwaterriool van het verbeterd gescheiden stelsel bemaalt injecteert het bemalen regenwater geheel bovenstrooms in de vuilwaterriolering.

6.3.3.2 Het gescheiden rioolstelsel Molenweg-west

Het afvoerend verhard oppervlak is geraamd op circa 0,865 ha Bij de inrichting van het plan is uitgegaan van een hydrologisch neutrale ontwikkeling van het gebied. De waterhuishouding binnen het gebied voldoet aan de eisen die het waterschap daaraan stelt.

Het vuilwaterriool van het gebied Molenweg-west voert het afvalwater af naar het gemengd rioolstelsel. Daarvoor is op de hoek van de Oude Molen en de Molenweg een gemaal geplaatst. Dit gemaal voert het afvalwater uit het stelsel via een korte persleiding af naar het laaggelegen deel van het gemengd rioolstelsel. Bij de aanleg van het gescheiden stelsel is het gemengd riool in de Molenweg ter hoogte van het plangebied vervangen en is van de bestaande bebouwing het regenwater zoveel mogelijk afgekoppeld. Niet alles kon worden afgekoppeld. Het vuilwaterriool wordt daardoor nog beperkt belast met regenwater. Er is voor gekozen in het stelsel geen overstorten op te nemen voor de afvoer van neerslag. De berging in het vuilwaterstelsel is ruimschoots toereikend om neerslag van het beperkt aange-sloten verhard oppervlak te bufferen.

Het regenwaterstelsel bestaat uit IT-riolering. De primaire berging in verband met het hydrologisch neutraal bouwen is het infiltratieriool. Dit riool wordt als eerste geheel gevuld voordat de groene berging binnen het plangebied wordt belast met regenwater. Zowel deze berging als het IT-riool zijn onderdeel van het infiltratiesysteem. Zodra de bergingscapaciteit geheel benut is wordt via een bermsloot aan de zuidzijde van het plan regenwater uit het gebied afgevoerd.

6.3.3.3 Gescheiden stelsels Mortierpad, Zandstraat

Binnen de inbreidingslocatie Mortierpad en de herontwikkeling van het vroegere terrein van de bowlingbaan aan de Zandstraat worden regenwater en vuilwater gescheiden ingezameld. Het regenwater wordt lokaal zoveel mogelijk in de bodem geïnfiltreerd. Voor de afvoer van het regenwater dat niet door het infiltratiesysteem kan worden verwerkt wordt gebruik gemaakt van het gemengd rioolstelsel. Voorzieningen zijn aangebracht om vervuiling van het regenwaterinfiltratiesysteem met afvalwater te voorkomen.

Knelpunten binnen het rioolstelsel in de vorm van wateroverlast zijn er niet. Wel zijn op een aantal locaties problemen als gevolg van wortelingroei. Met de vervanging van de riolering in de Hoofdstraat tussen Nieuwstraat en Eikenlaan wordt dit knelpunt weggenomen.

6.3.3.4 Woonservicezone

Voor de Woonservicezone is een integraal rioleringsplan opgesteld, inhoudende dat het vuilwater op het gemeentelijk riool wordt geloosd, en het hemelwater op de locaties van het bouwen worden geloosd op lavaroosters onder de molgoten.

6.3.4 Watertoets

6.3.4.1 Algemeen

Voor ruimtelijke plannen geldt dat als een wijziging van de bestemming na januari 2001 heeft plaatsgevonden en de toegekende functie wordt gerealiseerd dit hydrologisch neutraal moet plaatsvinden. Om dat te bereiken geldt voor de waterafvoer de trits vasthouden-bergen-afvoeren en voor de waterkwaliteit de trits schoonhouden-scheiden-schoonmaken. Ten behoeve van de realisatie van de functies worden geen maatregelen getroffen die leiden tot een structurele verlaging van de grondwaterstand. Overlast door grondwater bij gebouwen moet worden voorkomen door ophoging of door kruipruimteloos te bouwen. Op grond van het kostenveroorzakersbeginsel maakt de bekostiging van de maatregelen onderdeel uit van de plannen.

Over de bekostiging van maatregelen voor de afvoer en berging van water uit gebieden waarvan de bestemming vóór februari 2001 is bepaald zijn binnen het Nationaal Bestuursakkoord Water afspraken vastgelegd. Zijn voor die gebieden nog maatregelen nodig voor de waterafvoer en waterberging dan is de waterkwantiteitbeheerder verantwoordelijk voor de bekostiging.

In het door de gemeenteraad vastgestelde waterplan voor Deurne zijn streefbeelden voor water aangegeven. Om die te realiseren worden binnen de locaties waarbinnen geen sprake is van wijziging van de bestemming of waar een wijziging geen aanleiding geeft voor compenserende maatregelen de kansen voor herstel en verbetering benut. Zo wordt bij vervanging van de riolering de haalbaarheid van scheiding van regenwater en afvalwater afgewogen en worden de mogelijkheden om regenwater te infiltreren gebruikt.

Door het gebruikmaken van de mogelijkheden voor afkoppelen, vasthouden en infiltreren van regenwater is er ruimte voor het opvangen van de autonome groei van verharde oppervlakken binnen de huidige bestemmingen en is compensatie mogelijk, indien maatregelen in verband met hydrologisch neutraal bouwen binnen een locatie binnen het bestemmingsplan niet mogelijk blijken.

In het kader van het vooroverleg zal het plan ter toetsing aan het waterschap Aa en Maas worden voorgelegd.

6.3.4.2 Uitgangspunten watertoets

Het waterschap hanteert onderstaande uitgangspunten ten aanzien van nieuwe bouwplannen.

  • Hydrologisch neutraal bouwen. Conform het beleid van het waterschap Aa en Maas (Waterbeheersplan 2) dienen nieuwe plannen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. Dit wil zeggen dat de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Hierbij mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschreden worden. Hydrologisch neutraal bouwen heeft betrekking op de afvoer van water uit het gebied maar heeft ook betrekking op grondwater, waterkwaliteit en bescherming tegen wateroverlast door grond- en oppervlaktewater. Middels dit bestemmingsplan wordt bescherming geboden aan woningen en laanbomen binnen het gebied tegen ongewenste beïnvloeding van het grondwaterpeil in het gebied.
  • Doorlopen van de afwegingsstappen: ‘hergebruik - infiltratie - buffering afvoer’. In aansluiting op het landelijke beleid (Vierde Nota waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw) hanteert het waterschap Aa en Maas het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met hemelwater. Hierbij dient de genoemde voorkeursvolgorde doorlopen te worden. Onderdeel van de planvoorbereiding van nieuwe bouwlocaties is een bodemkundig geohydrologisch onderzoek. Dat onderzoek moet uitsluitsel geven over de haalbaarheid van infiltratie van regenwater. De verwachting is dat gemeenten de zorg voor het stedelijke grondwater krijgen opgedragen.
  • Scheiding van vuil water en (schoon) regenwater. Bij alle nieuwbouwplannen en ingrijpende verbouwingsplannen wordt gescheiden afvoer van regen- en afvalwater voorgeschreven. Dit is ook het geval indien in openbaar gebied nog steeds een gemengd rioolstelsel aanwezig is. Door bij de bouwplannen de waterstromen te scheiden kunnen als het rioolstelsel wordt vervangen het regenwater en het afvalwater maximaal worden gescheiden. Daarmee wordt de maximale bijdrage aan de realisatie van de rijksdoelstellingen mogelijk.
  • Water als kans. Water kan bij een plan meerwaarde geven aan de inrichting en het gebruik. In combinatie met toegankelijk groen geeft het mogelijkheden voor recreatief medegebruik.
  • Meervoudig ruimtegebruik. Door meervoudig ruimtegebruik, bijvoorbeeld bij groenvoorzieningen of recreatief medegebruik is het ruimteverlies binnen het plangebied vanwege waterberging te beperken.
  • Voorkomen van vervuiling. Bij de planvorming, inrichting, realisatie en beheer van de gebieden moet waar mogelijk rekening gehouden worden met maatregelen ter voorkoming van aantasting van de waterkwaliteit.
  • Wateroverlastvrij bestemmen. Bij locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen moet worden gezocht naar plekken die 'hoog en droog genoeg' zijn. Indien dit niet mogelijk is moet compensatie plaatsvinden.
  • Waterschapsbelangen. Binnen het plangebied spelen de volgende waterschapsbelangen:
    - watergangen legger;
    - riooltransportleiding.

6.3.4.3 Ontwikkelingslocaties

Met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingslocaties in dit plan geldt het volgende. In het kader van het project Woonservicezone is door Bureau Kragten in 2007 een waterhuishoudingsplan opgesteld. Voor de locaties 't Hofke en Hoogveld wordt het hemelwater niet op het gemeentelijk riool aangesloten, maar opgevangen in lavakoffers van waaruit het kan infiltreren naar het grondwater. Genoemd waterhuishoudingsplan is als bijlage 5 bij dit plan gevoegd.

6.3.4.4 Individuele bouwmogelijkheden

Op de locaties met individuele bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen, dient in het kader van de omgevingsvergunningprocedure een geohydrologisch en bodemonderzoek te worden verricht.